In de 19e eeuw en begin 20e eeuw gaat het vrachtvervoer voornamelijk over het water. Tot in de kern van Minnertsga loopt de vaart die in verbinding staat met De Rie en Berlikumerwiid. Een groot netwerk van vaarwegen zorgt ervoor dat de dorpen vanuit de steden kunnen worden bevoorraad met tjalken, skûtsjes  en andere vaartuigen. Ook in Minnertsga zijn in die tijd schippersfamilies die er wonen of Minnertsga als hun standplaats hebben. Een van die schippersfamilies is de familie Zwart.

Omstreeks 1940

Sjoerd Minderts Zwart

In 1830 komen de Zuidelijke Nederlanden in opstand tegen koning Willem I. Die probeert de Belgische Revolutie neer te slaan. De bekende marineofficier Jan van Speijk krijgt in 1830 het bevel over een kanoneerboot  en neemt op 27 oktober 1830 deel aan het bombardement van Antwerpen. Nadat er een wapenstilstand is afgekondigd blijft Jan van Speijk met zijn boor voor Antwerpen liggen. De stad is op dat moment in bezit van de Nederlandse commandant David Hendrik Chassé en Van Speijk controleert alle scheepsladingen van de Antwerpenaren om er zeker van te zijn dat er geen oorlogsmateriaal wordt gesmokkeld. Op 5 februari 1831 steekt er een stormachtige wind op en wordt zijn boot tegen de Scheldewal gedreven. De kanonneerboot komt hierdoor binnen bereik van mensen op de kade en wordt bestormd door een woedende menigte. Van Speijk gooit dan een sigaar of brandende lont in het buskruit waardoor zijn schip ontploft. Vrijwel alle opvarenden, waaronder Van Speijk zelf, komen om het leven.

Vier dagen eerder, op 1 februari, is in Leeuwarden Sjoerd Minderts Zwart geboren. Het staat niet in de geboorteakte, maar het is niet ondenkbaar dat hij in een schip is geboren. Zijn vader Mindert was schipper en had als wettelijke woonplaats St. Jacobiparochie. ’s Nachts om half twaalf was het alle hens aan dek toen moeder Antje Lourens Lijmberg in de kleine verblijfruimte van het schip in het kraambed lag te baren van haar vierde kind. De andere drie kinderen waren: Jan (1824), Baukje (1826) en Lourens (1829). Uit de archieven blijkt dat vader Mindert Zwart turf vervoerde en ook in Langezwaag heeft gewoond.

Sjoerd Minderts Zwart wordt ook schipper en als hij 21 jaar is treedt hij op 28 juli 1852 in het huwelijk met de 19-jarige Lijsbert Lautenbach van Berlikum. Vlak voor de jaarwisseling in 1855 wordt hun zoon Jacobus geboren. Sjoerd en Lijsbert liggen dan met het schip in Oldemarkt. Waarschijnlijk zijn zij dan onderweg om een vracht turf op te halen uit de veenderijen in Overijssel naar Minnertsga te brengen. Twee jaar later overlijd Lijsbert op de zeer jonge leeftijd van 23 jaar. Voor zover nu bekend is zijn er niet meer kinderen uit het huwelijk van Sjoerd en Lijstbert geboren. Na het overlijden van Lijsbert wil Sjoerd opnieuw trouwen, maar er wordt dan eerst een inventarisatie opgesteld van zijn bezittingen en die van zijn wijlen vrouw Lijsbert. Die inventarisatie wordt gedaan op 17 juni 1861. De waarde van het huisraad wordt geschat op ƒ 76,75 en ‘manslijfdracht’ op ƒ 50,00. Aan goud en zilverwerk worden de volgende voorwerpen gewogen en op waarde geschat: gouden oorijzer, zilveren reukdoosje, 3 stengen koralen, 2 spelen, 1 spel en ring, zilveren vingerhoed, schaar met zilver, kerkboek met 2 zilver haken, 4 zilveren schoengespen, pijp met zilverbeslag, 2 gouden oorringen, zilveren horloge met ketting en een zilveren roomstel. Alles bij elkaar opgeteld een waarde van ƒ 126,32. En dan blijkt uit de inventarisatie ook wat voor schip Sjoerd in eigendom heeft. Het is een tjalkschip met de naam: ‘De Twee Gebroeders’. De waarde van het schip is getaxeerd op ƒ 1500,00. Ruim een maand na de inventarisatie hertrouwt Sjoerd met Grietje Feikes Tuinhof die ook in een schip is geboren. Zij is weduwe van de turfschipper Roelof Jans Lei als zij met Sjoerd Zwart in huwelijksbootje stapt.

Motorschip Soli Deo Gloria voor de kade op de hoek Tsjillen-Havenstrjitte

Roelof is overleden op 15 augustus 1860. Grietje trekt al voor haar huwelijk met Sjoerd, bij hem in met haar twee kinderen: Feike (1856) en Jan (1859). Als zij op 3 maart 1861 met hun schip in Franeker liggen bij de Leeuwarder waterpoort, overlijd de kleine Jan. Uit het huwelijk van Sjoerd Zwart en Grietje Feikes Tuinhof worden drie kinderen geboren: Baukje (1862), Rommert (1863 -oud 4 maand) en Geertje (1864 – oud 1 jaar). Moeder Grietje overlijd 15 dagen na de geboorte van haar derde kind in het huwelijk met Sjoerd. Sjoerd Zwart is dan voor de tweede keer weduwe en blijft achter met twee kinderen uit zijn twee huwelijken en Feike, een kind uit het huwelijk van Roelof Lei en Grietje Tuinhof. Sjoerd gaat, als hij 59 jaar is, een derde huwelijk aan. Hij trouwt dan met de uit Leeuwarden afkomstige 48-jarige Willemke van Boxum.

