23 02, 2024

Eerste bewoners Tsjillen 14

2024-02-23T13:52:29+00:0023 februari, 2024|Reacties uitgeschakeld voor Eerste bewoners Tsjillen 14

Vorig jaar ontvingen we in het dorpsarchief enkele documenten en wat foto’s uit de nalatenschap van IJsbrand Groeneveld (1919-1990). Hij was in zijn werkzame leven kleermaker bij de fa. Schotanus. Bij de documenten zat ook een foto van zijn woning, Tsjillen 14. In de top van de gevel staat met muurankers het jaartal 1797. De woning is dus meer dan twee eeuwen oud. Tijd om de geschiedenis van het pand en de eerste bewoners uit het verborgen verleden op te diepen. Bouw in Bataafs-Franse tijd De bouw van dit pand was in de Bataafse-Franse tijd, de periode tussen 1795 en 1813 waarin de Nederlanden onder Franse invloed stonden. Tot 1806 is er sprake van een overwegend Nederlands bestuur, daarna nemen de Fransen de touwtjes zelf in handen, eerst onder koning Lodewijk Napoleon en vanaf 1810 door de inlijving bij het Franse keizerrijk. In deze context is aan het einde van de 18e eeuw deze woning gebouwd op het huidige adres Tsjillen 14. Kadaster Een van de gevolgen van de inlijving bij het Franse keizerrijk was dat de grondbelasting werd ingevoerd. Om die belasting te kunnen heffen wordt er gestart met het opmeten, schatten en tenaamstelling van de grondeigendommen. Daarmee begint de opbouw van het Kadaster dat sinds 1832 officieel bestaat. In de lijst van het Kadaster van dat jaar, vinden we de tenaamstelling van woning met erf en moestuin. De eigenaar/gebruiker in 1832 is Eelko Jakobus Alta (1801-1867). Hij is secretaris van de grietenij (later gemeente) Barradeel en ondersteund hij de grietman van Barradeel, Carel Emilius Els Collot d'Escury, die zijn residentie heeft op Klein Hermana-state. Minnertsga was in die tijd de hoofdplaats van de grietenij en daarom was de secretarie ook gevestigd in het dorp en wel aan de ‘Tjiellen’. Eelko Jacobus Alta heeft in januari 1827 het pand gekocht met erf en ‘hoving’ voor de koopsom van ƒ 2600. Bij de koop inbegrepen waren wat ‘losse goederen’ die bij het pand hoorden. Dat was een toonbank, een letterkastje, twee schrijflessenaars en een groen geverfde kast met deuren. Deze spullen staan op het moment van de koop in het kantoor en allemaal spullen die annex zijn met een secretarie. De toonbank zal in deze context wel een soort van ontvangstbalie zijn geweest om burgers te ontvangen die aangifte kwamen doen van geboorte of overlijden of andere burgerlijke zaken. Alles lijkt er dus op dat er al eerder een secretaris is het pand was gevestigd. En dat blijkt ook wel als we wat verder in het verleden duiken.   Eeuwe Smit en Juliana van Slooten Voordat Eelko Jacobus Alta eigenaar was van het pand, was het eigendom van de Harlingers Eeuwe Hendriks Smith en Juliana van Slooten. Zij hebben op 17 september 1819 de woning gekocht van Sijtske Baukes die weduwe was van Tjalling Wijbes (Terpstra). Naar alle waarschijnlijkheid was dit echtpaar de eerste bewoners en hebben zij de woning laten bouwen, maar een concreet bewijs daarvan ontbreekt tot nu toe. Lees meer

28 08, 2020

ALE ALES BAKKER, bakker, Jacobijn, inquisiteur, bakker (door Sjoerd Schaaf)

