Tijdens mijn onderzoek en studie naar de Sédyksters probeer ik ook zoveel mogelijk in chronologische volgorde de bewoners van de woningen in beeld te brengen. Het onderzoek naar de achttien woningen en bewoners die onder Oosterbierum vallen, zit in een afrondende fase. Daarna zijn de woningen onder Tzummarum, Sexbierum, Wijnaldum aan de beurt. Bij het onderzoek naar de bewoners van de boerderij Koehool kwam ik ene Samuel Steenmeyer tegen als eigenaar van deze boerderij die hij voor zijn zoon had aangekocht. Maar bij de zoektocht naar vader en zoon Steenmeyer kwam ik aardige vermeldingen tegen die mijn nieuwsgierigheid nog meer aanwakkerde dan die al is bij het onderzoek naar de Sédyksters. Omdat Samuel Steenmeyer niet zelf op de boerderij heeft gewoond, valt hij wat buiten de kaders van de Sédyksters. Daarom heb ik van hem maar een apart verhaal opgesteld.

Wie was Samuel Steenmeyer?
Mijn nieuwsgierigheid naar deze man werd in eerste instantie aangewakkerd omdat de familienaam Steenmeyer in de beginjaren 1800 niet bepaald een familienaam was die veel voorkwam in de vroegere gemeente Barradeel. Samuel Steenmeyer is net voor de kerstdagen in 1886 op 92-jairge leeftijd in Sexbierum overleden waar hij in zijn werkzame leven boer/landbouwer is geweest. Volgens zijn overlijdensakte is hij geboren in Vlaardingen; dat moet dus omstreeks 1794 zijn geweest. Maar . . . Vlaardingen? Hoe komt die man dan in de ‘bouhoeke’ terecht? Om antwoord te krijgen op deze en nog meer vragen, heb ik wat stamboomonderzoek gedaan.

In de overlijdensakte van Samuel staan ook de namen van zijn ouders vermeld: Johannes Steenmeyer en Johanna Otter. Na enig zoekwerk lijkt het er op dat Samuel een zoon is van een predikant, maar ik behoud mij een slag om de arm omdat ik nog geen bewijs heb kunnen vinden dat dit zo is. Daarom wil ik meer weten over deze mogelijke vader en predikant. Steeds meer archieven zijn digitaal te raadplegen op internet en dat leverde een vondst op in de Haarlemse courant van 21 juli 1795 waarin mededeling wordt gedaan over het overlijden van Johanna Otter, de moeder van Samuel: ‘God ontnam my myne dierbaare Huisvrouw Johanna Otter, in den ouderdom van 38 jaaren, op heden, door den door; welk een Slag voor my en myne 5 Kinderen; niets beurd my op, als de hoop van met haar weder vereenigd te zullen worden , en Gods Vaderlyke liefde jegens my en myne Kinderen in zynen Zoon. . Myne Vrienden en Bekenden neemen met medelyden deel in myn lot, en verschoonen myne gevoeligheid van Condoleantiebrieven. Vlaarding, den 16 july, 1795. Joannes Steenmeyer, Predikant te Vlaarding.’

De namen in deze mededeling stemmen overeen met die in de overlijdensakte. Als Johanna Otter de moeder is van onze Samuel, dan heeft Samuel zijn moeder niet bewust gekend, immers hij is omstreeks 1794 geboren. Samuel treedt op de eerste dag van juni 1816 in Sexbierum in het huwelijk met Helena Gerryts Walta van Sexbierum. Van de zijde van Helena zijn haar ouders aanwezig bij de huwelijksvoltrekking. Haar grootvader van moederskant en een volle neef treden op als getuigen. Van de zijde van Samuel zijn er geen familieleden die voor hem als getuigen optreden. Daarvoor heeft hij de landbouwers Ane Jelles Jukema en Rients Jans Hofma gevraagd zo blijkt uit de huwelijksakte. Wat ook uit die akte blijkt, is dat de namen van Samuel zijn ouders worden genoemd: ‘zoon van wijlen den Weleerwaarde Heer Johannes Steenmeyer in leven predikant van de Hervormde gemeente te Vlaardingen en aldaar overleden de sesentwintigsten october Eenduizendachthonderttwee [ . . . ] en van Johanna Otter, overleden aldaar den twintigsten july Eenduizendsevenhondertvijfennegentig [ . . .]’.

