7 06, 2020

Myn bernejierren yn Minnertsgea

2020-06-07T07:30:28+00:007 juni, 2020|1 Reactie

In de beginjaren van dorpkrant 'Nijs út eigen doarp' staan verhalen van dorpsbewoners over vroeger. Die verhalen mogen eigenlijk niet ontbreken op deze website. Oud-Minnertsgaaster Dooitze Zwart is zo vriendelijk geweest de verhalen over te typen daarom is het eenvoudig om ze nu te publiceren. De verhalen zijn hier en daar met foto's of ander beeldmateriaal aangevuld. We beginnen met de jeugdherinneringen van Neno Plat.  Ik bin geboren op ‘e Tsjillen, doedestiids hûsnûmer 257, yn de simmer fan 1942. In rêstich plakje tsjinoer it lytse brechje. Oan de iene kant hie kapper Nijholt syn saak en oan de oare kant wie it stolt. Wy wiene moai ticht by it wetter om de boatsjes (klompen) yn it wetter te setten. Oer it brechje stie in gaslantearne. Hjir moasten geregeld nije kouskes yn. Moarns stiene dêr ek de molk- en brijbussen en jûns wer de lege fan Sjoerd Molkboer. Hy wenne ek op ‘e Tsjillen. Zicht op de Tsjillen met het brugje en de lantaarn De feart wie lykwols wol hiel moai midden yn de buorren. Soms wie it wetter hiel helder en seagen wy de fisken swimmen. Dêrom hiene wy ek altyd byt. De readfinnen wienen it moaist. Dy bieten ek fûler. Mar it kaam ek wol geregeld foar dat it wetter grien wie fan it einekroas. Wannear’t it in soad reinde dan stie it wetter  oant de râne fan de haven en wie it stolt net mear te sjen. Wy fisken faak yn de feart mar ek wol by de barte, by de Herfoarme pastorij en ek wol yn it âld dok, mar dêr stie faak tefolle reid. As bern hawwe wy allegearre wolris yn de feart lein. De muzyktinte wie ek in moai gesicht yn de buorren. Dy stie yn de tún fan Oane Vogel, de pake fan Anne en Baukje Vogel, dy no noch op de Lytsebuorren wenje. Yn de simmer hong der sneons by moai waar in boardsje oan de tinte, mei dêrop de wurden “Hedenavond concert”.  It korps spile der dan. Dat wie eltse kear wer in hichtepunt. Der kamen dan in soad minsken te sjen en te lústerjen. Dan de hjerst, de bitetiid. Geregeld kamen skippers yn de haven mei turf sa as lytse en grutte Sjoerd en Cobus Zwart en ek Jan Wouters de Roos. Soms wienen der ek hiele moaie skûtsjes by yn ‘e kleuren grien mei giel, read en brún mei wyt; alles der op en der oan. Soms mochten wy wolris yn it roefke sjen. Binnen wie it wol lyts mar o sa moai en  smûk. De buorren like dan wer hiel oars en heech! Omstreeks 1955 zijn de kinderen volop aan het vissen Moarns waarden wy wol wekker fan de earste biten, dy’t op de houten flier yn it rom goaid waarden.Hynders stiene foar de weinen, meast heaweinen, te dampjen en te switten as gongen se op stoom. Foaral de swiere hynders (Belgen). Mar se hiene dan wol in drege rit hân. Wy holpen graach mei Lees meer

