Het is zondagavond 18 november 1883 als slager Lieuwe Sipma samen met zijn vrouw en de knecht de deur uitgaan. Lieuwe trekt de deur goed achter zich dicht en doet hem op slot. Waar ze naar toe gingen is niet bekend. Wat achteraf wel bekend is, is dat Lieuwe niet aan het zolderluikje heeft gedacht om dat ook af te sluiten. Het zolderluikje had hij open gezet omdat op zolder worsten hingen te drogen. Het pand waar het hier om gaat is Hege Buorren 8, de voorkant van de Coöp supermarkt van Wiersma.
Tussen half elf en elf uur komen slager Sipma en zijn vrouw en knecht weer terug. Om een of andere reden waarschuwde Sipma zijn knecht waardoor Sipma zijn vrouw Antje eerst de woning ingaat. Sipma gaat er direct achteraan en steekt eerst een lucifer aan om licht te maken. Dan schrikt zijn vrouw zo erg dat zij haar man in de armen valt. In het schemerlicht is te zien dat de ornamenten van de secretaire op de tafel staan. De flap en de laden van de secretaire stonden open en een hakmes uit de slagerij lag op de grond.
Bij nader onderzoek bleek dat uit de secretaire een aantal gouden en zilveren voorwerpen werden vermist en een zakje met zes rijksdaalders. Op zolder lag bij het luik een slachtmes. Het vermoeden was dat de Minnertsgaaster Sjoerd van der Wal dit geflikt had. Hij had al een tuchthuisstraf van zes jaar uitgezeten. Sjoerd was een vrijgezel van 30 jaar en woonde bij zijn ouders in aan de Lytse Buorren. Huiszoeking bij zijn ouders leverde niets op en visitatie bij hemzelf leverde ook geen resultaat op. De verdenking bleef wel bestaan, maar zolang er geen bewijs was; bleef de dader van de insluiping en de diefstal onbekend.
Een aantal weken later is er ene Pieter Proost uit Tzummarum, die in het bijzijn van anderen gezegd heeft, dat de dader van de diefstal maar bij hem moest komen met de gesloten spullen en dat hij hem er dan wel mee zou redden.
Sjoerd van de Wal ontmoette deze Pieter Proost in de avond van 9 december en bood hem, samen met twee anderen die bij Pieter waren, te trakteren. Sjoerd gaf een gulden en er werd een fles jenever gehaald en met hun vieren gingen ze naar het huis van Pieter Proost in Tzummarum. Onder het drinken haalde Sjoerd uit zijn broekzak een met goud beslagen sigarenkoker en een portemonnee met zilverbeslag te voorschijn. Tussen ’s nachts twaalf en één uur gingen ze allemaal naar de herberg van De Jong in Tzummarum.
Sjoerd en Pieter lopen achteraan. Sjoerd zei toen tegen Pieter: “je weet wel wat je gezegd hebt, dat je met gestolen goed kunt redden”. Vervolgens deed Sjoerd een greep in zijn broekzak en gaf Pieter enige voorwerpen. Het is hartstikke donker op de weg dus Pieter ziet niet wat voor voorwerpen het precies zijn. Pas in de herberg, als Pieter wat jenever besteld, ziet hij dat het twee gouden haarband slotjes zijn en een gouden oorbel, een gouden doekspeld, een zilveren pepermuntdoosje, een zilveren snuifdoosje en een zilveren band zijn. De volgende dag brengt Pieter deze voorwerpen bij de burgemeester.
Op die dag lopen in de ochtend tussen zeven en acht uur vier personen van Minnertsga naar Tzummarum. Onderweg vinden zij een pepermuntdoosje, een gouden haarslot, een gouden oorbel, een gouden halsslot, drie gouden ringen, een zilveren knipje, een gouden mutsspeld en een gouden doekspeld. De gevonden voorwerpen werden naar de politie gebracht. En doordat Pieter bij de burgemeester verteld zal hebben hoe hij aan ‘zijn’ voorwerpen was gekomen; is diezelfde dag Sjoerd van der Wal nog gearresteerd.
Sjoerd bekende volledig met uitzondering van het feit dat hij niet de secretaire had open gebroken. Hij was met een ladder door het openstaande zolderluikje naar binnen geklommen en heeft toen de diefstal gepleegd. De voorwerpen had hij in een hooiberg verstopt en in de avond van die 9de december had hij de spullen er weggehaald. Maar volgens hem was het niet hij, maar Pieter Proost die hem had benaderd. Pieter zou tegen Sjoerd hebben gezegd: “Ge durft wel wat, want ge hebt al zes jaar gezeten, en ik durf ook wat”, waarop Pieter voorstelde om met Sjoerd in Franeker een diefstal te plegen.
In gehouden criminele zitting van het Hof in Leeuwarden in maart 1884, werd Sjoerd schuldig verklaard aan diefstal bij nacht in een bewoond huis met behulp van inklimming. Het verbreken van het slot van de secretaire in de woning van slager Sipma werd door het Hof niet als bewezen geacht. Sjoerd kreeg acht jaar tuchthuisstraf.
Dat Sjoerd niet een makkelijke jongen was blijkt uit het feit dat hij in 1874 een ‘cellutaire gevangenis’ heeft gehad. Dat was toen vanwege het feit dat hij gewelddadigheden had gepleegd tegen ‘bediende beambten tijdens het waarnemen hunne dienst’. Verder was hij ook al eens door een militaire rechter veroordeeld tot de ‘straf met de kruiwagen’ van meer dan een jaar. Dit was een werkstraf waarbij gedetineerden met een ketting aan een kruiwagen werden vastgebonden.