Deze gegevens stemmen overeen met de tekst uit de advertentie, met uitzondering van de voornaam van Samuel zijn vader, dat moet Joannes zijn (zonder h), maar dat zal wel een verschrijving zijn geweest van de opsteller van de huwelijksakte. We kunnen nu met zekerheid stellen dat Samuel een domineeszoon is. Maar hoe Samuel, die bij zijn huwelijk al landbouwer wordt genoemd, nu in Sexbierum terecht is gekomen, blijft nog een vraagteken.

Verder zoeken naar het verborgen verleden
Eerst maar eens verder met het in beeld brengen van de nakomelingen van Samuel en Helena. Binnen dit huwelijk worden vier kinderen geboren: een Johanna en een Joannes. Beide kinderen zijn vernoemd naar de ouders van Samuel. De andere twee kinderen zijn levenloos ter wereld gekomen. Dochter Johanna trouwt later met Arjen Jelles Goodijk waarbij zij maar liefst tien kinderen krijgt. Als Arjen Jelles op 47-jarige leeftijd komt te overlijden, gaat Johanna een huwelijk aan met Jan Jacobs Bonnema. Uit dat huwelijk zijn geen kinderen geboren. Johanna en Jan liggen begraven in Itens waar nog steeds een verweerde grafsteen de plaats aanwijst van hun graf.

De zoon van Samuel, Joannes, trouwt later met Janke Johannes Faber. Zij krijgen drie kinderen: Samuel, een Minkje die slechts twee jaar wordt en vervolgens weer een Minkje. Deze zoon Joannes en zijn vrouw Janke hebben gewoond op de boerderij Koehool, maar daarover later meer in het aankomende boek over de Sédyksters.

Onze Samuel is dus vernoemd. Lopende het onderzoek probeer ik op internet met wat verschillende zoektermen meer te weten te komen over de vader van Samuel, de predikant. In het Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 17, staat meer informatie dat mij verder op weg helpt. Daarin staat een memorandum over de broer van Samuel, die net zoals Samuel zijn vader, ook predikant was.

Die broer heet ook Joannes[1] en is geboren op 28 maart 1791 in Amsterdam. De auteur van het memorandum schrijft over Joannes dat hij ‘het ongeluk zijne ouders vroegtijdig te verliezen, bragt zijne jeugdige levensjaren op kostscholen te Vianen en te Almelo door [ . . .]’. In ditzelfde biografisch woordenboek staat ook iets over de vader van Samuel en Johannes. We lezen dat hij predikant is geweest in Vuren en Dalem, Vollenhove (1779), Vlaardingen (1784) en dat hij in 1802 is overleden.  Samuel en Joannes waren dus respectievelijk al wees in hun 8ste  en 11de levensjaar. Zou Samuel, net zo als zijn broer Joannes, ook naar verschillende kostscholen zijn gebracht en op die manier in de omgeving van Sexbierum terecht zijn gekomen?

Op zoek naar het verborgen verleden kom je steeds weer tot nieuwe vragen. Op internet lees ik ook in een bron dat Samuel uit een gezin komt van vijf kinderen.[2] Ik heb twee kinderen in beeld: Joannes (*1791) en onze Samuel (*1794). Even later krijg ik ook de gegevens van het derde kind in beeld. Dat is een Teunis die omstreeks 1788 is geboren en op 10 mei 1841 in Amsterdam ongehuwd is overleden. In een andere bron staat te lezen dat de voogden mr. Abraham Steenmeyer, Jacob Steenmeyer, Barend de Harde Swart en Claas Morriën, allemaal woonachtig in Amsterdam, in januari 1806 een verzoek indienen bij de ‘Ontvanger-Generaal van het Geestelijk Comptoir te Delft’.[3] Zij zijn voogden over de vijf minderjarige kinderen van Joannes Steenmeyer, in leven predikant van de Nederduitsche Gereformeerde Gemeente te Vlaardingen. De voogden verzoeken opnieuw jaarlijks dertig gulden ‘kindergeld’ beschikbaar te stellen omdat de toezegging van 1 januari 1803 tot 31 december 1805 inmiddels is geëindigd. De voogden doen tevens het voorstel: ‘wijders het zelve van jaar tot jaar, het zij bij quartaal, het zij jaarlijks te blijven betalen, tot meerderjarigheid of eerder gevestigde staat’. De kinderen worden met name genoemd: Diwertje (ook Dieuwertie), Jacob, Teunis, Joannes en Samuel. Deze vondst geeft een eureka gevoel want het gezin Steenmeyer begint zo meer tot de verbeelding te spreken waar ik verder mee kan in mijn zoektocht naar het verborgen verleden.

