Op de laatste dag van de expositie vorig jaar oktober over de kerkbrand van 1947, kwam Anne Reitsma bij mij en liet mij een loden plaatje zien met de initialen F T en het jaartal 1772. Ik was stom verbaasd! Zou dit het bewuste relict zijn waar ik al jaren voor iemand naar op zoek ben. Anne vertelde dat hij het plaatje ooit van zijn ‘pake’ heeft gekregen met de boodschap: “bewarje it goed en jouw it nea út’. Achterop het plaatsje heeft pake Anne Gaukes Reitsma (1897-1978) met een scherp voorwerp gegraveerd: A. Reitsma Hervormde kerk afgebrand 3 juni 1947. Nadat ik mijn verhaal had verteld over de zoekopdracht die ik jaren geleden had gekregen, mocht ik het loden plaatje van Anne meenemen om het te laten zien aan mijn opdrachtgever.

Zoektocht
Jaren geleden maakte ik deel uit van een werkgroep van de Fryske Akademy waar ik met Meindert Tangerman in contact kwam, die toen in Veenwouden woonde. We raakten aan de praat en hij vertelde over een voorvader van hem die vroeger leidekker is geweest. Die voorvader zou in 1772 ook aan het dak van de kerk in Minnertsga hebben gewerkt. In het boekje Om toer en tsjerke, dat uitgegeven is in het kader van de herbouw van de kerk, schrijft de auteur ds. Wumkes: ‘De karakeristike leaden plaetsjes, dy’t men nei de brân yn ’t pun fine koe, mei de laidekkershammer, de initialen F. T. en 1772 d’r op, dogge útwizing fan ’t wurk dat F. Tangerman makke hat’. Met dat gegeven had Meindert voor ogen dat de leihamer van zijn voorouder gevonden was en bewaard is gebleven. Navraag bij de kerkrentemeesters leverde in al die jaren niets op, totdat Anne op de laatste dag van de expositie kwam aanzetten met een loden plaatje met daarop de initialen en een afbeelding van de leihamer.

Kort na de expositie heb ik Meindert Tangerman verteld over het bewuste loden plaatje. We kwamen tot de conclusie dat je de zin van ds. Wumkes ook anders kon lezen dat er geen sprake was van een losse leihamer, maar dat die op het loden plaatje stond afgedrukt. Meteen heb ik hem een foto van het plaatje toegestuurd en hebben we een afspraak gemaakt dat hij met eigen ogen het plaatje kon bewonderen en vasthouden.

Wie was de leidekker Fredericus Tangerman?
Fredericus is geboren in 1735 in de stad Groningen. Hij was een zoon van de apotheker Godfried Wilhelmus Tangerman en Gesina Hypools Fredericus. Op 30 jarige leeftijd is Fredericus op 29 december 1765 in de Grote kerk in Harlingen getrouwd met de 29-jarige Trijntje Sipkes IJbrandi. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren: Willem in 1767, Gertje in 1768, Sipke in 1771, die slechts 3 jaar oud is geworden. In 1774 is er nog een Sipke geboren. Moeder Trijntje Sipkes IJbrandi is in 1779 in Harlingen overleden. Fredericus trouwde voor de twee keer in 1780, i n de Grote kerk in Harlingen, met de 38-jarige Neeltje Stitterts Bontekoe. Uit dat huwelijk is in 1781 hun zoon Stittert geboren.

Fredericus Tangerman heeft bij zijn oom Willem Vellage in Groningen het vak van loodgieter en leidekker geleerd. In de Leeuwarder courant van 23 maart 1765 maakt Fredericus bekend dat hij ‘zig neergezet hebbende te Harlingen, woonende tot May 1765 op de Zoutsloot, dog naa May aan de Noorderhaven; presenteert zyn dienst aan alle Heeren en Burgers tot een Ceviele prys te maken en te leveren, Veerige Pompwerken met Kopere Kranen en Zwengels, Verwers Baluw Kuipen, allerhande zoorten van Loden Vegaar-bakken, Afleidings-pypen en Loden Gooten, Pompen in Scheepen, veelerhande zoorten van Loden Tabaks dozen, en verders alles wat tot Pompen, Ley- en Loodwerk behoort’.

