22 04, 2017

Oorlogsjaren op de Miedleane IV

2024-02-01T05:41:42+00:0022 april, 2017|4 Reacties

Onderduikers en evacuees Door Jelle Feenstra, april 2017 In de eerste drie delen heb ik al aantal onderduikers beschreven die tijdens de oorlog waren ondergedoken op de Miedleane. Ik heb toen ook geschreven over de evacuees die vanuit Limburg naar Minnertsga waren ondergebracht. Later bleek dit niet helemaal te kloppen en dat ook de namen niet juist waren. Tijdens mijn onderzoeken naar de stamboom van de familie Boomsma kwam ik in contact met Janke Speek - de Haan. Na een aantal mailwisselingen schrijft zij, dat zij ook uit Minnertsga afkomstig is en dat zij in het bezit is van een schilderij van Minnertsga waarvan zij in de veronderstelling is dat het gemaakt is door een onderduiker. Volgens haar was hij kunstschilder en was zijn naam Rouwns, maar daar is zij niet helemaal zeker van. Links de woning van het gezin van Fokke de Haan (1911 – 1987) en Antje Lont (1912 – 2011). Zij hebben hier gewoond van mei 1939 tot 1948. In 1955 komt het in het bezit van Folkert Sijbesma die het voorhuis sloopt en de kap doortrekt waardoor het pand zijn huidige vorm kreeg. Op haar vraag of ik daar belangstelling voor heb, mail ik haar dat ik daar uiteraard grote interesse voor heb en dat ik daar graag een kopie van wil hebben. Wie schetst mijn verbazing, wanneer ik de foto krijg, dat het om een aquarel gaat die op de Miedleane is gemaakt. Tot dat moment had ik geen idee waar zij had gewoond. Op deze aquarel staat de boerderij van haar ouders afgebeeld en ook de woning ernaast, die toen werd bewoond door Marten Gratama. Later heeft mijn grootvader Dirk Boomsma het huis van Marten Gratama gekocht en heeft mijn oom Johannes Boomsma er met zijn gezin in gewoond.  Het gezin van Fokke de Haan heeft in de linker boerderij gewoond van mei 1939 tot 1948. In 1955 komt de boerderij in het bezit van Folkert Sijbesma die het voorhuis sloopt en de kap doortrekt waardoor het pand zijn huidige vorm kreeg. In deel III van De Oorlogsjaren op de Miedleane heb ik geschreven dat Sjarel en Marie Braun als evacuee naar Minnertsga waren gekomen en bij mijn grootouders waren ondergebracht. Ik wist inmiddels dat dat niet klopte en ook dat er meer personen van de familie Braun, zoals ik toen veronderstelde, in Minnertsga waren geweest. Bij het zien van de signatuur onder de aquarel, begreep ik dat de naam Brouns moest zijn. Op de aquarel stond volgens mij H. Brouns. Vervolgens heb ik opnieuw contact met Janke opgenomen en haar verteld dat het waarschijnlijk om een evacuee ging en geen onderduiker, ik vroeg ik haar of zij er zeker van was dat hij kunstschilder was geweest. Zij was er van overtuigd dat dat het geval was waarna ik verder ben gaan zoeken om meer informatie.  Al snel bleek dat het om Hub (Hubertus Wilhelmus) Brouns moest gaan. Hubertus Brouns is geboren in 1887 in Maasniel (gemeente Roermond) en woonde in Lees meer

