Naarmate het gemotoriseerde verkeer in het begin van de vorige eeuw toenam, moesten ook de wegen worden verbeterd. Mooie Paal was in die tijd al hét knooppunt van wegen op de scheiding van drie gemeenten: Het Bildt, Barradeel en Menaldumdeel. Op dat ‘driegemeentenpunt’ moest het gemotoriseerde verkeer vrijwel twee haakse bochten nemen die zowat over het erf van de boerderij lagen. De naastgelegen waterloop Oude Meer – Zuidervaart had op diezelfde locatie eveneens twee scherpe bochten. In de krant van 4 november 1931 wordt er bericht over deze omlegging van de weg.
“Eindelijk is dan de weg Mooie Paal- Beetgum gerestaureerd. Reeds een paar jaren was hieraan zeer groote behoefte, daar deze weg in een zeer slechten toestand verkeerde, daar hij als bezaaid was met gaten en kuilen. Door deze metamorfose is daar thans uit een hobbelige macadamweg een mooie 5 meter brede en effen Bitumenweg ontstaan, terwijl tevens zooals bovenstaande foto aangeeft, belangrijke verkeersverbeteringen zijn aangebracht.
Deze foto is genomen aan het beginpunt bij Mooie Paal, waar de grootste verbetering is aangebracht. Daar is een zeer gevaarlijke bocht weggewerkt. Voorheen liep n.l. de weg over de houten brug op de rechterzijde van de foto, maakte daar een hoek van 90 graden, en liep dan langs de aldaar staande boomenrij, hetgeen een afstand van 35 meter is, en maakte dan weer een bocht van 90 graden, terwijl de brug voor het drukke verkeer dat daar ter plaatse is, veel te smal was. Thans echter heeft de weg daar ter plaatse slechts een flauwe bocht, zooals de foto aangeeft”.
Volgens de krant stond er ook een woning in de weg, maar die tekst daarover is deels weggevallen. De woning die het betreft is op de kaart met een rode cirkel aangegeven. Het artikel in de krant gaat vervolgens verder.
“Deze woning nu is afgebroken en over dezen grond en dien van den bijbehoorenden tuin is thans de nieuwe weg aangelegd, terwijl een mooie, moderne betonbrug is gebouwd en het aldaar gelegen vaarwater tevens is verbeterd.
Dat genoemde weg tevens nog als zeewering (droomer) wordt aangemerkt, blijkt ook nog uit den bouw van bovengenoemde brug, daar aan de Noordzijde twee betonnen sleuven zijn aangebracht, waarin ingeval dit noodzakelijk mocht blijken, een soort van sluis kan worden geplaatst. Als gezegd is ter plaatse, waar de foto is genomen, een belangrijke verbetering aangebracht en ’t bord, dat over de rechterleuning der nieuwe brug zichtbaar is en dat aldaar is geplaatst door de motorclub „Friesland” ter aanduiding dat daar een S-bocht was, kan dan nu ook gevoeglijk vervallen. Op den achtergrond der foto ziet men thans twee flauwe bochtjes in den weg, welke in de plaats zijn gekomen van twee scherpe, die daar voorheen om een poeltje met struikgewas liepen, welk poeltje thans gedempt is on waarover hu de weg loopt. De dorpsstraat van Wier is een geheel nieuwe klinkerweg geworden en vormt een mooie aansluiting op den zooeven genoemden weg, die dan weer tot Berlikum. Het verdere gedeelte hiervan is beter, doch kan nog niet geheel aansluiten aan het mooie wegdek der „Bitumen”, dat zich dan tot Beetgum uitstrekt. Zoo is men dan bijna zoover gekomen, dat men van hier naar Leeuwarden een mooien verkeersweg heeft, behalve dan het gedeelte van Beetgum naar Beetgumermolen, dat er zeer slecht uitziet en ook broodnoodig aan grondig herstel toe is. Dit herstel is daar niet alleen noodig voor den rijweg, maar tevens voor het z.g. rijwielpad, dat thans vaak den naam modderpad zou kunnen dragen. Is ook dit gedeelte eens grondig onder handen genomen, dan zou dit traject Minnertsga—Leeuwarden in orde zijn.
Op het gebied van wegenverbetering blijft hier echter in ’t Noorden nog wel iets te doen. Zoo is b.v. de Zuiderweg van St. Jacob, in aansluiting op den nieuwen weg, over een afstand van pl.m. 100 M. bijgewerkt en daardoor een meter verbreed, welk gedeelte sterk afsteekt bij het overige gedeelte, vooral wat de bermen betreft, die luide om hulp roepen. Ook de Koudeweg zou vooral wat het Zuidelijkste gedeelte betreft, graag wat gerestaureerd willen worden, daar men op dit gedeelte beter met een waterfiets dan met een gewoon rijwiel terecht kan”.
Tot zover het artikel in de krant.Doordat de weg is omgelegd is er een loze ruimte ontstaan die zomers werd ingenomen door rondtrekkend volk. In de jaren ’60 van de vorige eeuw stonden er zomers regelmatig woonwagens. Dat die woonwagenbewoners niet altijd even betrouwbaar volk bleek te zijn, blijkt uit een andere artikel uit de krant.
Het oude trucje. Minnertsga, 24 juli. Donker gekleurde woonwagenbewoners probeerden bij verschillende winkeliers het oude trucje, geld wisselen. Voorliefde voor kleingeld bleken de dames en heeren te hebben. Een enkele winkelier, meende dat hij niet tot het juiste bedrag kwam bij de wisseling. Men zij op zijn hoede voor deze personen.
In de 19e eeuw was er geen landelijke regeling voor woonwagenbewoners. Iedere gemeente kon haar eigen beleid bepalen, dat in het meest gunstige geval de woonwagenbewoners met rust liet, maar vaak erop gericht was ze zo snel mogelijk weer de gemeente uit te werken. In de Woonwagenwet 1918 werden eisen gesteld aan de woonwagen en diens bewoners. Ten bewijze hiervan moest er een zichtbare woonvergunning van de Commissaris van de Koningin zijn. De vrijheid om de wagen overal neer te zetten verviel, maar ook het (formele) wegjagen.
In 1968 verbood in Nederland de Rijksoverheid het rondtrekken en dwong de woonwagenbewoners in grote centra te gaan wonen (Woonwagenwet 1968). Deze centra lagen op afgelegen plaatsen, weg van de bewoonde wereld. Hier wonen zij in sommige gevallen nog steeds. Vaak is de verhouding met de lokale bewoners matig tot slecht. In de afgelopen decennia zijn er in veel gemeenten kleine kampen aangelegd en daar is de verstandhouding tussen burgers en woonwagenbewoners vaak sterk verbeterd. De meeste grote centra zijn inmiddels gesloten.
‘Tiden hawwe tiden’.
Geef een reactie