John van Heijst volgt Minnertsga Vroeger ook op Facebook en hij attendeerde mij op zijn herinneringsverhaal over zijn verblijf als evacué in Minnertsga. Hij was toen 12 jaar en kwam als hongerevacué uit Voorburg naar het hoge noorden. Hieronder zijn verhaal.
In juni bezocht ik de Regionale Veteranen Dag van Friesland in de WTC-hallen van Leeuwarden, die daar traditioneel een jaarlijkse bijeenkomst vierde. De festiviteit werd daar met diverse optredens en speaches opgeluisterd maar in hoofdzaak betrof het toch de samenkomst van Veteranen en hun relaties die hun militaire missie hadden voltooid. Na afloop van het hele gebeuren overdacht ik het feit dat het toch alweer 70 jaar geleden is dat ik als 12 jarige hongerlijder vanuit Voorburg via de NH kerk op transport kon worden gesteld naar Friesland om het vege lijf te redden. Dat scheelde toen voor vader en moeder zo wie zo een mond om te voeden hoewel dat al niet veel meer om het lijf had.
Omdat de omgeving en dorpen anno 2015 nog steeds tot de verbeelding sprak besloot ik om de resterende tijd te gebruiken om daar weer eens een kijkje te gaan nemen. Zodoende zette ik koers naar het dorp waar mijn toenmalige pleegouders mij gedurende de laatste oorlogsjaren in leven hadden gehouden. Het was de imposante kerk met zadeldaktoren van Minnertsga die zich aan de horizon zeer herkenbaar aftekende. Plaats ook waar destijds een delegatie van de NH-kerk het transport opving en een indeling maakte voor de gezinnen die zich kennelijk hadden opgegeven om enige nood te lenigen aan ondervoede kinderen uit het westen.
September 1944. Na een enerverende reis achter in de met stro gevulde laadbak van een vrachtauto, met een lange stop voor de brug van Zwolle, belandde ik met zo’n 15 andere kinderen in Leeuwarden. Daar werden we in eerste instantie opgevangen door de Diaconie in Leeuwarden en een dag later, na een herindeling van meer getransporteerde kinderen, met een stel andere scharminkels naar Minnertsga en Tzummarum gebracht. Opgevangen in de kerk wachtte ik op de adoptieouders die zich over mij zouden ontfermen.
De gezin van Gerrit Groeneveld en Ansje de Vries woonde in een eenvoudige arbeiderswoning aan de Hege Buorren. Eigenlijk in een smalle steeg die zo op de Hoge Buorren uitkwam. Zij hadden nog een zoontje, de vierjarige Jaap. Hij deelde toen met mij een plaatsje in de bedstee. Bepaald niet comfortabel moet ik zeggen maar verdere ruimte kon ook niet geboden worden. Ansje de Vries deed haar
uiterste best om met de schaarse middelen het hoofd boven water te houden. Gerrit was loonarbeider. De inkomsten waren natuurlijk navenant laag en alleen daarom al heb ik nog de meeste respect voor de wijze waarop zij het toch maar rooiden. De herinneringen daaraan liggen me nog duidelijk in het geheugen . De opkomende heimwee en de zorg voor de achtergebleven familieleden. Het kleine maar knusse woninkje met de gaslamp en de woonkeuken waar het dagelijks leven zijn gang ging en de buurtjes Haarsma die regelmatig achterom naar binnen wipten voor een sociaal onderonsje.
Het was helemaal niet moeilijk om die locatie weer terug te vinden, zo dicht bij de kerk. Maar het was enigszins teleurstellend om te zien dat de oude behuizing daar was verdwenen. Een parkeerplaatsje en wat nieuwbouw markeerde de plaats waar ik zoveel herinneringen aan had en een deel van mijn jeugd had gesleten. Er was nu een supermarkt gevestigd, pal tegenover hun huis, waar naar ik mij herinner toentertijd een slagerij (Terpstra?)was gevestigd. Tegenover de steeg zag ik optrek van de voormalige bakkerij van Feenstra. Daar wonen natuurlijk allang andere mensen in en was ook geen bakkerij meer. (Recentelijk kwam ik van zijn kleindochter Wilma te weten dat haar vader Folkert het bedrijfje in de jaren 50 van de vorige eeuw nog heeft overgenomen. Toch na zo’n lange tijd riep e.e.a. nog de nodige emoties op. Jeugdsentiment op latere leeftijd natuurlijk. Een tijd tijdens de 2e wereldoorlog waarin de mensen het zelf al niet zo breed hadden en eigenlijk uit naastenliefde aan een oproep gehoor gaven om kinderen in nood een plaats aan tafel en in een bedstee te bieden. Ik leerde er zelfs vloeiend Fries, ging op school bij meester Meijer, kreeg schapenwollen ondergoed aangemeten, aangebreid kan ik beter zeggen, en idem dito sokken . Ik zie haar nog achter het spinnewiel zitten om garen uit de ruwe wol te spinnen. Voorts sjouwde ik net als iedereen op klompen of het nooit anders geweest was.