8 10, 2016

Timmer- en Aannemersbedrijf Bloembergen

2016-11-12T18:39:45+00:008 oktober, 2016|3 Reacties

Galt Bloembergen zijn 'pake' Gjalt (1875-1958), had met zijn broers een timmerbedrijf in de Friese Wouden. Toen ze een opdracht kregen in Tzummarum, besloot Gjalt in deze omgeving te blijven en vestigde zich in de Mieden, aan de westkant van Minnertsga. Hij begon op 1 mei 1911 een timmerbedrijf in Minnertsga en werkte erbij als weger bij de laad- en losplaats midden in de dorpskom waar toen nog de haven aan toe liep.  Gjalt Bloembergen met zijn vrouw Aurelia van Mourik en de kinderen Roel en Rinske. Foto omstreeks 1912. Na de verkoop van de boerderij Groot Hermana en daardoor het uitéénvallen van de percelen van deze boerderij, besloot Gjalt rond 1911 een laag stuk grond te kopen vlakbij de ingang van boerderij Groot Hermana. Hij hoogde de grond op met onder andere stobben, die uit Leeuwarden vandaan kwamen. Hierop bouwde hij een woonhuis met werkplaats. Dit was het eerste huis dat op die streek na de verkoop van Groot Hermana werd gebouwd. Later volgde de rest. Eerst ten westen en daarna ten oosten en zuiden hiervan. De singel van Groot Hermana liep eerst nog langs de noordzijde van dit huis. Achteraf gezien was de ophoging met deze stobben niet zo’n succes want in latere tijd kregen de bewoners hierdoor last van zwamvorming zodat het hout in het onderste gedeelte van het huis verrotte. Zijn zoon Roel hielp mee in het bedrijf en nam in 1929 de zaak van zijn vader over. Roel verhuisde per 12 mei 1929 van de Skoalstrjitte 10 naar de Hermanawei 13 en Roel zijn vader ging naar de Skoalstrjitte 10. Leeuwarder courant 1912 In 1961 runde Roel samen met zijn zoon Gjalt het bedrijf. In die 10 jaar daarvoor werden voor de Woningstichting veel huizen gebouwd en ook daarna zette dit door met de bouw van de huizen in de P.B. Winsemiusstrjitte en de Collot d’Escurystrjitte (rond 1965) en daarna de huizen in de Vikarijbuorren en De Kamp met vlak daarvoor in 1976 de koopwoningen aan de westkant van de Tilledyk. De winstgevendheid van de bouw voor de Woningstichting was niet erg hoog maar dit werd gecompenseerd doordat Gjalt zoveel mogelijk huizen voor de winter wind- en waterdicht bouwde en deze in de normaal rustige winterperiode dan aftimmerde zodat ze dan ook nog werk hadden. Rechts de timmerwerkplaats rond 1960 In het voorjaar van 1963 vond een grote verbouwing plaats aan de Hermanawei 13. Het woonhuis werd verhoogd en de werkplaats opnieuw opgebouwd. Een tegenvaller was dat de muur van de werkplaats tijdens de bouw een keer omwaaide door een storm. Dit gebeurde op een zondag zodat ze niet bezig waren met de bouw. In 1965 werd Gjalt Bloembergen, samen met zijn vrouw Neeltsje, eigenaar van het bedrijf. Op 2 januari 1968 werd het bedrijf veranderd in een N.V., zodat bij een eventueel faillissement de privé-eigendommen niet zouden worden verbeurd. Gelukkig heeft dit niet plaatsgevonden. Datzelfde jaar werd het pand aan de Meinardswei 38 gekocht. Voor 1960 was hierin Lees meer

26 04, 2015

Oorlogsjaren op de Miedleane (deel III slot)