In een (digitaal) boekwerk over geschiedenis van Vlaardingen staat nog een korte familieschets van de vader van Samuel.[4] Daarin staat dat zijn vader als predikant beroepen is van Vollenhoven in 1784 en in Vlaardingen is overleden en begraven. In die familieschets wordt overigens nog een kind met de naam Pieter genoemd, die nog niet in mijn overzicht voorkomt. Deze Pieter is gedoopt in Vlaardingen in augustus 1789. Verder staat er dat een kind J. Steenmeyer is begraven in december 1793. Dat is hoogstwaarschijnlijk Jacob, want die kom ik later in de archieven niet meer tegen.

Uit de inventaris van de nalatenschap van Samuel zijn vader blijkt dat Samuel zijn oudere broer Teunis extra zorg nodig heeft: ‘ten opzichte van het laats genoemde kind [Teunis] zich verpligt reeken(t) vermits sijn somtijds ziekelijke senuwen of stuyptrekkende toestand bijsonder te moeten zorgen’. Verder blijkt dat ‘de directie van het huyshouden’ was opgedragen aan ‘Juffrouw Antoinette Broedelet’.[5] Die Teunis is overigens 53 jaar geworden en niet gehuwd geweest.

Samuel in Sexbierum
Nu ik de naaste familieleden van Samuel zo goed mogelijk in beeld heb gebracht, blijft het nog gissen hoe hij in Sexbierum terecht is gekomen. Hopelijk dat ik nog eens een aanknopingspunt tegenkom in de archieven, maar voorlopig laat ik het voor wat het is. Samuel en zijn vrouw Helena zijn, zoals eerder al vermeld, in juni 1816 met elkaar in het huwelijk getreden. In een sierlijk handschrift hebben zij hun handtekening onder de huwelijksakte gezet. De 22-jarige Samuel woont dan al in Sexbierum en is volgens de akte dan al landbouwer. Helena haar vader is ook landbouwer en neemt in 1811 de familienaam Walta aan. Woonde de familie Walta op de boerderij ‘Great Walta’ of ‘Lyts Walta’? Was Samuel in dienst bij de familie Walta? Allemaal weer nieuwe vragen die tijdens dit onderzoek naar voren komen.

Op zondag 11 mei 1817 is het Heilig Avondmaal in de Hervormde kerk. Vooraf doen Samuel en Helena ‘belijdenis des Geloofs’ en zij worden daarmee aangenomen tot lidmaat van de kerk. In 1819 is Samuel al diaken van de Hervormde gemeente in Sexbierum. Wellicht dat het kerkelijk ambt als een soort van tegenprestatie is want op 15 maart dat jaar wordt hij huurder van: ‘eene Zathe groot naar naam en faam negen en tachtig pondemaat waarvan dertig Pondematen Grasland zijnde de overige landen Bouwland, met huis en schuur daarop staande No 123 [ . . . ]’. Deze boerderij is eigendom van de Hervormde gemeente en staat op topografische kaarten afgebeeld als ‘Klein Walta’. De auteurs van het boekwerk over boerderijen en gardeniershuizen in Barradeel melden dat de boerderij ‘Lyts Walta’ dicht bij de boerderij ‘Grut Walta’ heeft gestaan, maar dat die is verplaatst naar de Frjentsjerterdyk 16.[6] Uit kadastraal onderzoek blijkt dat de boerderij inderdaad is afgebroken in 1894. Kennelijk zijn de sloopmaterialen gebruikt voor de nieuwe boerderij aan de Frjentsjerterdyk, want die boerderij kreeg de naam mee van de oude en is nog jarenlang eigendom geweest van de Hervormde gemeente.

Samuel Steenmeyer blijkt, zakelijk gezien, zijn leven goed voor elkaar te hebben. Als we een overzicht produceren van hoe vaak zijn naam in de notariële archieven voorkomt, dan blijkt dat maar liefst bijna honderd keer te zijn en vaak in de rol als koper, verkoper en schuldeiser. Maar zijn naam komt ook voor als hij een huwelijk met zijn tweede vrouw, Wijtske Reinders de Jong uit Vrouwenparochie, aangaat op huwelijkse voorwaarden. Hij is dan 46 jaar en zij 42 jaar. Op latere leeftijd is Samuel ook raadslid van de vroegere gemeente Barradeel en maakt hij deel uit van de kiescommissie.

