Haitsmaleane 5
Zie > Google Maps Zie > huidige kadastrale situatie (BAG) Huisnummering 1925: 1931: 1953: Haitsmaleane 5 Kadaster 1832: Minnertsga, 1887: Minnertsga, 2021: Minnertsga, TERUG OVERZICHT PANDEN
Vereniging Plaatselijk Belang Minnertsga e.o | werkgroep Minnertsga Vroeger
VOLG ONS
Zie > Google Maps Zie > huidige kadastrale situatie (BAG) Huisnummering 1925: 1931: 1953: Haitsmaleane 5 Kadaster 1832: Minnertsga, 1887: Minnertsga, 2021: Minnertsga, TERUG OVERZICHT PANDEN
In de zomer van 1845 stapt de dan 27-jarige Tietje Cornelis Brok in de huwelijksboot met de dan 19-jarige Johannes Schotanus uit Stiens. Zij is geboren in Minnertsga en is een dochter van Cornelis Brok en Jetske Hibma. Johannes is kleermaker en ten tijde van de huwelijksvoltrekking ‘verblijfhoudende’, zoals dat zo mooi in de huwelijksakte staat, in Minnertsga. Dit echtpaar heeft naar alle waarschijnlijkheid het fundament gelegd van de het kleermakersbedrijf van de firma Schotanus. Het winkelpand rond 1900 Johannes is het oudste kind van Jacob Schotanus (1793-1867) en Trijntje Buursma (1799-1864). Hij ziet het eerste levenslicht in Birdaard op 18 september 1825. In Birdaard wordt zijn broertje Tjalling geboren. Het gezin verhuist daarna naar Rinsumageest. Daar worden vijf zusjes geboren: Rinske, Jantje en Antje. Twee zusjes, genaamd Jantje, overlijden voor hun eerste levensjaar. Tussen 1839 en 1842 verhuist het gezin naar Stiens waar het jongste zusje Trijntje wordt geboren. Het kleermakersambacht heeft Johannes van zijn vader meegekregen net zoals zijn twee jaar jongere broer Tjalling die ook het kleermakersambacht uitvoerde en zich later vestigde in Kollumerzwaag. Zoals al eerder is aangegeven staat in de huwelijksakte dat Johannes kleermaker is en geen kleermakersknecht. Dat zou kunnen betekenen dat hij bedrijfsmatig voor zichzelf het vak uitoefende, maar dan zou hij eigenlijk meester kleermaker moeten zijn. En die benaming heb ik niet in combinatie met de naam Johannes Schotanus terug kunnen vinden in de archieven. Minnertsga niet vreemd Dat Johannes in Minnertsga voor zijn huwelijk al kleermaker is , is niet zo vreemd. Zijn pake en beppe van vaderskant hebben in Sexbierum gewoond waar zijn pake timmerknecht was. Johannes is in september 1825 geboren en zijn pake is in juni 1826 overleden. Het is dus maar de vraag of pake en pakesizzer elkaar ooit hebben gezien. Zijn beppe Aaltje (1770-1841) heeft hij wel gekend want die woonde later in Minnertsga. Zij was toen voor de tweede keer getrouwd en wel met de huisschilder Sjoerd Katje, een van de voormannen van de later Christelijke Afgescheiden Gemeente. Zijn beppe en haar man Sjoerd Katje woonden in huis nummer 4, op de hoek Ferniawei – Stasjonstrjitte. Het kan zijn dat hij op die wijze Minnertsga en ook Tietje heeft leren kennen. Gezinsleven Johannes en Tietje wonen later midden in de buorren in het pand wat nu Meinardswei 54 is. Dit pand zou na Johannes en Tietje nog drie generaties lang in het bezit zijn van de familie Schotanus. Tietje schenkt het leven aan vier kinderen: drie jongens en een meisje. In de kracht van haar leven komt Tietje eind mei 1856 op 38-jarige leeftijd te overlijden. Johannes blijft achter met de vier kinderen waarvan de oudste 10 en de jongste 4 jaar is. Tietje wordt begraven op het kerkhof van Minnertsga. Voor de zorg van zijn kinderen en de huishouding komt Johannes zijn zuster Rinske (26) voorlopig bij hem inwonen. Dat is kennelijk even een tijdelijke oplossing want Johannes krijgt kennis aan de dan 25-jarige dienstmeid Gaatske (Gutske) waar hij later mee in [...]
