Op deze website staat nu ook een tijdlijn Kerk & geloof. Naar aanleiding daarvan attendeerde Auke Ykema, secretaris van de Oudheidkundige Vereniging Barradeel, mij op een artikel uit de Leydse Courant van augustus 1854 dat over een trieste gebeurtenis ging in het gezin van ds. Flesch. Dat domineesgezin woonde van april tot en met september 1854 Minnertsga. Auke stuurde ook een afbeelding mee van deze dominee en via Google had hij al gezien het leven van deze man een veelbewogen leven was. Wie was deze ds. Flesch?

In Minnertsga stond al sinds 1812 ds. Outhuys als predikant van de Hervormde Kerk. Van hem is bekend dat hij rechtzinnig was. Hij mocht Willem Bilderdijk, geschied- en taalkundige, dichter en advocaat tot zijn vriendenkring rekenen met wie hij ook correspondeerde. Ook was hij een vredelievend man. Ieder jaar, 23 jaar lang, heeft hij volgens de kerkeraadsnotulen verslag gedaan van de huisbezoeken met dezelfde woorden: “Er waren in de gemeente geen ergernissen; liefde en eendracht heerste onder de broederen”.

Wellicht mag worden betwijfeld of dat laatste altijd het geval is geweest, want het is vrijwel zeker dat sommigen van zijn gemeenteleden hem toch niet ‘zwaar’ genoeg vonden. Die hielden huissamenkomsten, waarin Sjoerd Cornelis Kattje, ook een gemeentelid van ds. Outhuys en huisschilder van beroep, al vanaf 1830 regelmatig als ‘oefenaar’ optrad. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat op 1 december 1835 een aantal gemeenteleden de Hervormde kerkgemeenschap verlieten en overgingen naar de Christelijke Afgescheiden gemeente. Dominee Outhuys was in januari van dat jaar overleden en heeft dus de afscheiding niet meer meegemaakt.

Ds. S.M. Flesch

Na het vertrek van ds. W.J. Schuringa (januari 1843 – februari 1844) van de Christelijk Afgescheiden Gemeente, is de kerkgemeenschap jarenlang vacant geweest. Zelf het Avondmaal werd lange tijd niet gevierd. Pas in januari 1854 beriep de kerkelijke gemeente de bekeerde jood ds. Salomon Mozes Flesch. Ds. Flesch zijn standplaats was Edam waar hij toen al een zeer bewogen kerkelijk verleden had.

Volgens de auteur dr. J.J. Bouman, die over het turbulente leven van ds. Flesch heeft geschreven, is Jan Frederik Akkerboom, winkelier in Edam, de aanleiding geweest dat ds. Flesch door de kerkgemeenschap in Minnertsga zou worden beroepen. Auteur Bouman legt de link met het feit dat Akkerboom getrouwd was met Trijntje Wijnalda die volgens hem afkomstig was van Minnertsga, maar dat is niet juist. Trijntje is geboren in Harlingen en woonde daar ook toen zij trouwde. Binnen de Afgescheiden kerkgemeenschap in Minnertsga waren wel Wijnalda’s actief, maar een directe familierelatie met Trijntje Wijnalda heb ik nog niet kunnen ontdekken, hoewel, de Minnertsgaasters Wijnalda’s komen van oorsprong wel uit Harlingen.

Om precies te zijn was de kerkeraad op 15 januari 1854 in vergadering bijeen toen overwogen werd ds. Flesch te beroepen. In die vergadering was ook Jan Obbes Wijnalda aanwezig die in Harlingen geboren was. Mogelijk dat die familie was van Trijntje Wijnalda en dat de link was tussen Minnertsga en Edam.

