Tijdens de restauratie werkzaamheden in augustus 1953 in de toenmalige Nederlands Hervormde Kerk – nu Meinardskerk – werd een vrijwel onbeschadigde grafzerk gevonden. De grafzerk bleek uit het midden van de zeventiende eeuw te zijn.
Op zichzelf beschouwd is het vinden van dergelijke grafzerken geen bijzonderheid. Nog steeds worden bijzondere grafzerken gevonden bij restauratie werkzaamheden. In Friesland is er zelfs een speciale werkgroep bij die ingeroepen wordt als er vondsten van grafzerken worden gedaan. Door de werkgroep wordt alles nauwkeurig in kaart gebracht en worden er foto’s gemaakt.
In de beginjaren ’50 van de vorige eeuw was men druk bezig om de kerk in Minnertsga weer in oude glorie te herstellen. Want door een rampzalige brand van juni 1947 was de kerk een ruïne geworden. En vele grafzerken in de vloer van de kerk waren totaal vernietigd door de hitte en vallende balken en puin.
De vondst van deze grafzerk in 1953 viel echter een beetje uit de toon. De wapens en opschriften waren namelijk op geen enkele manier verminkt, wat inhoudt, dat de zerk de rumoerige tijd van ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ letterlijk en figuurlijk over zich heen heeft laten gaan. Het is immers bekend, dat in die periode bijna alle grafmonumenten en -stenen werden ontdaan van tekenen, die op een bepaalde stand zouden kunnen wijzen. Zelfs de doden moesten meedelen in de algehele gelijkheid. Dat deze steen van – in alle eerbied gesproken – de dans heeft ontsprongen, is te danken aan het feit, dat dat ze verscholen lag onder de vloer van de consistoriekamer. Waarschijnlijk heeft men ze niet kunnen vinden. Gelukkig, want zo zijn de in gebeitelde wapens van een oud-Minnertsgaaster geslacht bewaard gebleven.
Hoe de wapens eruit zagen toen de steen voor het licht kwam blijkt uit de foto van hiernaast. Even belangrijk zijn echter de mensen, die onder de zerk hun laatste rustplaats vonden. De voornaamste zijn Jan Jans Hilverda, die 27 april 1665 overleed, z’n vrouw – tien jaar later gestorven – en z’n broer, die na het overlijden van Jan Hilverda met de weduwe trouwde. Deze mensen voerden prachtige wapens, maar waren niet tegenstaande dat – naar de heer C. Mulder, een man die met veel interesse de vroegere gang van zaken in Minnertsga bestudeerde, meedeelde – maar eenvoudige boer met wat ’túnkerij’, hoewel men hierover ook weer niet te gering over moet denken.
Het schijnt zo te zijn geweest. Hiltje Haarda bewoonde als ‘frij faam’ de boerderij ‘Haarda’, vlak bij het slot van baron Sixma van Andla. Zij huwde later – aldus Mulder- met Jan Jans Hilverda, die in 1665 overleed. Daarna trouwde een broer van Hilverda met haar. Twaalf februari 1675 overleed ook Hiltje Haarda. Haar naam werd in de zerk gebeiteld, evenals die van haar tweede man.
Aan de Tilledyk, op de plaats waar toen de boerderij van de heer Wietse Boersma stond, is nog maar te nemen dat daar vroeger de boerderij ‘Haarda’ stond. Het was niet een grote boerderij, vooral als de vergelijking wordt gemaakt met het slot van de Sixma van Andla’s. In later tijden is Haarda met het daarbij behorende grondgebied bij het slot getrokken. Bepaald sensationeel is de vondst in de kerk niet geweest. Toch is het aardig, dat op deze manier een klein stukje van het vroegere dorpsleven weer even in het licht is gezet.
Niet alleen deze zerk kwam in 1953 te voorschijn. Er is later ook nog een steen gevonden van het 16de-eeuwse geslacht Fernia, die destijds werd ontdekt door de heer P.B. Winsemius uit Leeuwarden, de schrijver van een dorpsgeschiedenis van Minnertsga, in welk boekje ook reeds die zerk der Hilverda’s wordt genoemd.
Bron: naar een artikel uit de Leeuwarder Courant 15 augustus 1953
Foto: Haerda, Bildts Documentatiecentrum
Ik stuit bij afsluitend onderzoek ineens op Hilverda en Haarda. Door een zoekopdracht beland ik nu op uw website. Heel mooi verhaal om op te nemen in het boek. Bedankt, Frans.