Restauratie van de toren 1817 – 1818
De alles verwoestende brand van 3 jun i 1947 was dit 75 jaar geleden dat die plaats vond. De grootste ramp in de geschiedenis van Minnertsga. In oktober aanstaande, in de maand van de geschiedenis hopen we daar aandacht aan te besteden in de vorm van een expositie. In de vorige uitgave van ‘Nijs út eigen doarp’ hebben we aandacht besteed aan de bouwgeschiedenis. Deze keer het verhaal over de restauratie van de toren in 1817 – 1818. In 1817 is de kap van de toren, waarover Baarda schreef in zijn rijmkroniek, in een zodanige slechte staat van onderhoud dat de kerkvoogden het noodzakelijk achten tot restauratie over te gaan. De westgevel van de opbouw boven op de toren was er zo slecht aan toe dat deze geheel moest worden afgebroken tot de omgang toe. De aannemer die het werk zou uitvoeren mocht de goede oude stenen wel weer gebruiken maar moesten eerst grondig worden schoongemaakt. Ook het leiendak en de weerhaan waren nodig aan reparatie toe zo blijkt uit de archiefstukken. Op zaterdagmiddag 5 april 1817 was er bij de kastelein Sipke Sjoerds Bakker op de Tsjillen de openbare aanbesteding van de voorgenomen restauratie. Notaris Izaak Telting was uit Franeker gekomen om de aanbesteding te leiden en te beschrijven. Verder waren aanwezig de kerkvoogden Abe Pieters Anema en Steven Fokkes Feenstra met een aantal aannemers uit het dorp en zelfs met een aantal van ver buiten het dorp. Zoals gebruikelijk was ook de veldwachter Arend Witholt aanwezig om toezicht te houden op het verloop van de openbare bijeenkomst. Bestek en voorwaarden die in de akte van aanbesteding voorkomen zijn verdeelt in 29 artikelen. Een greep uit deze artikelen handelde over: het repareren van de hekken in de klokgaten en de waterborden, het uitnemen en vernieuwen van de klokkenzolder. In plaats van de opgemetselde omgang, die geheel afgebroken moest worden, diende een houten balustrade gemaakt te worden van hoofdzakelijk eikenhout en puikbest Oostzee’s grenen. Later zou blijken dat deze houten balustrade het uitgehouden heeft tot 1939 wanneer deze dan weer wordt vervangen door een gemetselde omgang zoals die er ook was voor 1817. Verder vermeldt de akte nog de voorwaarden die worden verbonden aan de afvoer van puin, het toezicht houden door de aannemer of door zijn plaatsvervanger tijdens de restauratie werkzaamheden, het verven en de tijd wanneer er een begin kon worden gemaakt met de werkzaamheden. Uiteraard werden ook de rechten en plichten van de opdrachtgevers en de aannemer vermeldt in de akte alsmede de betaling van het werk. Natuurlijk bracht deze restauratie aanvoer en afvoer en tijdelijk opslag van bouwmaterialen met zich mee die voor een groot gedeelte op het kerkhof moesten staan, ook dat werd geregeld. Mocht het zo zijn, zo staat in de akte, dat het nodig was om ruimte te maken voor het maken van graven, dat de aannemer er dan voor zorgde dat die ruimte er binnen twee maal vierentwintig uren moest zijn. De laagste inschrijver was de aannemer Wijbe Jelles Kroon uit [...]