2020-11-18T14:50:16+00:0028 augustus, 2020|1 Reactie

Hoe komt een bakker uit een Fries dorp plotseling in de grote politiek terecht en waarom wordt hij daarna van de ene dag op de andere weer bakker? Ale Ales Bakker (1745 – 1807), bakker uit Minnertsga, klimt in de beginjaren van de Bataafse Republiek op tot belangrijke functies in de plaatselijke, provinciale en landelijke politiek. Even plotseling als hij van bakker politicus wordt, wordt hij van politicus weer bakker. In de Bataafse Republiek kunnen, voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis,  ‘homines novi’ (nieuwe mannen) politiek carrière maken. Hoe dit hun leven volkomen verandert, beheerst en (vaak) frustreert, wordt geïllustreerd aan het levensverhaal van Ale Bakker. Links rood omlijnd het pand waar Ale Ales Bakker zijn bakkerij had. Tot eind 2019 was het nog steeds een bakkerij. (foto omstreeks 1900) Ale wordt in de nacht van 18 op 19 maart 1745 geboren in Minnertsga in de grietenij Barradeel als jongste zoon van Ale Jelles Bakker en Saakje Wouters. Hij wordt op 27 april 1745 gedoopt in de  Nederduits Gereformeerde kerk. Vader Ale is bakker aan de Tsjillen in Minnertsga. De bakkerij is geen eigen bezit maar van de plaatselijke diaconie. Het gezin wordt omschreven als ‘weinig gegoed’. Zoon Ale volgt zijn vader op als bakker. Als hij twintig jaar is, trouwt hij op 9 februari 1766 in Minnertsga met de boerendochter Trijntje Jans, afkomstig uit Wijnaldum. Hun huwelijk blijft kinderloos. Als de Fransen, samen met gevluchte patriotten, in 1795 Nederland binnenvallen en  stadhouder Willem V verjagen, begint Ales politieke loopbaan. Van februari 1795 tot juni 1798 is hij actief in de plaatselijke, provinciale en landelijke politiek. Ale overlijdt op 23 september 1807 in Minnertsga op 62-jarige leeftijd. Zijn weduwe Trijntje betreurt zijn heengaan op 3 oktober van dat jaar in een overlijdensbericht in de Leeuwarder Courant: ‘Alle die zijn caracter kenden zullen met mij mijn verlies betreuren’. Toch zal niet iedereen het overlijden van Ale Ales Bakker betreurd hebben. Hij heeft namelijk tijdens zijn politieke carrière vele vijanden gemaakt. De bakker aan het werk. Detail van tekening gemaakt door Anton Pieck. ALE, DE BAKKER In de tweede helft van de achttiende eeuw woedt een felle strijd tussen de patriotten en de prinsgezinden. De Republiek verkeert in een politieke, financieel-economische, militaire en morele crisis en de patriotten houden stadhouder Willem V hiervoor verantwoordelijk. Zij streven naar democratisering van de samenleving en richten gewapende vrijkorpsen op. In 1787 ontwikkelt zich een revolutionaire situatie. De stadhouder trekt zich terug in Nijmegen maar wordt weer op zijn zetel in Den Haag geholpen door zijn zwager Frederik Willem II, koning van Pruisen. Deze stuurt een groot leger naar de Republiek. De patriottische vrijkorpsen vormen hiervoor geen enkele partij. Veel patriotten vluchten, het merendeel naar Frankrijk. Er zijn geen aanwijzingen dat Ale bij de gebeurtenissen van 1787 betrokken is geweest. Hij is ook niet als balling naar Frankrijk gevlucht. Maar in 1795 blijkt Ale zich tot de patriottische zaak bekend te hebben. Of misschien is hij er wel toe bekeerd. Minnertsga Lees meer