2024-02-01T05:42:46+00:0026 april, 2015|0 Reacties

Jelle Feenstra heeft een verhaal geschreven over de oorlogsjaren op de Miedleane, in de volksmond bekend als de 'Boomsma's' Mieden. Dit is het vervolg op deel II van Jelle zijn verhaal.   Detail oude landkaart mer Ald Meer Twee mannen sprongen aan de kant van Wier uit de praam en de beide anderen aan de Berlikumer kant. In alle verwarring was de praam niet vastgemaakt en dreef intussen weer naar de andere kant. Gijsbert Boomsma is toen uit de boot in het water gestapt hoewel hij niet kon zwemmen. De overkant was daar minder diep en hij heeft zich toe tussen het riet schuil gehouden. De Duitsers waren intussen ook aan de waterkant verschenen na de nodige problemen met mijn grootvader die tijd had geprobeerd te rekken. Toen hij in de gaten kreeg dat de praam terugdreef kon hij zogenaamd zijn klompen niet meer vinden. De Duitsers schenen met hun zaklantarens naar de overkant van het Ald Meer maar konden niemand ontdekken. Gijsbert Boomsma hield zich schuil onder water aan de kant tussen het riet. Hij besefte heel goed dat toen de Duitsers hun zaklantaarns uit deden zij die hierna waarschijnlijk opnieuw aan zouden doen en bleef daarom onder water. Uiteraard gingen de lantaarns hierna weer aan maar er was niemand te zien. Nadat zij de lantaarns opnieuw hadden uitgedaan klauterde hij aan land en verdween tussen de tabaksplanten. Maar doordat hij doorweekt was hoorden de Duitsers hem lopen en hebben toen in het wilde weg geschoten zonder hem echter te raken. In die tijd werd er veel tabak verbouwd en dat was aan de overkant van het Ald Meer ook het geval. Na de Tweede Wereldoorlog is de tabaksteelt geheel uit Nederland verdwenen. Gijsbert Boomsma was een verstokt roker en ook hij maakte veel gebruik van het papier van de psalmboeken ter vervanging van vloei. Dat dit ongezond was door de giftige drukinkt hoeft geen betoog. August Seidel die al de tegenwerking meer dan beu en uiterst verbolgen was over het feit dat zij opnieuw niemand hadden opgepakt heeft mijn grootvader, Dirk Boomsma, toen in elkaar geslagen met de kolf van een geweer en voor dood achtergelaten. Hij is echter hersteld van zijn verwondingen. Vlnr: Johannes Boersma, Aaltje Kuiper, Marten Reitsma en Gijsbert Boomsma De Duitsers bleken ook op de hoogte te zijn van de schuilplaats die op de zolder was gemaakt maar troffen hier uiteraard niemand meer aan. Wieger Terpstra die niet mee in de boot gevlucht was, hield zich voor het huis verborgen. Omdat de Duitsers er vanuit gingen dat iedereen in de boot was gevlucht hebben zij daar niet gezocht. Wel werden de beide jongste zonen Johannes en Tjeerd, die toen respectievelijk 8 en 6 jaar zullen zijn geweest, ondervraagd of er soms mannen op de zolder sliepen maar die hebben niets losgelaten hoewel aan de hand van het aanwezige beddengoed het toch wel duidelijk moet zijn geweest dat dit het geval was. Bij de volgende razzia’s vertrokken zij dan naar het Lees meer

26 04, 2015

Oorlogsjaren op de Miedleane (deel II)

2024-02-01T05:42:58+00:0026 april, 2015|5 Reacties

Jelle Feenstra heeft een verhaal geschreven over de oorlogsjaren op de Miedleane, in de volksmond bekend als de 'Boomsma's' Mieden. Dit is het vervolg op deel I van Jelle zijn verhaal.   Johanna en Ynskje Boomsma met de hond Max Waren het in de begin jaren alleen de Joden die onder doken later kwamen daar steeds vaker mannen tussen de 18 en 40 jaar bij die opgeroepen waren voor de Arbeitseinsatz (dwangarbeid) in Duitsland. Die waren nodig omdat de Duitse mannen aan het front vochten. Velen van hen weigerden dit en doken onder. Verder waren er nog veel onderduikers die deel hadden genomen aan de April-Mei stakingen en aan de spoorwegstaking eind september 1944. Het geschatte aantal onderduikers moet eind 1944 ongeveer 350.000 zijn geweest. Ook bij Dirk en Tjerkje Boomsma vonden steeds meer onderduikers onderdak. Het huis lag afgelegen aan het Ald Meer en de Duitsers moesten eerst ongeveer drie honderd meter over de kale landweg gaan om de woning te bereiken. Het was een ideale plek voor onderduikers. Naast hun eigen zoon Gijsbert Boomsma waren dat Wieger Terpstra, Jan Boomsma, Geert Leemburg, Johannes Boersma en Marten Reitsma. Wieger Terpstra was een zoon van Willem en Annigje Terpstra en dus een neef evenals Jan Boomsma, een zoon van Willen en Japke Boomsma. Geert Leemburg was afkomstig uit Beetgum. Marten Reitsma kwam uit Wier en Johannes Boersma uit Berlikum. Wieger Terpstra verbleef overigens niet permanent bij mijn grootouders maar wanneer er weer razzia’s dreigden plaats te vinden, dook hij daar onder. Wieger was als oudste zoon opgeroepen voor de “Arbeitseinsatz”.  Geert Leemburg, Johannes Boersma en Marten Reitsma kwamen weer op een heel andere manier bij mijn grootouders terecht. Johannes Boomsma met de hond Max In die tijd, en ook later nog, stonden er een aantal schuilhutten op het land. Het waren vaak kleine hutten van hout of in een enkel geval van steen die gebruikt werden om te schuilen tegen de regen wanneer men op het land werkzaam was. Het was mijn grootvader wel eens opgevallen dat hij meende stemmen te horen uit een van deze hutten aan de overkant van het “Ald Meer” maar had daar verder weinig aandacht aan geschonken. Op een dag werd er echter nogal luidruchtig gesproken en kreeg hij het idee dat er onderling ook sprake van irritatie was. Waarschijnlijk hebben zij zich niet gerealiseerd dat hun stemmen over het water veel verder hoorbaar waren dan over land maar het was op afstand duidelijk hoorbaar. Dirk Boomsma is toen met zijn praam, veel vervoer vond immers over water plaats in die dagen, naar de hut gegaan en kwam al gauw achter de oorzaak van hun irritatie. Door de regenval was er geen droge plek meer in de hut te vinden en was als schuilplaats ongeschikt geworden. Hij heeft de drie mannen toen mee naar huis genomen en daar ondergebracht.Ook Dr. Stevens, die als assistent bij Gramsbergen aanwezig was, bleef regelmatig overnachten om uit handen van de Duitsers te blijven. Aan aardappelen Lees meer

