Het eerste gedeelte van dit artikel verscheen in het julinummer (2005) van Fryslân en behandelde de afkomst en huwelijk van Mancadan en diens zakelijke activiteiten met betrekking tot huizen en veenderijen. In dit tweede gedeelte zal nader worden ingegaan op zijn gezin, schildersloopbaan en werk. Naar aanleiding van de eerste aflevering ontving ik een interessante reactie van mevrouw R. Bouma te Leeuwarden. Zij wees erop dat Sannes in zijn Geschiedenis van Het Bildt melding maakt van een zekere Sybren Augustinus “glaesmaecker te Mennertschae”, een glazenier dus. Deze heeft in 1597 in opdracht van de pachters der landerijen, die de stad Franeker op Het Bildt bezat (en nog steeds bezit), een raam gemaakt met het stadswapen van Franeker, dat vermoedelijk in de kerk te St. Jacobiparochie is geplaatst. Een interessante bijkomstigheid is dat tien jaar later deze pachters de later beroemd geworden globebeker aan hun pachtheren in Franeker schenken; waarschijnlijk is deze gemaakt door Pibo Gualtheri, die we in de vorige aflevering tegenkwamen. Het is dus zeer waarschijnlijk dat Mancadans vader zijn loopbaan is begonnen als glazenier en dit beroep later heeft verruild voor meer ambtelijke bezigheden. Het zou in ieder geval mede de artistieke aanleg van zijn tweede zoon kunnen verklaren.

J.S. Mancadan: polderlandschap

Na in het voorgaande de zakelijke activiteiten van Mancadan te hebben geschetst, wil ik nu iets zeggen over zijn persoonlijke omstandigheden. Het echtpaar Mancadan kreeg op 10 augustus 1635 een dochter Ebel, genoemd naar de moeder van Elske, maar het kind overleed nog dezelfde maand en werd in Minnertsga begraven volgens het Handschrift Siderius. Ruim een jaar later wordt zoon Sybrandus geboren en in 1639 een tweede dochter Ebel. Sybrandus ging theologie sturen in zijn geboortestad, trouwde al op 19-jarige leeftijd en kon reeds zes maanden later zijn oudste zoon Johannes ten doop houden. Het was in die tijd ongebruikelijk dat mannen zo jong trouwden en zeker niet als ze nog studeerden; een en ander is dan ook een voorteken voor de verdere levenswandel van Sybrandus. Hij werd in 1658 predikant te Oosterwierum, het stamdorp van de familie Fogelsangh en in 1676 afgezet wegens o.a “onkuisheid” voor het huwelijk gepleegd met zijn derde vrouw, “een lange treijn van menigvuldige dronckenschappen” en bovendien bestond er in zijn gemeente een “bijna algemeene tegenheit tegen sijn E. persoon”. Ook was er al eens een tekort in de classicale kas geconstateerd tijdens zijn quaestorschap. Tekenend in dit verband is dat zuster Ebel in de boedel van haar vader tientallen bedelbrieven van Sybrandus vindt “waaruit evident kan worden gezien wat hij soo voor als na van vader aan geldt heeft versocht en bekomen”. Sybrandus krijgt echter nog een kans en wordt in 1679 predikant te Tjerkgaast, maar wordt na enkele jaren weer afgezet en neemt, zoals zovelen die geen toekomst meer zagen in Nederland, dienst bij de V.O.C. en vestigt zich in de Kaapkolonie. Dankzij de zegeningen van het internet weten we nu dat hij kort na 1682 in Stellenbosch werd benoemd als de eerste onderwijzer, tevens ziekentrooster en voorlezer, zodat hij toch weer in de zondagse eredienst voorging. Op de campus van de Universiteit van Stellenbosch is zelfs een gastenverblijf naar hem genoemd (“die Mankadan – onthaallokaal en —herberg”) en in Stellenbosch zelf een straat. De ondeugden van Sybrandus zijn al herhaaldelijk breed uitgemeten in de literatuur, daarom wil ik hier in positieve zin zijn levensbeschrijving beëindigen: het N.N.B.W. (deel IX) vermeldt van hem dat hij tweemaal “Nederlandse verzen” heeft gepubliceerd (ik ken de gedichten niet maar ik gun de dichter het voordeel van de twijfel). Een van de bundels waarin de verzen verschenen was “De prophetische duyve met een Olijf-taxken” door Gellius Boëtius (2 dln 1660, 1664) en we vinden deze boeken ook in de nalatenschap van Mancadan sr. Sybrandus heeft waarschijnlijk vijf kinderen gehad, alleen van de oudste, Johannes, is ons de verdere levensloop, die ook niet geheel vlekkeloos is, bekend. Hij is in de leer geweest bij zijn neef, de goud- en zilversmid Mathijs Siderius en volgt hem ook op als stempelsnijder van de munt van Friesland. In 1696 wordt hij echter aangeklaagd wegens valsemunterij, wegens gebrek aan bewijs wordt hij vrijgesproken, maar moet wel de proceskosten betalen en tot zolang blijft hij in hechtenis. Johannes woont in het huis van zijn grootvader in de Doelestraat en hij verkoopt dit in 1713 aan Anthonius Coulon. Met de vrouwelijke lijn legt de familie Mancadan meer eer in. Dochter Ebel trouwt met Broer Boelens, aanvankelijk schrijver van een compagnie soldaten; tevens was hij landmeter (geadmitteerd in juni 1649) en later grondbezitter en lid van het nedergerecht van Opsterland te Beetsterzwaag. Nakomelingen van hen trouwden in adellijke families o.a. achterkleindochter Ypcken Hillegonda van Boelens trouwde met Rijnhard baron van Lynden. Zodoende kwamen de stukken inzake Mancadans nalatenschap in het familiearchief Van Harinxma thoe Slooten terecht.

