In het begin van de jaren ’80 ben ik begonnen met mijn onderzoek naar de familiegeschiedenis van de Zoodsma’s en de Bouma’s. Later kwam daar het onderzoeken van de dorpsgeschiedenis van Minnertsga nog bij. In die tijd heb ik een keer een bezoek gebracht Gerrit Bierma (1911-1983) en zijn vrouw die toen in Heerenveen woonden. Gerrit zijn moeder was Jantje Zoodsma en die Jantje was een zuster Sipke Zoodsma, de ‘pake’ van mijn vrouw. Toen ik daar was kwamen de oude foto’s op tafel. Mijn bezoek heeft Gerrit Bierma toen kennelijk inspiratie gegeven om een verhaal in het Fries te schrijven over een van de foto’s die hij mij toen liet zien. Hij heeft zijn verhaal laten publiceren in de Leeuwarder Courant dat hieronder is overgenomen. Omdat niet iedereen de Friese taal kan lezen ben ik zo vrij geweest om het over te zetten in het Nederlands.

Vlnr: Dirkje (1903-1999), Sijtse (1906-1977) en Gerrit (1911-1983). Sietske (1918-2015) was nog niet geboren toen de foto is gemaakt.

Vlnr: Dirkje (1903-1999), Sijtse (1906-1977) en Gerrit (1911-1983). Sietske (1918-2015) was nog niet geboren toen de foto is gemaakt.

De nieuwe hoed mocht ook op portret

Het was in de zomer van 1914, vakantietijd, voor zover men in die dagen over vrije dagen kon beschikken. Onze muoike Aukje, een niet getrouwde zuster van onze vader, was bij ons te logeren en dan was het altijd groot feest. Zij was ergens in Holland dienstmeid bij, wat men toen zo noemde, grutte lju en kwam een paar keer per jaar terug naar de familie in Minnertsga. Mijn beppe [Red. Dirkje Pieters Bakker (1839-1917)] leefde toen nog. Zo gingen wij zeker een keer per jaar met muioke naar de stad dat dat was op zichzelf al een grote belevenis. Wij reisden dan met de tram en moesten helemaal naar de Mooie Paal toe lopen, maar dat hadden wij er graag voor over.

Maar deze keer zouden mijn vader en moeder ook mee en dat was een bijzonder gebeuren., want wij gingen met paard en wagen. Mijn vader mocht het glêzen weintsje en het rijpaard van oom Sipke gebruiken. Oom Sipke had een voermanderij en met wel acht paarden. Dit mooie glazen koetsje noemden wij it trouwweintsje omdat het veel bij trouwerijen werd gebruikt. ’S ochtendsvroeg stonden wij al klaar en konden we haast niet wachten. Toen het dan zover was, kwamen de vrouwen achterin te zitten en de jongens mochten bij vader voorin.

Het was goed weer en als het begon te regenen, dan konden wij de voeten onder het leren dekkleed steken. De zweep stond trots in de houder en wij voelden ons verbaasd. Onze vader vertelde allemaal bijzondere dingen van wat wij voorbijkwamen. Toen wij van Berlikum naar Beetgum reden, vertelde hij dat de Beetgumer toren langzaam maar zeker weg zou zakken achter een boerderij met een rieten dak. En dat gebeurde ook! Wij vonden dat vreemd en zeer bijzonder.

Links muoike Aukje en rechts beppe Dirkje Bierma-Bakker, de beppe van Gerrit.

Links muoike Aukje en rechts beppe Dirkje Bierma-Bakker, de beppe van Gerrit.

In Beetgumermolen even aansteken, want het paard moest ook even zijn ontspanning hebben in de Trochreed daar. Na twintig minuten konden we weer verder en een goed uur later waren wij in Leeuwarden. Het paard kwam op stal bij Jongma bij de Vrouwenpoortsbrug. Het glazenkoetsje bleef buiten staan. Toen wij in de jachtweide nog wat zouden nuttigen, begonnen op dat moment alle klokken te luiden. Op de vraag van mijn vader wat dat betekende, kreeg hij als antwoord: De mobilisaasje is útroppen en de soldaten moatte opkomme”. 

Vader en moeder hadden meteen geen aardigheid meer aan ons uitstapje en wilden meteen maar weer naar huis, maar muoike Aukje zei: “Dat kinne jimme de bern net oandwaan, wy geane de stêd yn”. Dus: winkelen! Voor mij kocht muoike Aukje een mooie zomerhoed van stro want dat was mode in die tijd. Het begon donker te worden, er verschenen mannen in uniform en paarden die gevorderd waren, bracht men naar de veelading bij het station. Mijn vader wilde maar een eind maken aan ons uitje, maar muoike zei: “Se moatte ek noch op portret”.

Zo kwamen wij bij een fotograaf die voor zijn doen mooie decors had, en wij zouden dan maar in een bootje. Mijn broer Sijtse kreeg de riemen.  Ik wist niet wat riemen waren. Vader had thuis ook een bootje in de vaart liggen en gebruikte altijd een kloet, dus ik sei: “Ik wol ek in kloet hawwe”. Dat mocht van de fotograaf niet, maar hij zei: “Dan mei dyn nije hoed wol op portret”. Dat gebeurde dus, maar het was mij niet echt naar de zin en mijn gezicht op de foto laat dat wel zien. De reis naar huis terug was zo fleurig niet als op de heenreis, op de weg en in de dorpen was het onrustig door paarden, wagens en militairen die op moesten komen. Gelukkig was er niet een van de naaste familie die op moest komen.

 

NB. Familiegegevens van de Bierma’s en de Zoodsma’s zie de database van Vroegere bewoners – klik hier –