In de Leeuwarder courant van 15 november 1958 stond onderstaand artikel over Jacob Bernardus van Manen die een scheepswerf had in Berlikum. Hij maakte ook pramen die ook in de Minnertsgaaster pramenvloot waren te vinden. Dit houten '"preamke" heeft Van Manen in 1920 gebouwd voor een Berlikumer gardenier. In de praam Jacob Bernardus van Manen (1888-1963) Praat eens met oude gardeniers uit Berlikum of St. Annaparochie met de vroegere vissers van Barradeel en de Bildtse zeewal, met beurt- en aardappelschippers in ruste en vraag hun, waar ze hun pramen, hun haringboten en hun snikken lieten maken. Tien tegen een zal het antwoord zijn: ‘In Berltsum, by de Van Manens’. En zij zullen er ongevraagd aan toevoegen: ‘Der wiene gjin better.’ Wij kunnen deze lof gerust vermelden, want er bestaat in Berlikum geen helling van Van Manen meer en pramen, zeeboten noch snikken (en zeker niet in hout) zijn in onze tijd meer nodig. Maar al is dan ook een dikke twintig jaar geleden de laatste houten boot in Berlikum gemaakt, nog altijd varen er in de Noordwesthoek boten, die het vakmanschap van Jakob van Wanen en zijn nakomelingen verkondigen. Die Jakob kwam omstreeks 1850 van Bolsward en nam op de Kamp in Berlikum een „diakenshellinkje" over, om nu 81 jaar geleden in de Bûterhoeke aldaar een nieuw werfje te bouwen, waarvan de schuur nog staat, maar waarin nu al jaren landbouwwerktuigen en dergelijke worden gemaakt. Hier, aan de vaart, bloeide het schuitmakersbedrijf op onder de handen van Jakob. Zijn beide zoons en zijn kleinzoon, de nu 70- jarige heer J.B. van Manen, die ons de interessante aantekenboekjes ter hand stelde, waarin destijds gegevens omtrent de te bouwen scheepjes werden opgeschreven. Een stuk plattelandsgeschiedenis spreekt uit deze notities en bekende namen passeren de revue: de snik van T. J. Runia, de snik van H. Bakker en J. Terpstra te Oudebildtzijl, het Praamke van de nieuwe dijk onder Sint Jakob, het boot van Jou Koning, een Praamke van 7 korven (dat was twee ton groot en er konden zeven aardappelkorven in de lengte in staan), de beurtsnik van P. Brolsma, de Sintjakobster beurtsnik bevaren door Job de Roos, de zeeboot van Ouwe van Dyk en Tjerk Koning, om maar een greep te doen. Maten en namen van onderdelen zijn in deze boekjes vermeld in een verhollandst Fries: voor-bartje, oosgaten, inhouten, zool, boekdelling, tuit, kooischud, huische, schandeksel en de heer Van Manen kan belangstellenden haarfijn vertellen wat deze namen betekenen en hoe die snikken en pramen en haringboten met mallen, maar vooral ook ‘op it each’ in elkaar werden gezet. Deel van de Minnertsgaaster pramenvloot Hij vertelt van de armoede in de negentiger jaren, toen de snikken op een koopje geleverd moesten worden en een roef op zo'n scheepje zelfs als een luxe werd beschouwd. De schipper en zijn knecht sliepen daarom onder een plat luik, waarbij men moet bedenken, dat het maar voor één nacht was en er geen huishouding aan boord was. Het waren ook deze scheepjes, [...]