Landschap in het zuidoosten van Friesland, geschilderd door J.S. Mancadan (meer info aan einde van dit artikel)

Landschappen
Hoe moeten we nu het werk van Mancadan als schilder zien tegen de achtergrond van de in het voorgaande weergegeven feiten? Leveren deze feiten nieuwe gezichtspunten op? Misschien, in elk geval bevestigen ze wel bestaande vermoedens en geven ze antwoord op bepaalde vragen. Enige jaren geleden schreef de kunsthistorica mevrouw M. Laferte een (ongedateerde) scriptie over Mancadan. Zij stelt hierin dat Mancadan vermoedelijk sterk beïnvloed is door Haarlemse schilders zoals Pieter Molijn, Jan van Goyen en Salomon van Ruysdael. Het kleurgebruik bij Mancadan is eveneens tonaal d.w.z. vrij monochroom met bruine, groene, grijze en gelige tinten, maar ook zijn volgens Laferte bepaalde composities van deze Haarlemse schilders in het werk van Mancadan terug te vinden. Andere schrijvers hebben verondersteld dat Mancadan misschien een leerling van de Leeuwarder schilder Lambert Jacobsz. is geweest. Laferte merkt dan terecht op dat in de schilderijen van Mancadan niets van de invloed van Lambert Jacobsz. is terug te vinden. Zoals eerder vermeld in dit artikel was Mancadan vlak na het overlijden van zijn vader (eind 1625 begin 1626) niet aanwezig bij het opmaken van enkele aktes. Dit kan erop wijzen dat hij toen voor een lange tijd afwezig was en niet in Friesland verbleef, maar misschien wel in het buitenland en in dit geval dan in Italië. Voor een verblijf in Italië bestaan wel aanwijzingen. Mancadan schilderde veel zogenaamde italianiserende landschappen: romantische heuvellandschappen bij voorkeur met een ruïne en gestoffeerd met herders en vee. Ook komen in zijn inventaris, naast Franse en Latijnse, ook Italiaanse boeken voor o.a. een Italiaanse geschiedenis en de Psalmen in het Italiaans. Ik kan me niet voorstellen wat iemand in Leeuwarden met Italiaanse psalmen doet, tenzij hij in Italië is geweest, maar onomstotelijk bewijs is er niet. De kunsthistorici spreken ook over vermoedens in dit opzicht, alhoewel op de internetsite van de Staatsgalerei Stuttgart zonder meer wordt vermeld dat Mancadan en zijn generatiegenoot Com. van Poelenburgh in Italië zijn geweest. Boschma vestigt de aandacht op de verwantschap van bepaalde landschappen van Salvator Rosa met het werk van Mancadan. Mancadan kan gedurende zijn verdere loopbaan ook heel goed meerdere malen Haarlem hebben bezocht, de vrouw van Elske’s broer Meynte had namelijk een broer die pottenbakker was in Haarlem.