19 04, 2015

Oorlogsjaren op de Miedleane (deel I)

2024-02-01T05:43:11+00:0019 april, 2015|0 Reacties

Wanneer in de nacht van 15 mei 1940 Nederland capituleert, stelt de Duitse bezetter een eigen bestuur in met Arthur Seyss-Inquart als rijkscommissaris. Hij werd op 29 mei 1940 geïnstalleerd. Zeker in de beginperiode was dit een burgerlijk bestuur en geen militair bestuur. Hitler had hiervoor om ideologische redenen gekozen. Hij vond dat Nederland een broedervolk was en dus voor het Nationaal Socialisme moest worden gewonnen. Ook economische motieven speelden een rol en veel directies van grote bedrijven waren in die periode de Duitsers ter wille. Voor veel bedrijven was dit uitermate rendabel  en ook het midden- en kleinbedrijf profiteerde van de opleving. Dit veranderde al spoedig in 1941 toen duidelijk werd dat de oorlog wel eens langer kon duren dan verwacht. De situatie werd al spoedig grimmiger, vooral na de februari staking. Uiteraard ging de bezetting ook niet aan Minnertsga en daarmee aan de Miedleane voorbij.    August Seidel was verantwoordelijk voor de gang van zaken en had de leiding. Veelal werd hij vergezeld door  een jonge soldaat afkomstig uit Würzburg en een tweetal Nederlandse SS-militairen die uit Limburg kwamen. De totale eenheid bestond uit ongeveer dertien soldaten. Eind 1942 beginnen de Duitsers op steeds grotere schaal goederen te vorderen. Complete gebouwen, auto's, rijwielen, radiotoestellen, koper en zelfs paarden werden ingenomen door de Duitsers. Miedleane 23 met Tjeerd Boomsma Dokter Gramsbergen had zijn auto verborgen onder het hooi  in het lytshûs van de boerderij op Miedleane nummer 8 omdat de Duitsers deze anders  in zouden vorderen. Deze boerderij was  in het bezit van Gijsbert Tjeerds Boomsma die in 1942 kwam te overlijden. De schuur is dan al afgebroken en van de woning is een dubbele woning gemaakt met de huisnummers 8 en 10a. Wanneer de Duitsers de auto vinden, een DKW, blijkt dat de wielen er zijn afgehaald en de motor is eveneens gedemonteerd. De wielen waren bij dokter Gramsbergen in de zandbak verborgen en de motor lag  onder een grote stapel turf op de zolder van Gerrit  Boomsma op Miedleane 25. Deze boerderij stond aan het eind van de Miedleane aan de rand van het  Ald Meer (Oude Meer) en staat daar nog steeds. De Duitsers waren uiteraard uiterst verbolgen over het feit dat de auto onbruikbaar was. Wanneer de Duitsers een aantal malen bij Gerrit Boomsma binnenvallen besteden zij geen aandacht aan de stapel turf maar bij een latere razzia besluiten zij dat ze de stapel turf alsnog willen onderzoeken. Gerrit Boomsma, die zich realiseerde in welk gevaar hij verkeerde, verbleekte niet maar ging op zijn knieën voor de stapel turf liggen en riep tegen zijn arbeider Tjeerd Vrieswijk: “Kom litte we se efkes helpe”. De Duitsers waren volkomen uit het veld geslagen door deze medewerking en vonden het toen niet meer nodig om nog verder te zoeken. Ook hadden  August Seidel en zijn soldaten regelmatig de gewoonte om op Miedleane 25 te verschijnen en dan de fietstassen met appels te vullen uit het hof achter de boerderij. Toen zij op een dag weer op Lees meer

Ga naar de bovenkant