Jelle Feenstra heeft een verhaal geschreven over de oorlogsjaren op de Miedleane, in de volksmond bekend als de ‘Boomsma’s’ Mieden. Dit is het vervolg op deel I van Jelle zijn verhaal.

 

Johanna en Ynskje Boomsma met de hond Max

Johanna en Ynskje Boomsma met de hond Max

Waren het in de begin jaren alleen de Joden die onder doken later kwamen daar steeds vaker mannen tussen de 18 en 40 jaar bij die opgeroepen waren voor de Arbeitseinsatz (dwangarbeid) in Duitsland. Die waren nodig omdat de Duitse mannen aan het front vochten. Velen van hen weigerden dit en doken onder. Verder waren er nog veel onderduikers die deel hadden genomen aan de April-Mei stakingen en aan de spoorwegstaking eind september 1944. Het geschatte aantal onderduikers moet eind 1944 ongeveer 350.000 zijn geweest.

Ook bij Dirk en Tjerkje Boomsma vonden steeds meer onderduikers onderdak. Het huis lag afgelegen aan het Ald Meer en de Duitsers moesten eerst ongeveer drie honderd meter over de kale landweg gaan om de woning te bereiken. Het was een ideale plek voor onderduikers. Naast hun eigen zoon Gijsbert Boomsma waren dat Wieger Terpstra, Jan Boomsma, Geert Leemburg, Johannes Boersma en Marten Reitsma. Wieger Terpstra was een zoon van Willem en Annigje Terpstra en dus een neef evenals Jan Boomsma, een zoon van Willen en Japke Boomsma. Geert Leemburg was afkomstig uit Beetgum. Marten Reitsma kwam uit Wier en Johannes Boersma uit Berlikum. Wieger Terpstra verbleef overigens niet permanent bij mijn grootouders maar wanneer er weer razzia’s dreigden plaats te vinden, dook hij daar onder. Wieger was als oudste zoon opgeroepen voor de “Arbeitseinsatz”.  Geert Leemburg, Johannes Boersma en Marten Reitsma kwamen weer op een heel andere manier bij mijn grootouders terecht.

Johannes Boomsma met de hond Max

Johannes Boomsma met de hond Max

In die tijd, en ook later nog, stonden er een aantal schuilhutten op het land. Het waren vaak kleine hutten van hout of in een enkel geval van steen die gebruikt werden om te schuilen tegen de regen wanneer men op het land werkzaam was.

Het was mijn grootvader wel eens opgevallen dat hij meende stemmen te horen uit een van deze hutten aan de overkant van het “Ald Meer” maar had daar verder weinig aandacht aan geschonken.

Op een dag werd er echter nogal luidruchtig gesproken en kreeg hij het idee dat er onderling ook sprake van irritatie was.

Waarschijnlijk hebben zij zich niet gerealiseerd dat hun stemmen over het water veel verder hoorbaar waren dan over land maar het was op afstand duidelijk hoorbaar. Dirk Boomsma is toen met zijn praam, veel vervoer vond immers over water plaats in die dagen, naar de hut gegaan en kwam al gauw achter de oorzaak van hun irritatie. Door de regenval was er geen droge plek meer in de hut te vinden en was als schuilplaats ongeschikt geworden. Hij heeft de drie mannen toen mee naar huis genomen en daar ondergebracht.Ook Dr. Stevens, die als assistent bij Gramsbergen aanwezig was, bleef regelmatig overnachten om uit handen van de Duitsers te blijven.

Aan aardappelen en groente hadden zij geen gebrek maar om te voorzien in de behoefte aan vlees hield mijn grootvader, illegaal, een aantal varkens. Deze werden in de schuilhut die in een stuk land voor het huis stond gehouden. Die werden illegaal geslacht en zodoende was er ook altijd voldoende vlees. De onderduikers beschikten uiteraard niet over voedselbonnen. Bij een van de razzia’s is het zelfs voorgekomen dat de Duitse soldaten met hun hoofden onder de worsten doorliepen maar hier verder geen aandacht aan schonken.  Het totale aantal onderduikers op de Miedleane zal ongeveer dertien personen zijn geweest. Ook bij Gerrit Boomsma was een onderduiker.

Gijsbert Boomsma met de hond Max

Gijsbert Boomsma met de hond Max

Bij het gezin van Jan Nagel, die aan de Willem Binnemaleane woonde, waren ook twee onderduikers aanwezig. Dit waren twee broers met de achternaam Vrieswijk. Ook het gezin van Herke Meersma had een onderduiker. Deze onderduiker, Anne Jensma, is wel opgepakt. Toen hij werkzaam was bij een van de schuilhutten had hij niet in de gaten dat hij werd gezien met behulp van een verrekijker. Hij is toen gearresteerd door de landwacht en werd meegenomen. Toen dat bekend werd kwamen hier nogal wat mensen op af en voelden de beide landwachten zich niet veilig. Zij hebben toen een praam gevorderd en zijn via het Wiid aan de Berlikumer kant weer aan land gegaan.

Hoewel de Duitsers regelmatig razzia’s hielden is het hen nooit gelukt om bij mijn grootouders iemand op te pakken. Mijn grootvader had een waakhond die Max heette en die bij het woord Duitsers als een razende tekeer ging. Max was een kruising tussen een Duitse herder en een boxer maar leek op een herder. Hij had alleen de gele kleur van een boxer. Deze hond was verschrikkelijk waaks en sloeg tijdig aan wanneer er iemand aankwam. De Duitsers hadden dan ook een heilig ontzag voor hem want hij moest eerst worden vastgebonden voordat de Duitsers het huis doorzochten.

Mijn moeder vertelde vroeger dat de Duitsers doodsbenauwd waren voor Max en hem niet dood durfden te schieten omdat zij bang waren dat hij dan enkele Duitsers mee de dood in zou nemen. De waarheid zal wel ergens in het midden hebben gelegen, ook het feit dat het een Duitse herder betrof en Hitler ook twee herders had, samen met zijn karakter zal hier mede debet aan zijn geweest. Vast staat in elk geval dat hij de Duitsers angst inboezemde. Maar ook Attje Boomsma heeft indertijd ervaren hoe waakzaam Max was. Toen haar ouders afwezig waren en zij op een dag het huis binnenging liet hij haar er niet meer uit moest zij wachten tot een van de beide ouders thuis kwam.

Het is slechts één keer gebeurd dat Max niet tijdig aansloeg en de verwarring was dan ook groot toen bleek dat de Duitsers in het duister het huis al heel dicht genaderd waren. In paniek werd de onderduikers het huis uitgewerkt en zij sprongen met zijn vijven in de praam. In die tijd lag er nog een brede vaart die vanaf het Oude Meer richting Wier liep. De vaart lag recht tegenover het huis van mijn grootouders aan de linkerkant vlak naast de huidige Binnemaleane. Tegenwoordig is daar niets meer van te zien maar indertijd was de vaart bevaarbaar voor de bietenscheepjes.