Dat de familiebanden wel werden onderhouden blijkt uit het Handschrift Siderius dat ons uur en dag (12 mei 1673) van het overlijden van deze broer weet te melden. Naast de italianiserende landschappen schilderde Mancadan ook landschappen die geïnspireerd lijken op Scandinavië. Laferte veronderstelt hierbij de invloed van Allaert van Everdingen, voorzover bekend de enige Nederlandse schilder van wie men weet dat hij daar is geweest en die na 1645 enige tijd in Haarlem heeft gewoond. Behalve deze twee soorten landschappen is er nog een derde, weliswaar heel kleine, categorie, die echter Mancadan in Noordelijk Nederland wel tot een uitzonderlijk schilder maakt in het midden van de 17e eeuw. Er zijn namelijk van hem vier Nederlandse landschappen bekend, waarvan er twee in het Fries Museum aanwezig zijn. Deze schilderijen veroorzaakten bij S.J. van der Molen een “Aha-Erlebnis” toen hij deze in de dertiger jaren zag afgebeeld in een veilingcatalogus uit 1919 van Mak. De op de schilderijen voorkomende boerderijen herkende hij als typisch voor het Zuidoosten van Friesland, alhoewel hij op dat ogenblik niets wist van de achtergrond van de schilder en diens verveningsactiviteiten. Hij heeft van zijn bevindingen verslag gedaan in een artikel in het blad Noorderland jaargang 1942/43. Volgens Van der Molen zijn de boerderijen duidelijk herkenbaar als van de typen die in de Friese Wouden en met name in de streken van Bakkeveen en Siegerswoude voorkomen; een woonhuis op één van de schilderijen vertoont grote overeenkomst met een in 1925 afgebroken Saksisch huis in Duurswoude. Sindsdien staan deze schilderijen bekend als landschap in Zuidoost Friesland. Vermeldenswaard is nog dat Van der Molen schrijft dat hij niet weet waar de schilderijen zich dan bevinden, maar de directeur van het Fries Museum (Wassenbergh) “koestert de hoop ze nog eenmaal tot de verzameling van het Museum te mogen rekenen”. Die hoop is vervuld, want in 1952 heeft het Museum ze aangekocht bij de fa. Hoogendijk te Amsterdam voor f. 3.000 per stuk. Het derde Noordnederlandse landschap is in bezit van het Groninger museum, doch verblijft als bruikleen in het Veenkoloniaal Museum te Veendam. Het is daar ook wel op zijn plaats, want het stelt volgens de overlevering voor de heer Adriaan Geerts Wildervanck te midden van de veenderijen bij de gelijknamige plaats. Volgens dr Heppner is het te dateren omstreeks 1647 (toen Wildervank ontstond) en kent het een “ononderbroken traditie van bezitters”. Dit wordt bevestigd door het Groninger Museum: het is in 1894 geschonken door mr H.O. Feith jr., een nazaat van Adriaan Geerts, wiens familie het 90 jaar in het bezit had gehad. Dit alles neemt niet weg dat Mancadan bij het schilderen best wel eens zijn eigen veenderijen voor ogen kan hebben gehad.

Volgens een artikel in Gruoninga (le kw.1967) over de familie Wildervanck is Adriaan Geerts medio 1647 begonnen met de vervening, zodat het schilderij niet eerder kan zijn ontstaan. Overigens is het doek voor Mancadan ongebruikelijk groot, het is hoog 154 cm en breed 205 cm. (de Friese landschappen meten slechts 29,5 bij 63 cm.). Het vierde doek van deze categorie was in 1966 in particulier bezit en volgens Boschma stelt dit ongetwijfeld ook een landschap in Frieslands Zuidoosthoek voor. Het is op het omslag afgebeeld en er is niet veel fantasie voor nodig om in de kaarsrechte weg de door Mancadan gedeeltelijk zelf bekostigde pas aangelegde weg bij Siegerswoude te zien.

