17 04, 2017

Sipke Zoodsma in WOII gered door een SS-er

2021-03-01T06:44:12+00:0017 april, 2017|0 Reacties

In het boek Net fergjitte . . . Niet fergete, staan verhalen over de Tweede Wereldoorlog die opgetekend zijn door schrijvers Andries Bosma en Harrie Dijkstra. De verhalen en gebeurtenissen spelen zich af in de gemeente Menaldumadeel en Het Bildt. Een van die verhalen mag op deze website Minnertsga vroeger niet ontbreken. Daarom is contact gezocht met de uitgever die geen bezwaar had op publicatie. [1 maart 2021 schreef auteur Harrie Dijkstra in een reactie over deze publicatie: Fijn dat dit verhaal is geplaatst, hoe meer lezers des te beter. Niet vergeten begint bij het weten . . . ] Sipke Zoodsma (1921-2010) en Gerritje Eke Faber (1924-2014) Sipke Zoodsma (1921-2010) uit Minnertsga werkt als knecht op de boerderij van zijn oom wanneer de oorlog begint. Onopzettelijk raakt hij betrokken bij illegale activiteiten. Hij helpt mee om een neergestorte Engelse piloot uit handen van de vijand te houden door hem naar het havengebied in Harlingen te brengen. Gezien zijn leeftijd moet ook Sipke zich verstoppen om te ontkomen aan de verplichte en verfoeide arbeidsinzet. Op een hooizolder is ergens achteraan van karton een kamertje gemaakt, waarin Sipke met een latere zwager en een neef slapen en zich zo nodig verstoppen. Zo ook op een avond in december 1944. Duitsers komen het erf op. Het drietal maakt zich uit de voeten en kruipt weg in het kamertje onder het hooi. Onmiddellijk lopen de Vijanden naar de plek waar nog geen minuut geleden de ladder stond. Op de hooizolder geklommen speuren ze net zo lang tot ze de onderduikers vinden. Vervolgens gaan ze op de zolder van het woonhuis zoeken naar een verstopte radio, die tamelijk snel wordt gevonden. Omdat de Duitsers weten waar ze moeten zoeken, is het voor Sipke duidelijk een zaak van verraad geweest. Hij heeft een sterk vermoeden welke mensen de boel hebben verraden, maar hij heeft het nooit gezegd en zal dat ook niet doen. In de eerste plaats heeft hij alleen maar vermoedens en bovendien zijn de personen in kwestie reeds overleden. In de ‘pôletax’, een luxeauto getrokken door twee paarden, worden de gesnapte mannen afgevoerd naar de marechausseekazerne in Sint Annaparochie. Ze worden met z’n tienen in een eenpersoons cel gestopt. De volgende dag worden ze per paard en wagen van de firma Bijlsma via de Súdhoek naar Leeuwarden gebracht. Wanneer Johannes Bijlsma iets langzamer gaat rijden, probeert Zoodsma te vluchten. Maar als een kwartet Duitse geweren in zijn richting schiet volgt hij het bevel op om te blijven staan. De consequentie is dat iedereen in het Huis van Bewaring opgesloten wordt, maar Sipke voor een verhoor naar de Sicherheits Dienst moet die op het Zaailand huis houdt. Hij wordt in een ‘zweethokje’ gestopt en eerst na lange tijd voorgeleid. Vragen over onderduikers en radio’s beantwoordt Sipke schouderophalend om duidelijk te maken dat Marechaussee kazerne St. Annaparochie (1938) hij zijn ondervragers niet ‘verstaat’. Zijn onnozelheid heeft tot gevolg dat hij meerdere keren die dag op hardhandige Wijze weer in het ‘zweethokje’ Lees meer

18 04, 2014

Oorlogsherinneringen van Pieter Steensma (deel III)

