3 02, 2024

Wandeling door het dorp omstreeks 1920

2024-02-03T09:33:52+00:003 februari, 2024|0 Reacties

Pieter Hendrik (1910-1999) was een zoon van bakker Jan Brouwer en Jantje van Mourik die hun bakkerij hadden aan de Tsjillen. Pieter heeft ooit zijn herinneringen aan Minnertsga op papier gezet in de vorm van een wandeling door het dorp. Die geschreven documenten staan op deze website maar zijn door Dooitze Zwart uitgeschreven in onderstaand verhaal dat op Moaie Peal begint. Hier en daar staat tussen [ ] een verduidelijking. Mooie Paal. Tramstation: restauratiehouder – tevens ploegbaas – van der Zee. De familie Van der Zee had één zoon, die in de jaren ‘20 emigreerde naar Amerika. Dirkjeburen: Op de stjelp voor Dirkjeburen heeft Sierk Boersma en later Vis gewoond. Dochter heette Aukje, later geëmigreerd naar Australië. In de woningen van Dirkjeburen woonden de familie’s Zuidema (zoon Berend), familie Foppe de Vries en Willem Hager. Huizen naar Mooie Paal: Willem Hoogerhuis (later Ruurd Douma), Andries Miedema (gistkoopman) en Jelte, ik meen Jeltema, zijn vrouw heette Aagje. De huizen tegenover zijn van latere datum, behalve de boerderij van ….. Lytse Buorren: vroeger stond er een grote vierkante houten pomp tegenover de woning van rietdekker Jan Tolsma, hiernaast woonde Sake Pilger (koster van de Ned. Hervormde kerk), dan Jelle R. Terpstra, vrachtrijder Kees Wijngaarden, later Wiebe Westerhuis, werkzaam bij gemeentereiniging en Sikkema, J. Groeneveld en Anne Vogel. Aan de andere kant Herke Meersma (vrouw Nieske en zoon Piet), later Hein Stellingwerf. In de smederij woonde voor 1917 Ate Pijper, daarna J. Th. Brouwer. De smederij werd verhuurd aan Johannes en Tjitte Dijkstra; later aan de gebroeders verkocht. Aan het straatje [ rijtje woningen naast het erf van de smederij ] woonden Piet Lolles (dorpsomroeper). Ruurd en Hein Stellingwerf en de kedde van de melkwagen. Op de hoek de Christelijke school, later verenigingsgebouw en daarna Bierma. Op de hoek van Aaltje Moai’s [ latere Tsjerkestrjitte ] reed woonde vroeger Bauke Schaaf (zoon heette Jan), later Sj. Vogel. In café Van der Leij heeft eerst Aize de Roos en daarna Janus Mooiweer gestaan [ hoek Meinardswei – Stasjonstrjitte ]. Naast het café weduwe Van der Schaaf (ik meen de moeder van Age van der Schaaf), later garage. Dan Pabe Bruinsma (bakker), verder schilder Siemen de Haan. In het pand, waar weduwe Van Dijk [ Van Dijks Bazar ] woont, heeft, als ik me niet vergis, Kees Mulder ??, zonen Johannes en Piet , daarna weduwe Tuinhof, zoon Piet, gewoond. Dan bakker van Zanen. Daarnaast het winkeltje van Jan Hessel Miedema, de ouders van Andries, Johannes en Betsie. Naast Miedema was een steeg. Daar had Glazema (geen familie van L. Glazema) een schildersbedrijf. Verder Arjen van der Wer..  en Klaas de Valk met dochter Richtje. Vlak voor [ de winkel van de firma ] Chr. Schotanus woonde vrouw Haaima, later café. Naast Schotanus woonde Kees Sikkema, zijn vrouw A. Sikkema-van Reenen en dochter Janke.  Familie Sikkema is verhuisd naar … ? en werd het pand bewoond door Wouter Hielkema, turfschipper en kruidenierswinkeltje. Dan burgemeestershuis, eerst Lees meer