8 10, 2016

Timmer- en Aannemersbedrijf Bloembergen

2016-11-12T18:39:45+00:008 oktober, 2016|3 Reacties

Galt Bloembergen zijn 'pake' Gjalt (1875-1958), had met zijn broers een timmerbedrijf in de Friese Wouden. Toen ze een opdracht kregen in Tzummarum, besloot Gjalt in deze omgeving te blijven en vestigde zich in de Mieden, aan de westkant van Minnertsga. Hij begon op 1 mei 1911 een timmerbedrijf in Minnertsga en werkte erbij als weger bij de laad- en losplaats midden in de dorpskom waar toen nog de haven aan toe liep.  Gjalt Bloembergen met zijn vrouw Aurelia van Mourik en de kinderen Roel en Rinske. Foto omstreeks 1912. Na de verkoop van de boerderij Groot Hermana en daardoor het uitéénvallen van de percelen van deze boerderij, besloot Gjalt rond 1911 een laag stuk grond te kopen vlakbij de ingang van boerderij Groot Hermana. Hij hoogde de grond op met onder andere stobben, die uit Leeuwarden vandaan kwamen. Hierop bouwde hij een woonhuis met werkplaats. Dit was het eerste huis dat op die streek na de verkoop van Groot Hermana werd gebouwd. Later volgde de rest. Eerst ten westen en daarna ten oosten en zuiden hiervan. De singel van Groot Hermana liep eerst nog langs de noordzijde van dit huis. Achteraf gezien was de ophoging met deze stobben niet zo’n succes want in latere tijd kregen de bewoners hierdoor last van zwamvorming zodat het hout in het onderste gedeelte van het huis verrotte. Zijn zoon Roel hielp mee in het bedrijf en nam in 1929 de zaak van zijn vader over. Roel verhuisde per 12 mei 1929 van de Skoalstrjitte 10 naar de Hermanawei 13 en Roel zijn vader ging naar de Skoalstrjitte 10. Leeuwarder courant 1912 In 1961 runde Roel samen met zijn zoon Gjalt het bedrijf. In die 10 jaar daarvoor werden voor de Woningstichting veel huizen gebouwd en ook daarna zette dit door met de bouw van de huizen in de P.B. Winsemiusstrjitte en de Collot d’Escurystrjitte (rond 1965) en daarna de huizen in de Vikarijbuorren en De Kamp met vlak daarvoor in 1976 de koopwoningen aan de westkant van de Tilledyk. De winstgevendheid van de bouw voor de Woningstichting was niet erg hoog maar dit werd gecompenseerd doordat Gjalt zoveel mogelijk huizen voor de winter wind- en waterdicht bouwde en deze in de normaal rustige winterperiode dan aftimmerde zodat ze dan ook nog werk hadden. Rechts de timmerwerkplaats rond 1960 In het voorjaar van 1963 vond een grote verbouwing plaats aan de Hermanawei 13. Het woonhuis werd verhoogd en de werkplaats opnieuw opgebouwd. Een tegenvaller was dat de muur van de werkplaats tijdens de bouw een keer omwaaide door een storm. Dit gebeurde op een zondag zodat ze niet bezig waren met de bouw. In 1965 werd Gjalt Bloembergen, samen met zijn vrouw Neeltsje, eigenaar van het bedrijf. Op 2 januari 1968 werd het bedrijf veranderd in een N.V., zodat bij een eventueel faillissement de privé-eigendommen niet zouden worden verbeurd. Gelukkig heeft dit niet plaatsgevonden. Datzelfde jaar werd het pand aan de Meinardswei 38 gekocht. Voor 1960 was hierin Lees meer

2 12, 2012

Middenstand in sinterklaasstemming

2013-01-04T14:51:57+00:002 december, 2012|0 Reacties

'Barradiel Meiinoar Ien' was een krant die maandelijks bij op elk postadres in de gemeente Barradeel werd bezorgd. Het was een uitgave van de Middenstandsvereniging Barradeel. De krant werd gemaakt door Hoekstra's Drukkerij en Boekhandel in St. Annaparochie. Ik heb de uitgave van november 1974 voor mij liggen; bijna veertig jaar geleden dus. De krant geeft een uitvoerig verslag van de raadsvergadering van 3 september 1974. De raadsleden zijn in die vergadering beëdigd en zij moeten er voor zorgen dat de gemeente géén artikel 12 gemeente wordt.  Wat opvalt in deze krant zijn de Sint Nicolaas-advertenties van middenstanders die - op een enkeling na - niet meer bestaan. Van Dijk's-bazar was dé speelgoedwinkel in Minnertsga.Het was een waar eldorado van speelgoed in de achterkamer. Lange tafels met witte lakens er overheen en speelgoed uitgestald . . . . . wat een keuze; je wist niet wat je moest vragen Sinterklaas. Maar bij Johannes Reitsma aan de Tsjillen was ook geen nee te koop. Daar kon je ook nog terecht voor een nieuwe fiets of bromfiets. En ook bij Reitsma kreeg je St. Nicolaas-zegels. Bij de dames Bekius slaagde je altijd voor knotten wol, borduurgaren, ritsen en knopen en volgens mij ook verschillende soorten stoffen. Café Restaurant J.J. Dijkstra was hét adres op het gebied van gedistilleerd; sterke drank dus. Citroen Jenever, Brandewijn, Graan Jenever, Beerenburg, Cognac enzovoort. En daar hoorde dan een stukje hartigs bij wat bij slager Bonnema verkrijgbaar was.   Maar wat is een sinterklaasfeest zonder, taai-taai, pepernoten, speculaas en banketletters- en staven? Daarvoor moest je naar de bakker.   