Zuidoost Friesland
Was Van der Molen stellig overtuigd dat Mancadan bestaande landschappen in Zuidoost Friesland heeft afgebeeld, mevrouw Laferte in haar meergenoemde scriptie, is dit allerminst. Zij ziet grote overeenkomsten met landschappen van Goltzius en Molijn, waarbij laatstgenoemde dan weer Goltzius navolgde. Zij stelt dan ook dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de onderhavige landschappen van Mancadan een bepaald gedeelte van Friesland zouden weergeven. Bovendien is ze van mening dat Mancadan deze landschappen in het begin van zijn carrière zou hebben geschilderd en pas na 1640 is begonnen met de italianiserende landschappen. Dit lijkt mij zeer onaannemelijk. Een beginnend kunstenaar, net teruggekeerd uit Haarlem of misschien zelfs Italië, die de wereld nog moet veroveren met zijn schilderijen, begint m.i. niet met het vervaardigen van de toch enigszins somber aandoende landschappen waar het hier om gaat. Zal hij niet eerder modieuze en lieflijke taferelen schilderen in een omgeving die aangenaam is voor het oog? De Friese landschappen lijken mij eerder het werk van een kunstenaar op latere leeftijd die, wonend of vaak verblijvend midden in een veengebied, de omgeving schildert waar hij met de neus bovenop zit en die hij bovendien ten koste van veel geld en moeite, mee heeft helpen maken tot wat het dan is. In elk geval zullen deze landschappen pas zijn ontstaan na 1644, het jaar waarin Mancadan zijn landaankopen deed in het veengebied. De heer J.A. Mulder, deskundige op het gebied van boerderijen, bevestigde desgevraagd dat de boerderijen van Mancadan inderdaad typisch zijn voor Zuid000st Friesland en uiteraard het aangrenzende deel van Drenthe. Het is echter volgens hem uitgesloten dat dergelijke boerderijen in Holland zouden voorkomen; vooral de voorhuizen van de boerderijen herkent hij als specifiek voor dit deel van de Friese zandgronden.

Schilder of ondernemer
Hoewel Mancadan bij uitstek een landschapsschilder is, heeft hij ook ander werk gemaakt. In een 17e-eeuwse inventaris in Leeuwarden komen twee zeestukken van hem voor en in de “catalogus of naamlijst” van G. Hoet (1752) wor-den van Mancadan vermeld: “Daar Christus verraden werd” en “Een Italiaanse dame” (!), voorkomend op de veiling van P. Six. Verder is er in particuliere collectie nog “Christus en de Samaritaanse vrouw”, waarvan de toeschrijving echter onzeker is. Een andere vraag die opkomt bij het kennisnemen van leven en werk van Mancadan, is die naar de verhouding tussen zijn kunstenaarschap en zijn zakelijke activiteiten. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat dit een typisch moderne tegenstelling is; een schilder in de 17e eeuw beschouwde zichzelf niet als een kunstenaar, in de betekenis die wij er nu aan geven, maar als een vakman die een beroep uitoefende. Al schilderend was hij in zekere zin ook zakelijk bezig. Laferte meent dat Mancadan een schilderende hobbyist is, zijn hoofdbestaan vindt hij in het onroerend goed en de vervening en in zijn vrije tijd schildert hij niet onverdienstelijk. Zeker nu nog weer nieuwe archiefgegevens beschikbaar zijn gekomen, is deze opvatting volstrekt onhoudbaar. In 1635, bij de koop van zijn eerste woning, noemt Mancadan zich al mr schilder, op zijn grafzerk wordt hij “konstrijck” genoemd en zelfs nog in 1696, wanneer Ebeltje de diakenen van Leeuwarden een kwitantie laat tekenen voor de ontvangst van 100 carolusgls, zijnde een half legaat, wordt gesproken over “Jacobus Mancqedan in leven kunstschilder alhier”. Wel is het zo dat Mancadan in de akten na 1635 uitsluitend burgemeester of later oud-burge-meester van Franeker wordt genoemd. Naar mijn mening zijn juist de activiteiten van Mancadan in de onroerendgoedsector een indicatie voor zijn succes als schilder. Zoals we hebben gezien kwam Mancadan zelf niet uit een gegoed milieu, zijn vrouw Elske stamde wel uit een goede middenstandsfamilie, maar vermogend was de familie Iserman/Siderius beslist niet. Misschien heeft de erfenis van Elske’s vader en moeder, die in respectievelijk 1630 en 1634 overleden, wel enig startkapitaal geleverd. Kennelijk hebben de schilderijen zoveel opgebracht dat Mancadan een gedeelte ervan kon beleggen in onroerend goed, waaraan hij ook weer verdiende. Het huis dat hij in 1635 van Arcerius kocht voor 1.100 goudgls (plus 3 gouden provinciale rijders, 1 rijksdaalder en nog 2 goudguldens “in de arme bos te betaelen”) werd in 1639 verkocht voor 1.500 goudgls aan de weduwe van de bekende predikant en hoogleraar Johannes Bogerman. Aan het eind van zijn leven was Mancadan beslist niet erg vermogend te noemen. Een half jaar voor zijn dood maakte hij een testament en hieruit blijkt dat zijn hele bezit, afgezien uiteraard van de roerende goederen, bestond uit het huis in de Doelestraat met de twee woninkjes ernaast en zijn aandeel in het Voorwerk te Siegerswoude. We treffen bij hem geen obligaties of schuldvorderingen aan, die in die tijd bij vermogende particulieren vaak in grote getale voorkomen (een bankwezen bestond nog niet). Wel is er de erfenis van neef Sybrandus Augustinii, maar diens weduwe heeft het vruchtgebruik en is dan nog in leven. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het moedersdeel al lang aan de kinderen was uitgekeerd. Onder de inboedel vinden we veel schilderijen en tekeningen: 46 schilderijen, waaronder enige van Guillaume en Margaretha de Heer, 327 tekeningen en verder nog 59 schilderijen “soo gemaeckte als ongemaeckte”. Slechts bij een paar schilderijen is vermeld dat ze door Mancadan zelf zijn geschilderd.