15 11, 2023

Familie Collot d’Escury in Barradeel

2023-11-15T08:26:55+00:0015 november, 2023|0 Reacties

In Minnertsga is de Collot d’ Escurystrjitte en in Pietersbierum (officieel Sexbierum) is Walburgastate, gebouwd door de familie Collot d’ Escury. Deze familie leverde een grietman en later een burgemeester van Barradeel. In de Nieuwsbrief van Ald-Barradiel van maart 2023 lazen we de historie over Pietersbierum en ook over het huis van de Collots, dat later het gemeentehuis zou worden. In dat artikel wordt de familie Collot ook opgevoerd. Wie was deze familie die zo’n stempel op Barradeel wist te drukken? Klein Hermana state bij Minnertsga De familienaam is bepaald niet Fries, maar zoals men wel raden kan: Frans. In 1650 werd André Collot d’ Escury door koning Lodewijk XIV (De Zonnekoning) in de adelstand verheven. De grootvader van André was de eerste die van de familie in bronnen voorkomt, dat was David Collot. Hij wordt genoemd in 1562, nog wel als slachtoffer bij het bloedbad van Wassy-sur-Blaise. De Franse protestanten, Hugenoten genoemd, werden meer en meer vervolgd. Deze aanslag op een kerkdienst met meer dan 700 mensen was een dieptepunt. De katholieke Hertog van Guise met zijn manschappen wilden de dienst verstoren en de hertog werd geraakt door een zware steen waarop zijn mannen het vuur openden. Er kwamen 70 mensen om, waaronder Collot. Het zou het begin worden van een burgeroorlog: de Hugenotenoorlogen. David Collot (overleden 1612) en zijn zoon André werden Heer van Escury in Picardië. Zo ontstond de naam. In 1685 werd het Edict van Nantes uitgeroepen, waarbij het verbod op de protestantse kerk werd uitgevaardigd. De Hugenoten moesten of katholiek worden, of  vluchten. De meeste weken uit naar het buitenland, vooral naar de Nederlanden. Zo kwam de familie Collot d’ Escury als Hugenotenfamilie naar ons land. André was al 75 was toen hij zich vestigde in Nijmegen waar hij een jaar later stierf. Zijn zoon Daniël vluchtte eerst naar Bazel en later ook naar Nijmegen. Hij kwam in dienst van stadhouder-koning Willem III en werd zelfs majoor in Britse dienst. Hij stierf in Dublin in 1714. De zoon van deze Daniël, Henri Collot d’ Escury kwam in Friesland terecht! Hij volgde een militaire carrière en kwam als stalmeester aan het hof van de Friese Nassaus. Dat was in 1732 bij stadhouder Willem Carel Hendrik Friso, later stadhouder Willem IV der Nederlanden. Het ging goed met de Collots, want Henri’s zoon werd zelfs burgemeester van Gorinchem. Kennelijk was hij financieel goed onderlegd, want hij werd lid van diverse Rekenkamers. Wat opvalt is dat de familie inmiddels goed gesetteld was, want ze trouwden met leden van de Nederlandse adel. Er waren diverse verbindingen met andere families van Franse afkomst, zoals met de familie Du Tour. In 1816 werd de familie officieel ingelijfd bij de Nederlandse adel met de titel baron. Ze wisten zich in het begin van de negentiende eeuw aardig uit te breiden met enkele takken. Hendrik baron Collot d’Escury (1773-1845) werd jarenlang lid van de Tweede Kamer en zelfs voorzitter van de Tweede Kamer.  Met hem komt weer een Friese link tot stand, Lees meer

23 07, 2023

De verdwenen korenmolen van Minnertsga

2023-07-23T10:13:30+00:0023 juli, 2023|Reacties uitgeschakeld voor De verdwenen korenmolen van Minnertsga