Hij zal het in Groningen bij zijn oom van leerling, gezel tot meester hebben geschopt. Later wordt hij ook aangesproken als meester koper- en blikslager. Het koperslagers vak vergde een lange leertijd om het ambacht goed te kunnen uitvoeren. De geheimen van het vak werden is die tijd zorgvuldig gekoesterd en uitsluitend mondeling en in de praktijk aan gezellen doorgegeven. Blijkens de bekendmaking(en) van Fredericus in de Leeuwarder courant, zal het accent van zijn werk meer in de richting zijn geweest van een combinatie van koper- en loodwerk. Later blijkt uit een bekendmaking in de Leeuwarder courant (1768) dat zijn werk meer ligt op het vakgebied van loodgieter en leidekker. Hij recommandeert zich dan: ‘in yders gunst tot het maken van allerhande soort van Lood en Leywerk, kunnende een ieder verzeekert zijn van Prompte en Civiele Bediening’.

Verschillende gebouwen in Harlingen en omgeving heeft hij met leien gedekt. Het leidekkersvak blijkt ook nauw verwant met het loodgietersvak en koper- en blikslagersvak. Als je toch op het dak zat kon je de verschillende werkzaamheden efficiënt combineren.

Trotseerloodjes
Bij het leidekken behoorde ook het aanbrengen van trotseerloodjes. Deze trotseerloodjes, vaak dakloodjes genoemd, zijn loden plaatjes van gemiddeld 5,5 x 7 cm. Meestal hebben ze de vorm van een wapenschild. De trotseerloodjes werden meestal in een bronzen giettang vervaardigd. Deze plaatsjes werden over spijkers gesoldeerd waarmee de leien of het lood op daken is vastgezet. Op die wijze waren de spijkers afgedekt en bescherm tegen inwateren, de dakloodjes trotseerden het inwateren. Van de 16de tot de 18de kunnen deze trotseerplaatsje worden beschouwd als een soort van visitekaartje van de leidekker/loodgieter.

In Fryslân zijn veel trotseerplaatjes voorzien van een wapen met – heraldisch – rechts de Friese (halve) adelaar en – heraldisch – links gereedschappen als bijvoorbeeld een leidekkershamer, soldeerbouten en/of initialen van de leidekker/loodgieter en een jaartal.

Dat Fredericus best trots was op zijn vak blijkt uit de keuze van de gereedschappen die hij kiest voor zijn persoonlijk wapen: een leidekkershamer, een soldeerbout en een passer. Bij uitstek gereedschappen van een leidekker, loodgieter en koperslager. Voor het hakken van leien gebruikt wordt de ene kant van de hamer gebruikt en de andere kant met de scherpe punt wordt gebruikt voor het maken van de nagelgaten.

Over het algemeen zal het werkterrein van Fredericus Tangerman binnen de bolwerken van Harlingen hebben gelegen. In de jaren ’70 van de 18de eeuw voerde hij het jaarlijks het loodgieters- en leidekkerswerk uit. Maar zijn werkterrein lag ook in de omliggende dorpen.

Leiendak kerk Minnertsga
Het kan niet anders dan dat Fredericus Tangerman in 1772 aan het leiendak van de kerk in Minnertsga heeft gewerkt. De kerkrekeningboeken zijn daarop niet geraadpleegd, maar het trotseerloodje dat gevonden is door de pake van Anne Reitsma, spreekt voor zich. Uit overlevering weten we dat na de grote brand van de kerk op 3 juni 1947, veel puin is afgevoerd naar de omliggende landwegen die daarmee opgehoogd zijn. Nu blijkt dat Ane Gaukes Reitsma zo’n trotseerloodje in het puin heeft gevonden en dat hij dat indertijd aan zijn pakesizzer heeft gegeven. Het zal vermoedelijk hetzelfde trotseerloodje zijn geweest dat ds. Wumkes in het boekwerk: Om toer en tsjerke heeft beschreven.

Zoektocht afgesloten
Daarmee is een einde aan mijn zoektocht, maar ook een einde aan de zoektocht van Meindert Tangerman, een verre nazaat van de bewuste Fredericus Tangerman, gekomen. Om dat officieel vast te leggen is Meindert vereeuwigd met het trotseerloodje in zijn handen wat zijn voorvader in 1772 in handen heeft gehad en wellicht toen door hemzelf is gegoten in een giettang.

Met dank aan Meindert Tangerman voor de aanlevering van teksten door hem geschreven in: Een familiekroniek over 300 jaar Tangermannen en Tangervrouwen, een schets van 12 generaties in hun tijd en omgeving.

Gerryt Bouma, werkgroep Minnertsga Vroeger

NB: 20 april 2023 zijn nog drie trotseerloodjes ingebracht in het dorpsarchief. Twee zijn van Fredericus Tangerman (1772). De andere is van GBr Bekker of Bakker. Onderzoek naar dit laatst genoemde troteerloodje moet nog worden uitgevoerd.