Waarde en waardering
Welke waarde hadden de schilderijen van Mancadan in die tijd.- Hij kon er in elk geval, geheel of gedeeltelijk, huizen mee betalen. De twee kamers op de hoek van Groeneweg en Doelestraat kostten 260 goudgls en 7 strs (en niet 2607 guldens zoals in enige publicaties wordt vermeld) en voor het grote huis in de Doelestraat moest o.m. ter waarde van 100 goudgis “aen schilderi van des copers eigen hant” worden geleverd; in het laatste geval is niet duidelijk of het om één of meerdere schilderijen gaat. In twee Leeuwarder inventarissen uit het midden van de 17e eeuw worden twee schilderijen van Mancadan getaxeerd op 28 en 27 goudgis, per stuk evenveel als zes andere schilderijen van niet bij name genoemde schilders; twee zeestukje van Mancadan worden gewaardeerd op 5 goudgls per stuk. De meest recente prijsindicatie vond ik op internet: in juni 2003 is in München een italiaans land-schap van Mancadan geveild voor € 3.000. Het doek stelt voor een heuvellandschap met ruïne en schaapherders en meet 53 bij 84 cm. Iemand heeft berekend dat er tijdens de 17e eeuw circa vijf miljoen schilderijen zijn vervaardigd in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Welk gedeelte heeft Mancadan daarvan voor zijn rekening genomen? Zijn productie is zeer waarschijnlijk aanzienlijk geweest, hij schilderde veel landschappen in klein formaat en met een losse toets. Mevrouw Laferte heeft een inventarisatie verricht en komt tot 71 nog bestaande schilderijen, waarvan er drie zijn -met een onzekere toeschrijving; van de resterende 68 zijn er 37 niet gesigneerd of van een monogram voorzien. Voor de beoordeling van Mancadans werk en zijn ontwikkeling als kunstenaar is het uitermate lastig dat van al zijn werken er maar één van een jaartal is voorzien nl. een landschap (waterval met ruïne) in de verzameling Rosenthal te Frankfurt a.M. en gedateerd 1641. Meestal voorzag hij zijn schilderijen alleen van een monogram. Het N.N.B.W. (1937) vermeldt dat de fa. Goudstikker te Amsterdam een groot aantal werken van Mancadan bezit; zes hiervan zijn nu in het Fries Museum aanwezig als bruikleen van het Instituut Collectie Nederland. In totaal zijn er in het Fries Museum twaalf werken van Mancadan aanwezig; met nog zes andere bruiklenen is hiervan in 2001, zoals in het begin opgemerkt, een tentoonstelling ingericht met als titel “Jacobus Sibrandi Mancadan” en met als zeer terechte ondertitel “Dé Friese landschapsschilder uit de Gouden Eeuw”. Heppner schrijft in 1934 dat Mancadan een zichtbare plaats verdient in de Nederlandse kunstgeschiedenis. Ik hoop dat, met de gegevens die in dit artikel zijn aangedragen, de contouren van deze bijzondere schilder weer iets zichtbaarder zijn geworden.