In de loop der jaren heb ik veel documentatiemateriaal verzameld over de historie van het dorp van mijn jeugd. Een van die knipsels heeft bovenstaande titel en is geschreven door een zeker J.G. de Boer uit St. Jacobiparochie. Op het knipsel staat met pen geschreven: De mol 28-1-1969.  Waarschijnlijk komt het artikel uit een molenblad. Hierna volgt het artikel van de schrijver uit St. Jacobiparochie. De reeds jaren verdwenen korenmolen van Minnertsga, was afkomstig uit Leeuwarden. De overplaatsing geschiedde toen Minnertsga zonder molen was komen te zitten omdat de voorganger tijdens een onweer door de bliksem was getroffen en afgebrand. Eén der molenaars die de molen hebben bemalen, heette Koning. Hij richtte de molen destijds in als pelmolen hetgeen voor die tijd zeker heel vooruitstrevend was. Werd de gort vroeger meestal los verkocht, molenaar Koning leverde ze ook verpakt, in papieren zakjes van een halve of hele kilo. Toen ik in de dertiger jaren een in de molen kwam stond er nog altijd een paktafel met enige gele papieren zakjes waarop gedrukt stond: “Koning’s gort”.  Die waren nog van het begin van deze eeuw, in elk geval van vóór 1910 want in dat jaar had de molen weer een andere eigenaar, een zeker Knol. Dat was in mijn jeugdjaren. Knol is op de molen oud geworden, maar met hem ook de molen., want de zaak verliep en de molen kwam in verval. Lange tijd heeft de molen met één roede gestaan. Toch is hij later weer opgeknapt en is er nog weer graan mee gemalen. Dat was in de jaren na 1930 toen de graanprijzen abnormaal laag waren. Op de gemengde bedrijven werd bij ons toen veel van het verbouwde graan aan het vee gevoerd. De molen werd toen gehuurd door Sied Hogerhuis [red: Sijds], een molenaarsknecht. Hij liet een gebruikte roede komen van een molen uit Marrum (Fr.) waarop hij ook knecht was geweest. De roede die zelfzwichting had, miste nogal wat kleppen, maar ja, Hogerhuis zat ook niet al te ruim bij kas en dan valt het niet mee om een molen, die al afgetakeld is, weer helemaal in orde te brengen. Franeker courant 7 aug. 1898 Mechiel Derks Knol met waarschijnlijk zijn huishoudster Franeker courant 20 juli 1905 Sijds Hogerhuis (r) en Cornelis (Kees) Piebes Rosendal. In de eerste jaren dat ik boer was, heb ik nog al veel graan op deze molen laten malen. Ik herinner me nog, dat ik voor een goed houdbare haver niet meer dan zes cent per kilo kon krijgen! We hebben he top de zolder gebracht en het is allemaal tussen de stenen doorgegaan en door de koeienmaag! In die tijd waren we blij als het jaar voorbij was en we onze kost hadden. ’t Was op een keer dat Hogerhuis mijn meel bracht en zei: “Nu heb ik deze week iets vreemds beleefd”. Wat was het geval? Toen Lees meer

24 04, 2023

Leidekker Fredericus Tangerman (1735-1784) en het trotseerloodje

2023-04-24T08:22:03+00:0024 april, 2023|Reacties uitgeschakeld voor Leidekker Fredericus Tangerman (1735-1784) en het trotseerloodje

Op de laatste dag van de expositie vorig jaar oktober over de kerkbrand van 1947, kwam Anne Reitsma bij mij en liet mij een loden plaatje zien met de initialen F T en het jaartal 1772. Ik was stom verbaasd! Zou dit het bewuste relict zijn waar ik al jaren voor iemand naar op zoek ben. Anne vertelde dat hij het plaatje ooit van zijn ‘pake’ heeft gekregen met de boodschap: “bewarje it goed en jouw it nea út’. Achterop het plaatsje heeft pake Anne Gaukes Reitsma (1897-1978) met een scherp voorwerp gegraveerd: A. Reitsma Hervormde kerk afgebrand 3 juni 1947. Nadat ik mijn verhaal had verteld over de zoekopdracht die ik jaren geleden had gekregen, mocht ik het loden plaatje van Anne meenemen om het te laten zien aan mijn opdrachtgever. Zoektocht Jaren geleden maakte ik deel uit van een werkgroep van de Fryske Akademy waar ik met Meindert Tangerman in contact kwam, die toen in Veenwouden woonde. We raakten aan de praat en hij vertelde over een voorvader van hem die vroeger leidekker is geweest. Die voorvader zou in 1772 ook aan het dak van de kerk in Minnertsga hebben gewerkt. In het boekje Om toer en tsjerke, dat uitgegeven is in het kader van de herbouw van de kerk, schrijft de auteur ds. Wumkes: ‘De karakeristike leaden plaetsjes, dy’t men nei de brân yn ’t pun fine koe, mei de laidekkershammer, de initialen F. T. en 1772 d’r op, dogge útwizing fan ’t wurk dat F. Tangerman makke hat’. Met dat gegeven had Meindert voor ogen dat de leihamer van zijn voorouder gevonden was en bewaard is gebleven. Navraag bij de kerkrentemeesters leverde in al die jaren niets op, totdat Anne op de laatste dag van de expositie kwam aanzetten met een loden plaatje met daarop de initialen en een afbeelding van de leihamer. Kort na de expositie heb ik Meindert Tangerman verteld over het bewuste loden plaatje. We kwamen tot de conclusie dat je de zin van ds. Wumkes ook anders kon lezen dat er geen sprake was van een losse leihamer, maar dat die op het loden plaatje stond afgedrukt. Meteen heb ik hem een foto van het plaatje toegestuurd en hebben we een afspraak gemaakt dat hij met eigen ogen het plaatje kon bewonderen en vasthouden. Wie was de leidekker Fredericus Tangerman? Fredericus is geboren in 1735 in de stad Groningen. Hij was een zoon van de apotheker Godfried Wilhelmus Tangerman en Gesina Hypools Fredericus. Op 30 jarige leeftijd is Fredericus op 29 december 1765 in de Grote kerk in Harlingen getrouwd met de 29-jarige Trijntje Sipkes IJbrandi. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren: Willem in 1767, Gertje in 1768, Sipke in 1771, die slechts 3 jaar oud is geworden. In 1774 is er nog een Sipke geboren. Moeder Trijntje Sipkes IJbrandi is in 1779 in Harlingen overleden. Fredericus trouwde voor de twee keer in 1780, i n de Grote kerk in Harlingen, Lees meer