Rentenier
Samuel Steenmeyer is in 1838 eigenaar geworden van de boerderij Koehool onder Oosterbierum. Die heeft hij gekocht voor zijn zoon Joannes Jacob, want die is later de gebruiker van de ‘Zathe Koehool’. In 1875 verkoopt vader Samuel de boerderij aan zijn zoon. Dat hij zijn zoon in het zadel heeft geholpen, staat hem niet in de weg om ook te denken aan zijn nageslacht aan de zijde van zijn dochter Johanna. In september 1864 doet hij een schenking aan zijn kleinkinderen uit het huwelijk van zijn dochter die getrouwd is met Arjen Goodijk.[7] De pakesizzers: Jelle, Johannes, Tjitske, Klaas en Gerrit Goodijk krijgen ieder een gelijk aandeel in een serie effecten en certificaten met een totale waarde van ƒ 12.900. Zoon Joannes Jacob krijgt de waardepapieren in beheer en totdat de kinderen meerderjarig zijn, ontvangen de ouders van de pakesizzers de renteopbrengsten. Je zal maar zo’n pake hebben.

Tijdens het onderzoek begin je je ook af te vragen: hoe zou de beste man, deze pake, er uitgezien hebben? Foto’s hoeven we niet te zoeken want eind 19de eeuw waren die nog niet gemeengoed. Voor mijn onderzoek en studie naar de Sédyksters had ik de rijke online collectie van het Fries museum al eens geraadpleegd en mooie afbeeldingen gevonden. Op mijn verzoek heb ik goede digitale scans gekregen die gebruikt mogen worden voor het boek dat op stapel staat. Maar . . . . . laat ik die collectie ook eens raadplegen op de naam Steenmeyer. Tot mijn grote verbazing is de allereerste treffer in de collectie een portret van Samuel Steenmeyer.[8] Het blijkt tóch een zwart-wit foto te zijn die geretoucheerd is met houtskool. Maar is dit onze Samuel wel? De foto is gemaakt door de Leeuwarder fotograaf Hendrik Johannes Craije Azn. Het portret is gedateerd tussen 1880 – 1885. Samuel is eind december 1886 overleden. Het kan haast niet anders, dit moet hem zijn, de stokoude landbouwer – rentenier. Wat een gelukstreffer! Maar zoals het hoort, maak ik nog wel een voorbehoud omdat de vermeldingen bij het portret nog niets zeggen over het daadwerkelijke bewijs dat dit hem is. Graag zou ik willen weten hoe het Fries museum dit object heeft verworven en van wie dit afkomstig is. Dat zou meer zekerheid geven.

Eind mei 1878 laat Samuel zijn ‘uitersten wil’ vastleggen in een testament dat hij door notaris Hijlke de Koe in Sexbierum laat opstellen. Hij benoemd dan zijn zoon Joannes Jacob(us), landbouwer onder Oosterbierum en zijn dochter Johanna, echtgenote van Jan Jacobs Bonnema, landbouwer wonende te Gauw, als erfgenamen ieder voor de helft. Hij legateert aan de ‘Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen’, aan het hoofdbestuur dat in Amsterdam is gevestigd, de som van ƒ 3000. De voorwaarde die hij daarbij stelt is dat het bedrag zal worden belegd door aankoop van landerijen en in de boekhouding wordt opgenomen als ‘De Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen (fonds Steenmeyer)’.[9] Van de jaarlijkse revenuen moest een derde worden uitgekeerd aan de afdeling in Sexbierum bestemd voor de aankoop van boeken voor de leesbibliotheek. Het resterende tweederde deel moest ter beschikking worden gesteld aan de heer Brunia, hulponderwijzer aan de openbare lagere school in zijn rol als voorzitter van het toneelgezelschap ‘Ons genoegen’.

In november datzelfde jaar laat Samuel nog een aanvulling op het voornoemde testament opstellen.[10] Daaruit blijkt dat hij woont in de woning wat nu Terp 5 is. Hij woont daar niet alleen maar met de twee huisgenoten Jan Alderts van der Woude (1803-1891)[11] en IJtje Harkes Harkema (1804-1890). Zij mogen na de dood van Samuel in de woning blijven wonen als huisbewaarders zonder enige verplichting van betaling. Sterker nog, zij krijgen wekelijks een ‘bewaarloon’ uit de boedel van ƒ 6,00. Het vruchtgebruik van de tuin is eveneens voor de huisgenoten. Even voor de context, op het moment van het opstellen van dit testament is Samuel 84 jaar en al 28 jaar weduwnaar. Zijn huisgenoten zijn dan respectievelijk 75 en 74 jaar. Jan Alderts was (boeren)arbeider bij de geboorte van zijn twee kinderen. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat hij in dienst was bij de landbouwer Samuel.