2014-04-18T08:59:18+00:0018 april, 2014|0 Reacties

Pieter Steensma heeft herinneringen uit zijn jeugd, tijdens en na de WOII, aan het 'digitale papier' toe vertrouwd met de bedoeling deze te publiceren op de website Minnertsga vroeger. Pieter heeft zijn jeugd doorgebracht in Minnertsga en woont nu in Westerhaar-Vriezenveensewijk en is een zoon van Lolle Steensma en Geesje Bos. Voorafgaand aan Pieter zijn herinneringen had hij mij al meerdere berichten gestuurd met foto's en zijn aantekeningen er bij. Ook die krijgen nog een plaats op deze website. Maar in de aanloop naar 4 en 5 mei lijkt het mij passend om eerst zijn jeugdherinneringen over de WOII hier te plaatsen. Hierna het derde deel van Pieter zijn herinneringen. Kinderen vragen eten - Bron: http://www.Verzetsmuseum.org Alles werd schaars schreef ik al eerder. Dat merkten we in 1944 des te sterker. Toch hebben wij nooit echt honger gehad zoals in het westen van het land. Niet voor niets wordt de winter van 1944 nog altijd de hongerwinter genoemd. We merkten dat ook omdat veel kinderen uit de grote steden in het westen naar Friesland werden gebracht om aan te sterken en ook omdat mensen uit die streken op de één of andere manier naar Friesland kwamen om te proberen voedsel te kopen of te ruilen. Ze werden zo goed mogelijk geholpen en natuurlijk, zoals het zo vaak gaat, waren er ook mensen die zich hierdoor probeerden te verrijken door hoge prijzen te vragen of door ruilen aan kostbare sieraden te komen. De “zwarthandelaars”. De meesten echter hielpen waar ze konden. Zo herinner ik me dat er op een dag mensen kwamen uit Voorburg. Ze kwamen op een oude bakfiets, dwars door Zuid- en Noord-Holland, over de Afsluitdijk, wonder boven wonder langs de Duitse wachtposten en uiteindelijk kwamen ze in Minnertsga terecht. Een echtpaar met een jongen van een jaar of 14 of 15. Hoe precies weet ik niet maar de jongen kwam bij ons terecht. Kreeg een paar nachten een slaapplekje op zolder en at bij ons. Overdag gingen ze langs boeren en gardeniers om eten te pakken te krijgen. Na een maaltijd weet ik nog dat de jongen met zijn vingers elk aardappelkruimeltje oppikte van het tafelkleed tot mijn moeder zei: "Toe jo, neem nog maar wat er zijn nog aardappels". Hij antwoordde: "Maar dit kan niet weg". Moeder zei: "Maar de vogeltjes moeten ook wat, neem nog maar een paar aardappels". Hij vond het maar zo zo dat het tafelkleed buiten werd uitgeschud. Als je dan ziet en in de krant leest wat er tegenwoordig aan eten wordt weggegooid dan denk je daar wel eens aan terug. Misschien dat ouderen die daar schande van spreken wat beter worden begrepen als men dit leest. Als we in onze jeugd van iemand eens een paar radijsjes of een worteltje kregen was dat een traktatie. We hadden in Friesland in de dorpen het geluk dat verschillende mensen een stukje grond hadden en iets konden verbouwen. De mensen uit Voorburg zijn met een flink beladen bakfiets, en vraag niet hoe, Lees meer

13 04, 2014

Oorlogsherinneringen van Pieter Steensma (deel II)

2014-04-14T17:00:21+00:0013 april, 2014|1 Reactie

Pieter Steensma heeft herinneringen uit zijn jeugd, tijdens en na de WOII, aan het 'digitale papier' toe vertrouwd met de bedoeling deze te publiceren op de website Minnertsga vroeger. Pieter heeft zijn jeugd doorgebracht in Minnertsga en woont nu in Westerhaar-Vriezenveensewijk en is een zoon van Lolle Steensma en Geesje Bos. Voorafgaand aan Pieter zijn herinneringen had hij mij al meerdere berichten gestuurd met foto's en zijn aantekeningen er bij. Ook die krijgen nog een plaats op deze website. Maar in de aanloop naar 4 en 5 mei lijkt het mij passend om eerst zijn jeugdherinneringen over de WOII hier te plaatsen. Hierna het tweede deel van Pieter zijn herinneringen. Ferniawei omstreeks begin WOII Alles werd steeds krapper. Het ging stapje voor stapje. Eerst werd gas en elektrisch ‘s avonds om negen uur afgesloten. Later was dat er helemaal niet meer. Brandstof was niet meer te krijgen.  In de winter werd de kachel gestookt met sjudden Dat was een overblijfsel van vlas. Precies weet ik het niet maar ik meen dat het overbleef na het vlas braken. Er werd een fles in de kachel geplaatst en daar om heen werden de sjudden aangestampt, het kon ook met zaagsel. De fles werd er heel voorzichtig uitgehaald. In het gat kwamen stukjes papier en dunne takjes en dat werd in brand gestoken. Als je geluk had en de schoorsteen trok goed dan gingen de sjudden of het zaagsel gloeien en dan had je voor een poos een warme kachel. Ik herinner me ook dat we nog weer wat later een grote kookkachel in de kamer hadden staan. Die werd gestookt met proppen stro om het eten gaar te krijgen Zo’n prop stro was gauw uitgebrand dus je lag op knieën voor de kachel stroproppen te draaien en die steeds weer in de kachel te gooien tot het eten gaar was. En ‘s avonds. Geen verlichting. Er werd van alles geprobeerd. Carbidlampen. Tot ook het carbid op was. Sommige mensen hadden een apparaat van een naaimachine en een dynamo in elkaar geknutseld. En dan maar om de beurt draaien aan de slinger van de naaimachine. Anderen hadden een fiets op de kop in de kamer met de dynamo op het achterwiel. Draden naar een lampje op tafel en om de beurt aan de trappers draaien. Nog later kwamen de olielampjes. Een glazen mosterdpot met raapolie, zelf een drijvertje gefabriceerd van kurk en een stukje blik. Daarin een kousje van een katoenen draadje en ziedaar een klein vlammetje. Carbidlamp op fiets. (foto: Wikipedia) Kaarsen waren er allang niet meer te krijgen. Overdag er op uit om te kijken of er ergens nog een eenzame boom om te zagen viel. Maar dan moest je wel uitkijken dat de politie, de Duitsers of de landwacht (Nederlanders die in dienst van de Duitsers waren gegaan) je niet snapten. Die landwachters waren ook nog de beroerdsten. Als je ergens een litertje melk bij een boer op de kop had getikt en je werd aangehouden Lees meer