7 06, 2020

Myn bernejierren yn Minnertsgea

2020-06-07T07:30:28+00:007 juni, 2020|1 Reactie

In de beginjaren van dorpkrant 'Nijs út eigen doarp' staan verhalen van dorpsbewoners over vroeger. Die verhalen mogen eigenlijk niet ontbreken op deze website. Oud-Minnertsgaaster Dooitze Zwart is zo vriendelijk geweest de verhalen over te typen daarom is het eenvoudig om ze nu te publiceren. De verhalen zijn hier en daar met foto's of ander beeldmateriaal aangevuld. We beginnen met de jeugdherinneringen van Neno Plat.  Ik bin geboren op ‘e Tsjillen, doedestiids hûsnûmer 257, yn de simmer fan 1942. In rêstich plakje tsjinoer it lytse brechje. Oan de iene kant hie kapper Nijholt syn saak en oan de oare kant wie it stolt. Wy wiene moai ticht by it wetter om de boatsjes (klompen) yn it wetter te setten. Oer it brechje stie in gaslantearne. Hjir moasten geregeld nije kouskes yn. Moarns stiene dêr ek de molk- en brijbussen en jûns wer de lege fan Sjoerd Molkboer. Hy wenne ek op ‘e Tsjillen. Zicht op de Tsjillen met het brugje en de lantaarn De feart wie lykwols wol hiel moai midden yn de buorren. Soms wie it wetter hiel helder en seagen wy de fisken swimmen. Dêrom hiene wy ek altyd byt. De readfinnen wienen it moaist. Dy bieten ek fûler. Mar it kaam ek wol geregeld foar dat it wetter grien wie fan it einekroas. Wannear’t it in soad reinde dan stie it wetter  oant de râne fan de haven en wie it stolt net mear te sjen. Wy fisken faak yn de feart mar ek wol by de barte, by de Herfoarme pastorij en ek wol yn it âld dok, mar dêr stie faak tefolle reid. As bern hawwe wy allegearre wolris yn de feart lein. De muzyktinte wie ek in moai gesicht yn de buorren. Dy stie yn de tún fan Oane Vogel, de pake fan Anne en Baukje Vogel, dy no noch op de Lytsebuorren wenje. Yn de simmer hong der sneons by moai waar in boardsje oan de tinte, mei dêrop de wurden “Hedenavond concert”.  It korps spile der dan. Dat wie eltse kear wer in hichtepunt. Der kamen dan in soad minsken te sjen en te lústerjen. Dan de hjerst, de bitetiid. Geregeld kamen skippers yn de haven mei turf sa as lytse en grutte Sjoerd en Cobus Zwart en ek Jan Wouters de Roos. Soms wienen der ek hiele moaie skûtsjes by yn ‘e kleuren grien mei giel, read en brún mei wyt; alles der op en der oan. Soms mochten wy wolris yn it roefke sjen. Binnen wie it wol lyts mar o sa moai en  smûk. De buorren like dan wer hiel oars en heech! Omstreeks 1955 zijn de kinderen volop aan het vissen Moarns waarden wy wol wekker fan de earste biten, dy’t op de houten flier yn it rom goaid waarden.Hynders stiene foar de weinen, meast heaweinen, te dampjen en te switten as gongen se op stoom. Foaral de swiere hynders (Belgen). Mar se hiene dan wol in drege rit hân. Wy holpen graach mei Lees meer

6 07, 2018

De Afscheiding van 1834 in Minnertsga (deel III)

2019-09-04T09:48:54+00:006 juli, 2018|0 Reacties

De 19e eeuw was in de Nederlandse kerkgeschiedenis een roerige periode. Op 14 oktober 1834 vond in Ulrum (Gr.) de Afscheiding van het hervormde genootschap plaats onder leiding van ds. H. de Cock (1801-1842), hervormd predikant aldaar. Hij en zijn kerkelijke gemeente tekenden de Acte van Afscheiding of Wedekeer, waarin ze verklaarden met de hervormde kerk te breken, ‘totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren’. Behalve de Ulrumse gemeente verlieten ook vele duizenden gelovigen elders in Nederland de ‘Nederlandsche Hervormde Kerk’. Dat gebeurde ook in Minnertsga. De geschiedenis van Minnertsgaaster Afscheiding is door Dr. J. Wesseling beschreven in het boek: De Afscheiding van Friesland 1834 in Friesland. De uitgever van het boek heeft toestemming verleend om het deel uit het boek dat op Minnertsga betrekking heeft, op deze website te publiceren met de vrijheid de tekst aan te vullen met beeldmateriaal en aanvullende (detail)informatie. Onderstaand deel III. De Tsjillen rond 1900 Ds. D. Postma in Minnertsga 5 juli 1840 - 10 april 1842 Het beroep van D. Postma was niet het eerste uitgebrachte beroep geweest. In het najaar van 1839 had de kerkeraad al getrokken aan ds. T.F. de Haan, toen wonende te Wanswerd. Deze had zich een half jaar eerder op Goede Vrijdag '39 te Ee afgescheiden. Ook door het naburige Sexbierum was hij beroepen. Het werd een bedankje, al probeerde ds. De Haan de pil te vergulden door zijn verklaring de gemeente wel te willen helpen met liefdebeurten Notulen kerkeraad 11 november 1839. De onmiddelijk hieraan voorafgaande notulen, die ook het beroep vermelden, staan gedateerd als 13 december 1836. De proceskosten bedroegen fl. 3,83 De kerkeraad ging intussen moedig door met pogingen een eigen herder en leraar te krijgen. En op zondag 14 juni 1840 kwam er na telling van de stembriefjes weer een beroep uit de bus. Heel duidelijk zelfs, want alle stemmen waren ‘op den eerwaarden jongeling D. Posthumus gevallen’Zijn naam wordt in de notulen ook wel eens als Posthuma opgegeven, maar later is het toch bijna altijd Postma. . De volgende dag werd hem de beroepsbrief persoonlijk door ouderling J. Tjessinga overhandigd in Birdaard, waar student Postma – afkomstig uit Dokkum - toen woonde. Deze beroepsbrief is in de notulen opgenomen. De formulering is nog niet volgens het vaste patroon van de geijkte latere beroepsbrieven, maar welt, in deze ‘eenvoudige letteren', spontaan uit het hart. Postma krijgt geen vast 'loon' toegezegd. Dit ‘durven wij niet doen, want wij weten niet hoe veel de Heere ons zal geven'. We merken hierbij op: Zo ging het vroeger ook in oefenaarskringen en het ideaal was, dat ook een predikant moest leven van wat er zondags werd gecollecteerd. In de beroepsbrief is in dit verband ook sprake van het 'met den Heere te wagen'. Dat dit heel gemakkelijk kon leiden tot misbruik en valse lijdelijkheid, zou de praktijk spoedig leren Volg. de mooie studie van dr. G.C.P. van der Vijver, Professor Dirk Postma 1818-1890, pag. 52 e.v. (Potchefstroom 1958). We hebben meer bijzonderheden aan Lees meer