De huidige bewoner van het voormalige bakkerspand kwam even een praatje maken omdat ik zo naar binnen stond te gluren in de hoop nog iets uit de vervlogen tijd op te vangen. Al was de man dan van een veel latere generatie, hij kon zich naar overlevering de nodige zaken nog wel voor de geest halen. Ja, Rienik Post woonde een eindje verder op. Zijn ouders hadden ook een evacué gehad, hoewel ik mij daar zelf weinig van kan herinneren. Of het misschien leuk was om hem als leeftijdgenoot nog eens te ontmoeten, opperde de nieuwe bewoner. Maar helaas trof ik de oude Post niet thuis en zodoende kwam er van nostalgische herinneringen tijdens mijn bliksembezoek maar weinig terecht.
Bakker (Pake) Feenstra had wel de meeste indruk op me gemaakt. Hij nodigde mij toen ook wel eens uit om te ‘helpen’ met broodjes bakken. Alles op de bakplaat, in de oven schuiven en na een uurtje het baksel naar de winkel brengen. Hij vond het denk ik wel leuk om dat magere scharminkel iets aparts te doen te geven. Uit dankbaarheid maakte ik nog bij het schaarse licht van een gaslamp provisorisch een poster voor zijn etalage. Nou ja poster, iets van A4 formaat en het kan zelfs een stuk behang zijn geweest. Ik tekende een paar kinderen die naar een huis holden met de tekst: Ziet ze hollen, ze eten thuis van Feenstra’s bollen. Erg primitief in elkaar geknutseld maar wel geinig.
Ik herinner mij wel duidelijk dat ik veel optrok met Piet Steensma en nog wat andere kinderen en ik heb mij in de loop der tijd wel eens afgevraagd hoe het hen is vergaan. Pieter en ik hebben sinds 2014 weer contact met elkaar opgenomen. We hebben veel tochtjes ondernomen en we richtten, naar Hollands model, zelfs een soort circus op in de schuur waar ik overigens iedere dag maar proppen van stro moest draaien om de kachel brandend te houden.
Meewarig keek ik nog eens naar de plaats waar nu mijn auto stond geparkeerd en dus geen steeg meer was. Helemaal achter in de steeg woonde toen ook pake Groeneveld met zijn dochter Akke. Akke verhuisde later ook naar Drachten want daar heb ik haar nog wel eens ontmoet tijdens één van de verjaardagen van Ans de Vries. Ik verwonderde mij er altijd over dat geen van de andere evacueerde kinderen ooit nog naar Minnertsga waren teruggekeerd.
Ook het huis op de hoek van de buurt was verdwenen. Het was de gecombineerde nering van Piet Haarsma alias Piet Haak. Een veelzijdige dorpsgenoot. Als ik mij goed herinner was hij naast schoenmaker ook barbier, klokluider en brandweerman en wellicht nog andere klussen. Hij had een mooie dochter. Althans in mijn ogen. Maar ik was stukken jonger dan Boukje, die zich wel bewust was van haar kokette uitstraling en zich ietwat hooghartig gedroeg. Door mijn onschuld kwam er van verdere kennismaking nooit iets terecht. Het huis stond achter de zaak van Winsemius die ook al zo’n knappe dochter had en eveneens van een leeftijd waarin je zo’n jeugdige puber niet zag staan.
Kortom, er waren nog al wat herkenbare zaken daar in Minnertsga waar ook de tijd niet heeft stil gestaan. Ja ook de haven die uitmondde voor de kerk was allang gedempt en volgens de regels van moderne bouwkunst herschapen in parkeerruimte met perken en leitbomen. Het hoekhuis of koffiehuis aan de (Tsjillen?)of Stationsweg was er nog wel. Alleen was het inmiddels overgegaan naar een nieuwe uitbater die het Eetcafé “De Hoeke” noemde. Op een oudere foto zag ik trouwens dat het in mijn tijd een Stationscafé was maar als jonge knaap was dat toen niet interessant, hoewel ik er nu toch wel even een kijkje had willen nemen. Misschien komt dat er nog eens van.
Tot slot liet ik me op de foto zetten voor die kerk waar ik toen op zondagen twee maal de dienst moest bijwonen gevolgd door een uurtje verplicht kuieren met de familie in de richting van ‘Mooie Paal‘ visa versa. Saillant detail is dat ik later vernam dat geen van de toenmaals geëvacueerde kinderen uit het westen ooit nog in Minnertsga is teruggekomen. Geldt misschien ook voor de andere omliggende dorpen. Wat ik maar zeggen wil; een mens vergeet snel zijn slechte tijden hetgeen op zich een goed teken zou kunnen zijn, ware het niet dat door velen niet altijd over menslievendheid wordt nagedacht.
Ansje de Vries kwam na het overlijden van Gerrit Groeneveld door een tweede huwelijk in Drachten terecht. Daar heb ik haar nog ettelijke keren bezocht. Speciaal op haar verjaardagen. Ik hoop dat die barre tijden onze kinds-kinderen nooit meer hoeft te overkomen.
John van Heijst, Harderwijk
Geef een reactie