J.S. Mancadan: Italianiserend landschap, paneel 57,5 x 100 cm De Friese 17e-eeuwse schilder Mancadan komt de laatste decennia steeds meer in de belangstelling te staan. Begin 2001 was in het Fries Museum een tentoonstelling van achttien van zijn schilderijen te zien, een Friese dichter wijdde zelfs zeven gedichten aan hem (1993) en in een in 1996 verschenen friestalig jeugdboek speelt een gestolen schilderij van Mancadan een belangrijke rol. Deze belangstelling wordt mijns inziens niet alleen veroorzaakt door de manier waarop hij zijn landschappen schilderde namelijk met een vlotte toets en warme bruine en gelige tinten, maar ook door het feit dat hij als enige schilder al in de 17e eeuw landschappen heeft gemaakt die zeer vermoedelijk in Friesland zijn te lokaliseren. Omtrent de persoon van Mancadan was niet veel bekend, in de loop van de 20e eeuw kwam af en toe achtergrondmateriaal beschikbaar. Aanleiding tot dit artikel is mijn vrij recente ontdekking van de ouders van Mancadan. Eerst zal ik (Joop Woudstra) de afkomst, omgeving en zakelijke loopbaan van Mancadan trachten te schetsen om vervolgens tegen deze achtergrond zijn artistieke werkzaamheden te projecteren. Op 14 oktober van het jaar 1680 beweegt zich al hotsend, schommelend en af toe glijdend een wagen voort over de modderige wegen van Oosterwierum naar Leeuwarden. In de wagen bevinden zich, behalve de voerman, Ebeltje Mancadan en haar neef Johannes Mancadan, een zoon van haar broer. Achterin de wagen staat een doodskist, die gelukkig goed is vastgesjord, waarin het gebeente rust van hun moeder respectievelijk grootmoeder Elske Mathijsdr Siderius. Elske was al in 1669 in Beetsterzwaag ten huize van Ebeltje overleden en toen voorlopig begraven in Beetsterzwaag en later in Oosterwierum, maar nu is haar man Jacobus Mancadan ook overleden en zal zij aan zijn zijde uiteindelijk rusten op het Oldehoofsterkerkhof. De begrafenis zal de volgende dag plaatsvinden en ook het stoffelijk overschot van Mancadan heeft dan al een hele reis afgelegd. Hij is op 4 oktober overleden in Tjerkgaast, waar zijn zoon Sybrandus (de vader van Johannes) predikant is. Ebeltje heeft de laatste twee weken dan ook heel wat afgereisd: op 5 oktober is ze van Beetsterzwaag naar Tjerkgaast gegaan en later weer terug, 8 oktober van Beetsterzwaag naar Leeuwarden (eerst per wagen naar Smalle Ee en vandaar per schip via Wartena), de volgende dag naar Tjerkgaast waar 'de leed' (het begrafenismaal) is gehouden en de twaalfde met het lichaam van haar vader weer naar Leeuwarden. Ze zal blij zijn als alles achter de rug is. Alle vermoeienissen hebben haar er echter niet van weerhouden alle gemaakte onkosten tijdens de reizen, van het begrafenismaal en het vervoer van haar vaders boedel, nauwgezet te noteren. Dankzij haar administratie-drift en het feit dat veel bescheiden inzake de nalatenschap van Mancadan in het familiearchief Van Harinxma thoe Slooten bewaard zijn gebleven, is het mogelijk geweest haar reis geheel te reconstrueren. De voormalige directeur van het Fries Museum, dr. C. Boschma, heeft in 1966 in een artikel in het tijdschrift Oud Holland genoemde archivalia uitgebreid besproken. [...]
Situatie oktober 2010 Zie > Google Maps Zie > huidige kadastrale situatie (BAG) Huisnummering 1925: 356 1931: 379 1953: Haitsmaleane 3 Kadaster 1832: Minnertsga, sectie B, 248 en 248 1887: Minnertsga, sectie B, 248 en 249 2021: Minnertsga, sectie G, 395 Op de kadastrale kaart van 1832 staat het pand ingetekend. Weduwe Jan van Assen, eigenaar in 1832, zij woonde zelf in AalsumWijbe Jorrit Bierma en Lutske Goffes Jensma, waarschijnlijk direct na hun huwelijksvoltrekking in de zomer van 1838. In december 1853 verhuisde het gezin naar Holwerd.Willem Renzes Brems en Neeltje Johannes Douma vestigen zich in april 1854 vanuit Genum.Johannes Wijngaarden en IJzaakje van Wijngaarden, vestiging waarschijnlijk direct na hun huwelijksvoltrekking in mei 1901. Zij zijn 12 mei 1927 vertrokken naar Sexbierum.Jan Bruinsma, vestiging vanuit Oosterbierum op 12 mei 1927. Vertrokken 9 mei 1935 naar Metslawier.Bote Jukema en Fetje Greevelink, vestiging vanuit Oosterbierum. Na overlijden van Bote (dec. 1949) trouwde Fetje in september 1953 met Siebe Reins Faber.Siebe Reins Faber en Fetje GreevelinkRein Siebes FaberSiebe Reins FaberFamilie ThomasDienstbodes die op deze boerderij hebben gewerkt zijn: Afke Been, Geertje Baarsma, Beitske Meerstra, Heiltje Wagenaar, Sijtske Travaille en Jantje de Boer. Situatie omstreeks 1998 Situatie 2021 (foto Alice Dijkstra) Situatie 2021 (foto Alice Dijkstra) TERUG OVERZICHT PANDEN