31 01, 2016

Reitsma – huishoudelijke artikelen en rijwielhandel

2016-01-31T07:18:25+00:0031 januari, 2016|0 Reacties

Johannes Reitsma is als fietsenmaker begonnen in het pand van de familie Hiddema aan de Tilledyk 1 (later J.E. de Vries). Samen met zijn vrouw Joukje woonde en werkte hij hier ongeveer 2 jaar. In 1954 kwam het pand aan de Tsjillen 4 vrij. In dit pand had Wiebe bij de Leij eerst een meubelmakerij. Johannes en Joukje verhuisden hierheen en openden een winkel met huishoudelijke artikelen en fietsen. De winkel was toen niet zo groot. Naast de zaak was een werkplaats met verkoopruimte waar Johannes fietsen verkocht en repareerde. Omstreeks 1964 bleek dat de winkel te klein werd. Boven de winkel was een grote zolder, waar eigenlijk niet veel mee werd gedaan. Ze verbouwden het pand en maakten van de zolder een woonruimte zodat het gezin (ouders en vier kinderen) hier konden wonen en de winkel kon worden uitgebreid. De nieuwe fietsen werden achter in de zaak geplaatst en het speelgoed met huishoudelijke artikelen in het andere gedeelte. Rond 1974 was de winkel weer aan een verbouwing toe. De houten vloer zakte op bepaalde plaatsen door zodat alles werd leeggehaald en gesloopt. Er werd beton gestort. Ook werd door het hele pand centrale verwarming aangelegd. Dit was al met al een hele verbetering. Johannes Reitsma op een middenstandsbeurs ’s Winters werden er schaatsen verkocht. Later ook nog vuurwerk maar dat vonden ze heel erg moeilijk. Ook werkten ze mee aan de middenstandbeurzen, die werden georganiseerd in de Boppeslach, en aan de vele Sinterklaasacties. Ze hadden geen personeel maar Tine Tuinhof hielp en vaak in drukke tijden en in de decembermaand. Ook stond hun dochter Trix wel in de winkel. Toen Johannes 58 jaar was is hij in de sanering gegaan, wat inhield dat het pand niet meer gebruikt mocht worden voor zakelijke doeleinden. Dit vond plaats in 1981. Na ongeveer 30 jaar middenstander te zijn geweest brak voor de familie Reitsma eindelijk een rustige periode aan. Het winkelpand is vervolgens weer verbouwd tot woonhuis.     Met dank aan Dooitze Zwart die die verhaal kreeg van de dochter van Johannes en Joukje Rietsma.

Ga naar de bovenkant