Slecht geventileerde en vochtige woningen, onwetendheid over vitamines en goede voeding waren reden dat het vroeger, vooral in de winter, niet goed ging met de gezondheid. En natuurlijk ook het roken deed je niet goed. Iedereen rookte mee in de kamer. Baby’s, kinderen, ouders, pake’s en beppe’s, allemaal gehuld in hetzelfde blauwe rookgordijn.

Een wekker was niet nodig, je hoorde wel als de heer des huizes scheurend en blaffend opstond. Om de keelpijn, en het hoesten te bestrijden waren er vele middeltjes in de handel. Maar om je preventief te wapenen tegen het onheil, kreeg je iedere avond voor het slapengaan een lepel van die ‘heerlijke’ levertraan en dan zonder tanden te poetsen naar bed. Omstreeks 1900 was dit product onder andere verkrijgbaar bij de volgende middenstanders in Barradeel: Minnertsga bij L. Heukels, Oosterbierum bij M. Sietsma, Sexbierum bij wed. C.C. Knoll en in Wijnaldum bij IJ. de Boer.

Maar naast levertraan waren er ook andere middeltjes die gebruikt werden en afdoende moesten zijn bij verkoudheid. Bijvoorbeeld Gomballen die een ‘veelzijdige werking’ hadden bij mond- en keelaandoeningen. Dampo had hoestbonbons in de handel, maar ook een zalf die je moeder voor de nachtrust op je borst smeerde. De tranen sprongen je dan meteen in de ogen van dat sterke spul en je snakte naar adem. 

Vader zeepte zijn gezicht in met de scheerkwast, moeder nam de Lux toiletzeep ter hand. Of al je klasgenootjes zich elke ochtend wasten was zeer de vraag, als je op de lucht afging. Ook andere tekenen leken soms op een wat gebrekkige persoonlijke hygiëne te wijzen. Bijvoorbeeld als een klasgenootje – die met die groene tanden – met gymles na zijn klompen ook zijn sokken uittrok en je eigenlijk geen enkel verschil zag.