5 04, 2014

Oorlogsherinneringen van Pieter Steensma (I)

2014-04-18T08:20:43+00:005 april, 2014|0 Reacties

Pieter Steensma heeft herinneringen uit zijn jeugd, tijdens en na de WOII, aan het 'digitale papier' toe vertrouwd met de bedoeling deze te publiceren op de website Minnertsga vroeger. Pieter heeft zijn jeugd doorgebracht in Minnertsga en woont nu in Westerhaar-Vriezenveensewijk en is een zoon van Lolle Steensma en Geesje Bos. Voorafgaand aan Pieter zijn herinneringen had hij mij al meerdere berichten gestuurd met foto's en zijn aantekeningen er bij. Ook die krijgen nog een plaats op deze website. Maar in de aanloop naar 4 en 5 mei lijkt het mij passend om eerst zijn jeugdherinneringen over de WOII hier te plaatsen. Hierna Pieter zijn verhaal. Ik heb al het één en ander geschreven over Minnertsga in de tijd van mijn vroege jeugd. Ik ga nu nog even verder. Uit de tijd van voor 1940 herinner ik mij de mobilisatie. Door het dorp reden een enkele keer legerauto’s vol soldaten. We stonden aan de kant van de weg te wuiven. Een enkele soldaat stak zijn hand op maar al te vrolijk zagen ze er niet uit. Begrijpelijk maar voor ons, kinderen, was het een leuke optocht en wat begrepen wij eigenlijk van oorlogsdreiging? Totdat de meidagen van 1940 kwamen. Ik was toen acht jaar. De echte oorlog ging aan Minnertsga voorbij maar bang waren we wel. Vliegtuigen in de lucht, mensen die binnen bleven en als ze naar buiten moesten angstig omhoog keken. Zo leeft het althans in mijn herinnering. Na een paar dagen was het voorbij en haalden we opgelucht adem. Op een mooie morgen mocht ik met vader voorop de fiets een eindje mee. We gingen langs de zeedijk en kwamen daar een drietal Duitse soldaten tegen die vriendelijk groetten. Toen nog wel. In het begin zeiden veel mensen: 'Och ze vallen nog wel mee'. Dat veranderde al gauw. Het duurde niet lang of allerlei dingen waren niet meer te krijgen. Als kind vind je het dan vervelend dat je niet meer eens een banaan of sinaasappel krijgt. Dat je wel eens vraagt naar apenootjes (Red. pinda's in dop) maar die zijn er niet meer. Je wilt nog graag eens een stukje chocola maar dat is er niet meer. Minnertsga vlak voor WOII   In de loop van de jaren werd dat steeds erger. Ik herinner me de februaristaking van 1941. Vader was ‘s morgens naar de boer gegaan maar het duurde niet lang of hij kwam terug: 'We staken'. Een woord dat ik toen voor het eerst hoorde. We woonden naast iemand die lid was van de N.S.B. Die zei: 'Kijk maar uit jij met je staken'. Verder gebeurde er niets want deze man was wel NSB-lid maar heeft nooit iemand kwaad gedaan. Hoe langer de bezetting duurde, hoe groter de haat tegen de Duitsers werd. Wordt vervolgd. Pieter Steensma (januari 2014)

Ga naar de bovenkant