Naschrift
Behalve de in de aanhef genoemde reactie ontving ik ook één van de heer W. Annema te Delft. Deze geeft aanleiding tot de volgende correcties c.q. aanvullingen op de tekst van het eerste artikel: – de zittingstermijn van de Franeker burgemeesters was niet zes, maar drie jaar; er waren wel zes burgemeesters, maar ze werden paarsgewijze benoemd. Mancadan heeft zeer waarschijnlijk een termijn van drie jaar gediend, want in september 1637 is hij al burgemeester en in januari en mei 1640 nog, maar op 17 december van dat jaar niet meer. – ook in 1640 had de maand juni al slechts 30 dagen, de datum van één van de genoemde huizentransacties moet derhalve 31 januari 1640 zijn i.p.v. 31.6.1640! – de twee huizen waarvan we zeker weten dat Mancadan er gewoond heeft, zijn door mij aan de hand van gegevens, aanwezig op de leeszaal van het gemeentearchief van Franeker, gelokaliseerd als een pand op Het Noord, dat nu onderdeel is van “De Koornbeurs” en als Herengracht nr. 20. De heer Annema, die uitvoerig onderzoek naar de bewonings- en eigendomsgeschiedenis van de huizen in de Franeker binnenstad heeft gedaan, meent echter dat het hier gaat om de huizen Het Noord 26 respectievelijk Schilkampen 6. Het huis dat Mancadan in 1635 koopt en in 1639 weer verkoopt ligt volgens de heer Annema aan de Voorstraat op de westhoek van de Nauwe Steeg.

Joop Woudstra

De auteur Joop Woudstra is oud-bestuurslid van het Koninklijk Fries Genootschap
Dit artikel is gepubliceerd in: Fryslân, nieuwsblad voor geschiedenis en cultuur, 11e jaargang nr. 3, oktober 2005
Publicatie van de tekst op deze website is met toestemming van de reactie van het nieuwsblad en van de auteur Joop Woudstra (mei 2021).

Op de achterkant van het nieuwsblad nog onderstaande tekst:

 

De “Friese” landschappen van Mancadan
Mancadan staat op de eerste plaats bekend als schilder van italianiserende landschappen, waarop herders, vee, rotsen en aan Italië herinnerende ruïnes voorkomen. Er is echter nog geen concreet bewijs, dat hij ooit de grens is over geweest. Men neemt tot nu toe aan, dat hij zijn kennis heeft overgenomen van Nederlandse collega-schilders, die wél jarenlang in Italië verbleven. Mancadan is in Minnertsga geboren, is burgemeester geweest in Franeker en woonde vanaf 1645 tot zijn dood in Leeuwarden. Hij was welgesteld, had huizen en land op verschillende plekken in Friesland en was betrokken bij de turfafgravingen rond Bakkeveen. Dus lijkt het logisch, dat hij onderweg naar één van zijn bezittingen wat schetsen maakte van het Friese landschap, die hij later thuis uitwerkte. Zo bekeken hebben de twee hier afgebeelde schilderijen een logische titel: landschap in het zuidoosten van Friesland.

De stijl is die van bijvoorbeeld Pieter Molijn en Jan van Goyen, die veel Nederlandse boerenlandschappen schilderden. Hun stijl wordt, net als die van Mancadan, gekenmerkt door gedekte kleuren en een lage horizon. Dat het niet zomaar een willekeurig stukje platteland in de omgeving van bijvoorbeeld Haarlem of Amersfoort is blijkt op de eerste plaats uit de afgebeelde boerderijen. Ze zijn typisch voor dit deel van Friesland en het aangrenzende Westerkwartier van Groningen. De lange, rechte vaart met de paden aan weerszijden vormt een verdere aanwijzing dat Mancadan met zijn schilderij waarschijnlijk een gedeelte van de Drachtstercompagnonsvaart (Frieschepalenvaart of Bakkeveenstervaart) heeft afgebeeld.