Deze diefstal heeft de brigadier der rijksveldwacht A.J. de Jong geen windeieren gelegd. In de krant van 11 januari 1884 staat een bekendmaking dat deze brigadier van de burgemeester van Barradeel een gratificatie heeft ontvangen van fl. 30,00 voor buitengewone politiediensten bij het opsporen van de dader van een onlangs in Minnertsga gepleegde belangrijke diefstal. Ik heb nog niet het exacte bewijs kunnen vinden dat deze beloning in verband staat met de diefstal bij slager Sipma. Maar . . . . . het is niet ondenkbaar dat hier wel een relatie ligt.
Na het uittikken van zo’n verhaal en enig onderzoek, blijf je toch met wat vragen zitten waar ik graag nog een antwoord op zou willen hebben. Ten eerste wie is die Pieter Proost en ten tweede hoe komt een jong pasgetrouwd stel als Lieuwe en zijn vrouw Antje aan zoveel goud- en zilverwerk?
Wie is Pieter Proost?
Waarschijnlijk gaat het hier om de Pieter Proost die in Tzummarum geboren is op 27 april 1841. Hij was een zoon van Cornelis Stevens Proost en Keunskje Pieters Bosma. Dat het om deze Pieter Proost gaat berust op louter een vermoeden. Ik heb er nog niet expliciet onderzoek naar gedaan en twijfel ook enigszins. Mijn twijfel heeft te maken met het feit dat Pieter zijn vader in de geboorteakte van Pieter wordt genoemd als Ridder van de Militaire Willems-orde 4de klasse. Dat is de oudste en allerhoogste militaire onderscheiding in de Nederlandse ridderorde. Zoals u weet kreeg kapitein Marco Kroon als eerste in de 21ste eeuw deze hoge onderscheiding.
Maar naast mijn twijfel speelt ook nog een gedachtegang door mijn hoofd als ik weet dat de vader van Pieter ook vleeschhouwer was in Tzummarum. Het is ver gezocht, maar had Pieter medelijden met de slager in Minnertsga en heeft hij door te zeggen dat de dader van de diefstal maar bij hem moest komen met de gesloten spullen en dat hij hem er dan wel mee zou redden, de dader gelokt? Deze Pieter Proost is op 24 juli 1887 overleden, dus alle kans dat ik de juiste persoon heb getraceerd.
Hoe komt een jong pasgetrouwd stel aan zoveel goud- en zilverwerk?
Lieuwe Johannes Sipma en Antje Groenhout trouwen op 12 mei 1883 in de gemeente Barradeel. Lieuwe is dan 24 jaar en Antje 26 jaar. Lieuwe woont op het moment van de huwelijksvoltrekking in Minnertsga en Antje in St. Jacobiparochie. Antje is een dochter van Ype Dirks en Trijntje Tjeerds de Jong. Vader is Ype is volgens een geboorteakte van een van zijn kinderen (1854) zilversmid, later bij de geboorte van Antje (1856) geeft hij op dat hij goud- en zilversmid is. Maar later, tijdens het huwelijk van Lieuwe en Antje is hij gardenier. Dat is wel wat vreemd, maar mogelijk dat er toch nog wat goud- en zilverwerk is overgebleven in de familie.
Gegevens omtrent de dader
Sjoerd van der Wal is in Minnertsga geboren op 27 augustus 1852. Hij was een zoon van Rein Franses en Sjoerdje Sjoerds Tuinhof die hem op 6 november 1853 hebben laten dopen in de Hervormde Kerk. Sjoerd zijn lengte was 1,77 m. Zijn aangezicht was rond en hij had een breed voorhoofd en blauwe ogen. Zijn haar en wenkbrauwen waren rosachtig. Sjoerd werd veroordeeld tot tien jaar tuchthuisstraf in de Bijzondere Strafgevangenis in Leeuwarden.
Lang gestraften zaten de eerste vijf jaar van een straf afgezonderd uit. Vorig jaar heb ik een rondleiding gehad in de catacomben van de strafgevangenis. De bevlogen oud-cipier heeft mij ook de oude cellen laten zien waar de gedetineerden afzonderlijk werden opgesloten. Daar wordt je echt niet vrolijk van als je je daar moest zitten. Geen daglicht, koud, klam en muf. De gebroeders Hogerhuis hebben er later ook nog gezeten, zo vertelde de oud-cipier overtuigend, alsof hij zelf de mannen had bewaakt.
Sjoerd heeft die onmenselijke omstandigheden in de catacomben van de Leeuwarder strafgevangenis niet overleeft. Op 3 juni 1891 togen de commies en de schrijver van de Bijzondere strafgevangenis naar het Leeuwarder stadhuis om aangifte te doen van het overlijden op 2 juni 1891 van de 37-jarige en ongehuwde Sjoerd. Sjoerd is later op het kerkhof van Minnertsga begraven.
Wij hebben uw website gelinkt op onze pagina.http://www.blokhuispoort.nl/overledengevangenen.htm Sjoerd heeft die onmenselijke omstandigheden in de catacomben van de Leeuwarder strafgevangenis niet overleeft. Op 3 juni 1891 togen de commies en de schrijver van de Bijzondere strafgevangenis naar het Leeuwarder stadhuis om aangifte te doen van het overlijden op 2 juni 1891
gr Willem