Dit verhaal gaat meer dan 100 jaar terug in de tijd. Terug naar het jaar 1910 en wel op vrijdagmiddag laat in de middag op 13 oktober. In de dorpskern was het toen allemaal drukte. Op de kade van de stond het vol met klampen turf, steen, vaten en houten kisten. Veel ruimte was er niet meer op de weg voor het doorgaande verkeer. De beurtschipper had net zijn lading op de kade gezet en ook andere vrachtvervoerders hadden hun vracht deels van boord gehaald of waren aan het verladen om de vracht verder met paard en wagen te vervoeren. Gemotoriseerd verkeer was er nog maar weinig, maar zo nu en dan reed er door het dorp ook wel eens een motorrijwiel of een automobiel.

Zo reed er op die bewuste namiddag een motorrijwiel door het dorp. Het vervoermiddel werd bestuurd door IJpe de V., een reiziger uit Sneek die op weg was naar huis. Op datzelfde moment reed ook een voerman door het dorp met twee paarden voor de wagen. Toen IJpe de V. al toeterend, maar zonder vaart te minderen, de voerman wilde passeren, sloegen de paarden op hol. Hoewel de paarden al wat onrustig waren van de drukte in het dorp, werd het lawaai van het motorrijwiel de dieren te veel.

Minnertsga omstreeks 1910

Rechtszaak
Hoe het verder allemaal verlopen is, is niet bekend, maar de zaak was kennelijk wel zo ernstig dat deze zaak voor de rechter kwam. De kantonrechter in Harlingen had beklaagde IJpe de V. schuldig verklaart aan het rijden met zodanige vaart, dat de veiligheid van het verkeer daardoor in gevaar was gebracht. IJpe de V. werd veroordeeld tot een boete van fl. 50,00 of 20 dagen hechtenis.
Hoger Beroep
IJpe de V. is na de uitspraak in hoger beroep gegaan. Deze rechtszaak kwam op 29 maart 1911 op de rol te staan van het Gerechtshof in Leeuwarden. Mr. M.E. Hepkema kwam met vier getuigen de zaak verdedigen voor IJpe de V. De eerste getuige was de gemeenteveldwachter Th. Boersma die in Minnertsga woonde. Hij vertelde hoe hij de toestand na het passeren van het motorrijwiel had aangetroffen. Veldwachter Boersma had de zaak daarna goed onderzocht, maar dat onderzoek gaf hem geen aanleiding om proces-verbaal op te maken. Volgens de tweede getuige, de veehouder Cornelis de Vries van Minnertsga, had beklaagde voldoende luid getoeterd en reed hij niet hard. Getuige merkte op dat de paarden van de voerman van te voren al schichtig waren. De derde getuige was de 30-jarige Sikke Marra. Ook hij had beklaagde horen toeteren en zei dat beklaagde op dat moment niet snel reed. Zodra het ongeluk gebeurd was stapte volgens getuige Sikke Marra de bestuurder meteen van zijn motor af en had de voerman in dit geval de paarden van de wagen moeten afhaken.

Reink Zoodsma en Sikke Marra op de wagen

De laatste getuige was Geertje de Groot, de vrouw van Sikke Marra. Volgens Geertje waren de paarden al geschrokken van de ‘ stoomfiets’ nog vóórdat IJpe de V. de paarden was gepasseerd. De V. toeterde maar reed niet snel en de paarden gingen ook niet snel. De beklaagde achtte het mogelijk, dat hij de veroorzaker is geweest van het ongeval, maar dat hij er geen schuld aan had.


De plaatsvervangend officier van justitie stelde de Rechtbank voor om de zaak te schorsen, opdat getuigen van de voerman ook nog gehoord konden worden. De plaatsvervangend officier had niet voorzien dat de verklaringen van de vier getuigen zo in strijd zouden zijn met wat er in de eerste aanleg was gedeponeerd.

Verdediger Hepkema, meende dat er geen schorsing nodig was, want zelfs met getuigenverklaringen die gehoord waren in Harlingen kon beklaagde IJpe de V. niet op deze dagvaarding worden veroordeeld. Immers in die dagvaarding stond niets naders dan dat beklaagde zijn vaart niet had verminderd en over de gereden snelheid vermelde de dagvaarding niets.

Geconstateerd kon worden dat beklaagde de dupe was geworden van de grote dienstijver van veldwachter Eisinga, die met zijn collega geen overleg had geplaagd, aldus mr. Hepkema.

De plaatsvervangend officier gaf toe dat de dagvaarding niet geheel nauwkeurig was opgesteld, maar de uitdrukking: ‘Op zoodanige wijze onvoorzichtige wijze’, was toch nader omschreven waarop de rechter de kwalificatie kon toe passen die nodig werd geacht. Er kon geen beslissing worden genomen. Het was noodzakelijk dat er meer aan het licht kwam in deze zaak. Na beraad in de raadkamer deelde de president na terugkomst mee dat de zitting werd geschorst om een nader getuigenverhoor mogelijk te maken.

Hoe het verder met deze zaak is afgelopen is niet bekend, evenmin wie de betreffende voerman is geweest die van de wagen werd geslingerd en waarvan de paarden op hol sloegen. Gelet op de uitspraken van de getuigen, lijkt het er enigszins op dat het niet een voerman uit Minnertsga is geweest.

Sikke Marra  en Geertje de Groot
Sikke werd geboren in Minnertsga op 26 augustus 1880. Na zijn loopbaan bij het kruideniersbedrijf van Rienik Post, werd hij petroleumhandelaar en was hij ook dirigent van het fanfare korps en dirigeerde hij ook verschillende zangkoren. Hij is op 14 mei 1904 gehuwd met Geertje de Groot, dochter van Albert Thomas de Groot en Aafke Sikkes Brouwer. Sikke overleed op 77-jarige leeftijd en Geertje overleed op 62-jarige leeftijd.  

Bronnen: 
Leeuwarder Courant