Ds. S.M. Flesch en echtgenote Sara Izaäk de Jongh

Op 30 januari 1854 werd ds. Flesch met algemene stemmen als predikant beroepen en tevens besloot men: “het tweede zakje of budel benevens zooveele bussen er aan de uit- of ingangen van het kerkgebouw geplaatst zullen of kunnen worden, zijn bepaaldelijk en uitsluitend voor den leeraar”. In de eerste helft van februari nam een zeer voldane ds. Flesch bij uitvoerig schrijven het beroep aan, daarbij verwijzende naar o.a. Galaten 1 vers 1 en 1 Corinthië  4 vers 1 en onder bijvoeging van geschriften. Op 15 februari was de kerkeraad bijeen in het huis van Theunis Oepkes Mara (die  gehuwd was met Klaaske Everts Wijnalda). Men ging in op de vragen van ds. Flesch en meldde hem de wijze van overkomst. Einde maart arriveerde het gezin Flesch in de nieuwe gemeente en werd het overgeschreven in het bevolkingsregister van Barradeel. Op 7 april leidde ds. Flesch al de kerkeraadsvergadering na hartelijk verwelkomd te zijn. Het is opmerkelijk dat de notulen van deze en enkele volgende vergaderingen niet meer met het kreupele handschrift van een kerkeraadslid en evenmin door ds. Flesch zelf geschreven zijn, maar door een nette kinderhand. Auteur Bouman waagt de veronderstelling dat ds. Flesch zijn oudste zoon, de toen 14-jarige Mozes, de schrijver was. Blijkens familieoverlevering was hij een zeer intelligente jongen, die met veel vrucht huisonderwijs genoot. Ds. Flesch was nl. tegenstander van koepokinenting en dus kregen de kinderen les van gouverneurs .

Al op zondag 9 april 1854 deed ds. Flesch intrede, overigens zonder bevestiging, omdat de classis met de gang van zaken geenszins akkoord ging. Jaren geleden toen auteur Bouman in Minnertsga was (Bouman heeft zijn boek over ds. Flesch in 1971 gepubliceerd) vernam hij toen onder meer van een kerkeraadslid, dat de in 1854 te Amsterdam over ds. Flesch ingewonnen inlichtingen bepaald niet onverdeeld gunstig waren. Overigens zou men al spoedig met hem overhoop gelegen hebben. Mede door zijn zwakke gezondheid preekte hij niet dikwijls.

3de pand rechts het kerkgebouw van de Afgescheidenen en het 4e pand de pastorie

 
De classis had voor de classisvergadering in Franeker van 9 mei 1854  wee kerkeraadsleden  uitgenodigd. Deze vergadering erkende ds. Flesch niet en nodigde voor het vervolg twee ouderlingen uit, hetgeen men in Minnertsga “niet nam”. Op 15 juni kwam de kerkeraad bijeen om te handelen over de twist tussen de leraar en ouderling Bouma, die zich onder meer stootte aan een preek over Johannes 4 en de leraar in het openbaar “snood behandelde”. Bouma wilde blijkbaar een “plaatselijke en uitwendige kerk” gepredikt hebben. Alle broeders kozen de kant van ds. Flesch en Bouma zou na vermaning zo nodig geschorst worden.

Op zondag 23 juli 1854 volgde er een waar drama. De drie zoontjes van ds. Flesch gingen die middag met de werkvrouw wandelen en belandden in de tuin van de onderwijzer Casper Klazes Wetterau, waar werkvrouw volgens overlevering vruchten stal. Zij lette niet op de jongetjes die toen gesnoept hebben van een zogenaamd peperboompje. Waarschijnlijk ging het hier om het rood peperboompje (Daphne mezereum) dat een struik is met een rode vrucht op het kale hout. De bessen zijn zeer giftig voor de mens. Slachtoffers krijgen het gevoel verstikt te worden.