 

Jacobus Sjoerds Zwart

Jacobus uit het eerste huwelijk en Baukje uit het tweede huwelijk van hun vader Sjoerd, zijn dus half broer en zus. Baukje trouwt met Pieter Taekema van Delfstrahuizen en overlijd in 1903 in Lemmer op 41-jarige leeftijd. Jacobus trouwt op 26-jarige leeftijd met Grietje Bewie. Zij is een dochter van een binnenvisser en het oudste kind in het gezin. De familienaam Bevij komt in een aantal varianten voor in de burgerlijke stand. Zo wordt de naam als Beewy, Beevij, Bevij, Bewi, Bevij en Beve geschreven. Op 6 december 1811 neemt ene Jacobus Lieuwes in Ee (Dongeradeel) de familienaam Bevi aan. Later is de familienaam terug te vinden in Anjum, Dokkum, Dantumawoude, Drachten en Aalsum, maar uit onderzoek blijkt dat de familie oorspronkelijk van Harlingen komt. In omvang is het geen grote familie. Het familiegeslacht is een geslacht van hoofdzakelijk binnenschippers en binnenvissers. Veel nakomelingen overlijden op zeer jonge leeftijd en sommige huwelijken blijven kinderloos en uit andere huwelijken worden alleen maar meisjes geboren.

Gezin Jacobus Zwart en Grietje Bewie

Jacobus Zwart en Grietje Bewie stappen op 2 maart 1882 in Murmerwoude (het huidige Damwoude) in het huwelijksbootje. Jacobus is 26 jaar en Grietje is 23 jaar als zij elkaar het Ja-woord geven. Dat doen zij in het bijzijn van de vader van Jacobus en de vader van Grietje want de moeders van beiden zijn al overleden. Uit het huwelijk van Jacobus en Grietje worden zeven kinderen geboren: Klaaske (1883), Lijsbert (1885), Geertje (1888), Sjoerdje (1889), Sjoerd (1892), Neeltje (1897) en Jacobus (1900). Gelukkig is een mooie foto van het gezin bewaard gebleven.

Jacobus is schipper en vaart waarschijnlijk bij zijn vader op het schip. Het schip is een tjalk, genaamd ‘De Goede Verwachting’. Dat blijkt uit de boedelscheiding na het overlijden van zijn vader. Mogelijk dat het schip ‘De Goede Verwachting’ het 2e schip is van de familie Zwart of dat het oude schip ‘De Twee Gebroeders’ is hernoemd. Jacobus verkrijgt het schip en het ouderlijk huis aan de Tsjillen (huisnummer 16). Zijn ouders hebben in februari 1890 de woning met de achterliggende boomgaard gekocht voor ƒ 1200,00.

Het schippersbestaan van de familie Zwart wordt later voortgezet door de beide zonen Sjoerd en Jacobus jr. Sjoerd trouwt in 1922 met de in Firdgum geboren Sipkje Lautenbach en Jacobus jr. blijft z’n hele leven vrijgezel. Sjoerd en Jacobus jr. varen elk met een schip maar trekken wel samen op in het vervoer van turf, suikerbieten en andere bulkgoederen. Sjoerd en Sipkje krijgen drie kinderen: Luutske (1924-2009), Grietje (1927-2016) en Jacobus (1934-2011). Het leven van het schippersbestaan is hard; leven in de kleine roef, lange dagen maken, varen onder alle weersomstandigheden en zware arbeid verrichten bij het laden en lossen van de goederen. Het leven aan boord wordt later wel iets anders als er een motorschip wordt gekocht met de naam Soli Deo Gloria een Latijnse uitdrukking die betekent: Alleen aan God de eer.

Links Jacobus Zwart sr. (1855-1940) en op de rechter foto links staand Jacobus jr. (1900-1977) en zittend Sjoerd (1892-1958)

Grietje Bewie komt in augustus 1934 te overlijden en wordt op het kerkhof van Minnertsga naar haar laatste rustplaats gebracht. Bij het overlijden van Jacobus schrijft ds. J. van der Heide in het kerkblad Onze Gemeente de volgende woorden: “Dinsdag 21 augustus leidden wij de begrafenis van Grietje Bewie, echtgenoot van Jacobus Zwart. Op ziekenbezoek (in deze kortstondige ongesteldheid) waren wij juist getuige van het afscheid nemen. Nooit, nooit zullen wij het ontroerende, “Zul je daar ook komen, zullen jullie daar allen bij mij komen?”  vergeten”. Tijdens de uitvaartdienst wordt door ds. Van der Heide gelezen uit het Bijbelboek Openbaringen, uit de hoofdstukken 20 en 21 en hij spreekt daarbij de woorden: “Moge broeder Zwart in deze versen kracht en troost liggen, na een gezegende echtvereniging van ruim 52 jaar”.

Jacobus Zwart komt in februari 1940 te overlijden en ook hij wordt naar op het kerkhof naar zijn laatste rustplaats gebracht. In 1977 wordt in Jacobus jr. begraven in het graf van zijn vader. Ik heb de vaste grond gevonden waarin mijn anker eeuwig hecht, staat onderaan op de grafzerk. Een tekst die zeer passend is bij een schippersfamilie.