28 01, 2012

200 Friese gardeniers scheppen zich een nieuw bestaan in Suderleech

2013-02-02T07:22:24+00:0028 januari, 2012|0 Reacties

Bijna 400 bunder werd voor de ‘helsdoarren’ weggesleept. Definitieve vestiging in toekomst mogelijk.  Onder deze grote kop stond maandag 16 juni 1952 een groot artikel in de Leeuwarder courant waaruit onderstaande tekst is aan ontleend. Voor de derde maal hadden aardappelen van de Friese gardeniers vrucht in de Noordoostpolder. Voor de derde maal kwamen de polderboeren, die geselecteerd waren uit duizenden Nederlandse boeren, kijken en zich verbazen over hetgeen de Friese gardeniers uit de grond wisten te halen. De gardeniers waren zelf ook verbaasd, want het product dat zij toen in 1952 teelden was beter dan ze hadden durven hopen. Met spanning zagen zij dan ook het ogenblik tegemoet waarop hun tijdelijke vestiging in de polder zou worden omgezet in een definitieve, omdat zij in de polder nieuwe kansen gekregen hadden zich een bestaan op te bouwen. De aardappelmoeheid heerste al ruim tien jaar in de Friese bouwstreek en de Wet op de Aardappelmoeheid, die rond 1950 in werking was getreden, noopte de telers tot wisselbouw waardoor het voor de gardeniers op hun kleine stukjes grond schier onmogelijk was gemaakt nog een bestaan te vinden.  Op de harde kluiten van Barradeel en Menaldumadeel was daarvoor toen geen vervangend gewas te vinden. Het gevolg was dat vele gedupeerden gardeniers een bijstandsuitkering moesten aanvragen bij de sociale dienst van de gemeente. Het was dan ook geen wonder dat vele gedachten uitgingen naar het ‘Suderleech’, waar nog duizenden hectares in de Staatsexploitatie waren en geenszins intensief bebouwd werden. De polderdirectie had zich echter bij het bevolken van de polder een ideaal gesteld, dat niet geheel strookte met het toelaten van de Friese gardeniers. Toch zal de vakbekwaamheid van deze aardappeltelers de directie niet zijn ontgaan en zou bij een eventuele definitieve vestiging van de Friezen, waarvan sprake was, deze ongetwijfeld bijdragen tot de goede naam die de polder reeds op landbouwgebied had opgebouwd. In 1952 waren er in de polder 47 combinaties van gardeniers met in totaal 202 leden die een oppervlakte van 399 hectare land met aardappelen verbouwden. Honderdduizenden guldens hadden ze in grond, in de buurt van voormalige eiland Schokland, geïnvesteerd.  De aardappelvelden lagen voor een groot deel bij Schokland, maar ook bij Marknesse lagen enkele velden. In de voorgaande jaren zaten de Friezen meer in het centrum van de polder, maar naarmate de uitgifte van boerderijen aan pachters vorderde, schoven de gardeniers verder van het centrum en kwamen toen onder aan de dijk te zitten. Voor het seizoen 1952 kon er slechts amper 400 bunder door de gardeniers worden gerealiseerd en omdat dat het bij de ‘helsdoarren’ weg moest komen had men de veronderstelling dat het volgende seizoen vrijwel onmogelijk was om nog voldoende grond te bemachtigen voor de gardeniers, tenzij er voor hen een definitieve vestigingsplaats werd aangewezen.   ‘Se hawwe ús hjir leaver net as al’, zei de heer Plat uit Oosterbierum tegen de journalist van de Leeuwarder courant die ter plaatse was tussen een rij schoffelende mannen. De heer Plat vormde samen met Lautenbach van Berlikum en Piet Lees meer

Ga naar de bovenkant