7 10, 2022

Restauratie van de toren 1817 – 1818

2022-10-07T05:28:58+00:007 oktober, 2022|0 Reacties

De alles verwoestende brand van 3 jun i 1947 was dit 75 jaar geleden dat die plaats vond. De grootste ramp in de geschiedenis van Minnertsga. In oktober aanstaande, in de maand van de geschiedenis hopen we daar aandacht aan te besteden in de vorm van een expositie. In de vorige uitgave van ‘Nijs út eigen doarp’ hebben we aandacht besteed aan de bouwgeschiedenis. Deze keer het verhaal over de restauratie van de toren in 1817 – 1818. In 1817 is de kap van de toren, waarover Baarda schreef in zijn rijmkroniek, in een zodanige slechte staat van onderhoud dat de kerkvoogden het noodzakelijk achten tot restauratie over te gaan. De westgevel van de opbouw boven op de toren was er zo slecht aan toe dat deze geheel moest worden afgebroken tot de omgang toe. De aannemer die het werk zou uitvoeren mocht de goede oude stenen wel weer gebruiken maar moesten eerst grondig worden schoongemaakt. Ook het leiendak en de weerhaan waren nodig aan reparatie toe zo blijkt uit de archiefstukken. Op zaterdagmiddag 5 april 1817 was er bij de kastelein Sipke Sjoerds Bakker op de Tsjillen de openbare aanbesteding van de voorgenomen restauratie. Notaris Izaak Telting was uit Franeker gekomen om de aanbesteding te leiden en te beschrijven. Verder waren aanwezig de kerkvoogden Abe Pieters Anema en Steven Fokkes Feenstra met een aantal aannemers uit het dorp en zelfs met een aantal van ver buiten het dorp. Zoals gebruikelijk was ook de veldwachter Arend Witholt aanwezig om toezicht te houden op het verloop van de openbare bijeenkomst. Bestek en voorwaarden die in de akte van aanbesteding voorkomen zijn verdeelt in 29 artikelen. Een greep uit deze artikelen handelde over: het repareren van de hekken in de klokgaten en de waterborden, het uitnemen en vernieuwen van de klokkenzolder. In plaats van de opgemetselde omgang, die geheel afgebroken moest worden, diende een houten balustrade gemaakt te worden van hoofdzakelijk eikenhout en puikbest Oostzee’s grenen. Later zou blijken dat deze houten balustrade het uitgehouden heeft tot 1939 wanneer deze dan weer wordt vervangen door een gemetselde omgang zoals die er ook was voor 1817. Verder vermeldt de akte nog de voorwaarden die worden verbonden aan de afvoer van puin, het toezicht houden door de aannemer of door zijn plaatsvervanger tijdens de restauratie werkzaamheden, het verven en de tijd wanneer er een begin kon worden gemaakt met de werkzaamheden. Uiteraard werden ook de rechten en plichten van de opdrachtgevers en de aannemer vermeldt in de akte alsmede de betaling van het werk. Natuurlijk bracht deze restauratie aanvoer en afvoer en tijdelijk opslag van bouwmaterialen met zich mee die voor een groot gedeelte op het kerkhof moesten staan, ook dat werd geregeld. Mocht het zo zijn, zo staat in de akte, dat het nodig was om ruimte te maken voor het maken van graven, dat de aannemer er dan voor zorgde dat die ruimte er binnen twee maal vierentwintig uren moest zijn. De laagste inschrijver was de aannemer Wijbe Jelles Kroon uit Lees meer

Ga naar de bovenkant