De kinderen werden ’s nachts ernstig ziek en na hevige pijnen stierven de 14-jarige Mozes en de 7-jarige Johannes. De 10-jarige Josua (de grootvader van auteur dr. J.J. Bouman) werd ook reeds koud, maar volgens familieoverlevering kreeg de radeloze en biddende moeder de tekst “Deze zal U vertroosten”, waarop zij uitriep: “Jo mogen vrij behouden”. De dokter lachte haar uit, maar werkelijk gelukte het de stervende jongen melk tussen zijn tanden te gieten, waarna hij ging overgeven en behouden bleef. Toen bleek ook wat er gebeurd was en onderkende de dokter welk vergif de ramp veroorzaakt had. De dagbladpers heeft dit gebeuren wereldkundig gemaakt en ook per advertentie heeft het echtpaar het verscheiden van de twee zoontjes gemeld. Josua wordt daarin genoemd als “van de rand des grafs wedergegeven” en de bedroefde ouders gevoelden zich nu temeer “vermaagschapt met de hemel”.

Dochter Elisabeth Flesch

Ds. Flesch stortte geheel in en werd ernstig ziek naar lichaam en ziel. In zijn ontreddering kreeg hij bezoek van zijn 39-jarige joodse broer Hartog uit Edam, die verklaarde dat deze slagen nu het gevolg waren van de overgang tot het Christendom. Ten prooi aan een “zenuwinzinkingsziekte” en “schrikbare bestrijding” schreef ds. Flesch op 30 augustus aan zijn kerkeraad, dat hij weer overging tot . . . . . . het Jodendom. Desgevraagd verkreeg hij echter een “afschrift van ontbinding van de kerkeraad”, welk document hij nota bene zes jaar later zou overleggen aan de Ned. Hervormde gemeente te Heukelom als attestatie ! Begin september verliet het gezin Minnertsga en vertrok naar Amsterdam, waar Joodse familie en geloofsgenoten met open armen ter ontvangst gereed stonden. In 1858 verklaarde zijn vrouw dienaangaande, dat het toen niet de bedoeling was zich bij de Ned. Israëlitische gemeente te voegen, doch dat men vertrok “vanwege de zielesmart en het plotseling heengaan der twee kinderen” . In de vergadering van de kerkeraad te Minnertsga werd op 12 sept. de brief van ds. Flesch over zijn terugkeer tot het Jodendom voorgelezen en toen men op 5 oktober een classicale commissie ontving, was men bereid schuldbelijdenis te doen i.v.m. de handelingen van ds. Flesch. Ouderling Bouma bleef zich “onttrekken” en zou vermaand worden. In het Handelsblad van 11 sept. 1854 verklaarde Flesch per advertentie met zijn huisgezin “na genoegzame ervaring en wetenschappelijk onderzoek” in de schoot der voorvaderlijke Israëlitische godsdienst teruggekeerd te zijn” en ondertekende hij als “gewezen predikant”. Merkwaardig is dat de gemeente van Minnertsga in 1879 nog eens een bekeerde Jood tot predikant zou krijgen nl. ds. Eliëzer Kropveld.

Josua Flesch, de persoon die de vergiftiging overleefde

 

NB. voor zover aanwezig kunnen genealogische gegevens worden geraadpleegd in de database: Vroegere bewoners.

 

Bibliografie

Bericht over vergiftiging kinderen ds. Flesch. (1854, augustus). Leydse courant.
Bouman, J. (1993 (22e jaargang no 5/6)). Het turbelente leven van ds. Salomon Mozes Flesch (1812-1862). De Hoeksteen.
(sd).Foto’s PKN gemeente Minnertsga, J.J. Bouman en eigencollectie .
Kenniscentrum Gereformeerde gezinte. (2017, oktober 22). Opgehaald van Digibron: www.digibron.nl
Wessling, D. J. (1982). De Afscheiding van 1834 in Friesland, deel III De classes Sexbierum (Franeker, sneek en Tjalleberd (Heerenveen) van de Afgescheiden kerken. De Vuurbaak bv – Groningen.
Ypma, J. (sd). Ds. Marten annes Ypma (1810-1863). Gereformeerde Kerk Hallum en het Friesch Dagblad.
Zwart, D. (1999). Rondom Godshuis, Gereformeerde kerk Minnertsga.