Overlijden
In 1886, vlak voor de kerstdagen staat het overlijdensbericht van Samuel Steenmeyer in de krant met de inleidende tekst: ‘Heden morgen overleed zacht en kalm, na eene korte ongesteldheid, onze geliefde Vader en Behuwdvader SAMUEL STEENMEYER, in den gezegende ouderdom van bijna 93 jaar’.

Hij is op dinsdag 21 december overleden en het stoffelijk overschot wordt begraven op vrijdag 24 december. Vlak na de kerstdagen doen berichten in lokale en landelijke kranten de ronde, dat in wijlen Samuel Steenmeyer zijn tuin in de grond een pot is gevonden met goudgeld ter waarde van ƒ 14.000 en aan zilvergeld ter waarde van ƒ 2.000.[12]   Kort voor zijn ‘sterfuur’ heeft hij, het bij hem inwonend bejaarde echtpaar, een aanwijzing gegeven over de ingegraven pot met geld. De pot moet zijn gevonden in een broeibak waar die al tweeëntwintig jaar aan de schoot van de aarde was toevertrouwd. De locatie van de vindplaats is tussen de woningen Terp 3 en 5. Was dit ‘zwartgeld’ en wat is er met de vondst gedaan? De archieven zwijgen daarover en het zal daarom voor altijd wel in de grijze nevelen van het verleden verborgen blijven. Wat we nu wel weten is dat het bejaarde echtpaar waarover wordt gesproken, het echtpaar Van der Woude – Harkema is geweest.

Rechts de woning Terp 5. Samuel zal aan een kant gewoond hebben en zijn huisgenoten aan de andere kant van de gezamenlijke voordeur.

Dan nog verschijnt een oproeping in de krant dat een ieder die nog iets te vorderden heeft van, of verschuldigd is aan of onder zijne berusting heeft van ‘den Heer Samuel Steenmeijer’, verzocht wordt daarvan vóór 1 februari 1887 opgave, betaling of afgifte te doen bij notaris De Koe in Sexbierum.

Daarmee sluit ik voorlopig het onderzoek naar het verleden van Samuel Steenmeyer. Misschien dat er over de beste man nog eens wat opmerkelijks uit de archieven tevoorschijn komt, want het blijft vooreerst nog een raadsel hoe hij vanuit Vlaardingen in Sexbierum terecht is gekomen.

Dokkum, november 2023

Gerryt Bouma

Naschrift:

  • De stamboomgegevens van de familie Steenmeyer staan op de website www.minnertsgavroeger.nl, menuoptie: stamboom bewoners.
  • Dit verhaal is gepubliceerd in de december uitgave van Ald Barradiel van de Oudheidkundige Vereniging Barradeel. Om reden dat alleen leden die uitgave krijgen heb ik gemeend dit verhaal ook op deze website te plaatsen zodat het breder onder de aandacht kan komen.

Notenschrift

[1] Zijn naam komt ook voor als Johannes.
[2] Helaas heb ik de bron niet genoteerd en niet meer kunnen achterhalen.
[3] Besluiten van het Departementaal Bestuur van Holland, 1806, p. 256
[4] De Navorscher, een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer, G. Fuldauer, jaargang 79, 1930 p 170.
[5] Inventaris notariële archieven van Vlaardingen, nr. 74 akte 93 d.d. 24 juli 1794 notaris Dominicus van Vianen te Amsterdam.
[6] De boerepleatsen en gerniershuzen út it âlde Barradiel, Swart, K. en Vogel, G. oktober 1996 p 95.
[7] Tresoar, archiefnummer 26, inventarisnummer 081006, d.d. 23 september 1864
[8] Collectie Fries museum, Leeuwarden, portret (lijst) Samuel Steenmeyer, objectnummer P1984-703,
zwart-wit foto retouche met houtskool
[9] Tresoar archiefnummer 26, inventarisnummer 117029, aktenummer 00002, d.d. 25 mei 1878.
[10] Tresoar archiefnummer 26, inventarisnummer 117029, aktenummer 00036, d.d. 7 november 1878.
[11] In huwelijksakte d.d. 5 december 1829 is de patroniem Allerts gebruikt.
[12] Lange tijd zijn zilver- en goudgeld naast elkaar in omloop geweest, waarbij zilvergeld domineerde bij de dagelijkse transacties van eenvoudige burgers en goudgeld bij grote transacties. In de 19e eeuw begon het goudgeld de overhand te krijgen en werd het zilvergeld teruggedrongen tot de rol van pasmunt. (bron: Wikipedia)