In het verhaal over ds. Flesch, de beheerde jood die in Minnertsga voorganger van Christelijke Afgescheiden gemeente was, ging het ook over het familiedrama op zondag 23 juni 1854. Drie kinderen van ds. Flesch kregen die avond vergiftigingsverschijnselen waardoor twee kinderen kort na elkaar overleden en de andere ter nauwer nood aan de dood kon ontsnappen.
Het familiedrama kwam in de kranten te staan. De Leydse courant van 2 augustus 1854 schreef het volgende:
‘Een drietal kinderen van den Heer Flesch te Minnertsga werden in den nacht van Zondag op Maandag hevig ongesteld, zoodat de geneesheer, die geroepen werd, verklaarde, dat zij blijkbaar iets vergiftigst moesten hebben genuttigd, waarvan niemand echter eenige verklaring wist te geven. De ongesteldheid nam zoodanig toe, dat reeds den volgende morgen twee van hen, een jongentje van 7, en een van 14 jaren oud, onder hevigste smarten bezweken; het derde broertje geraakte gelukkig aan het braken, en verkreeg daarna eenige bewustheid terug, zoodat men uit de uitgeworpene zelfstandigheden en uit verklaring des knaaps de oorzaak gewaar werd: en deze was, dat de kinderen Zondag middag in den tuin des onderwijzers de vrucht van een aldaar zich bevindend zoogenaamd peperboomje hadden genuttigd.’
De drie kinderen waar het hier over gaat waren: Johannes Salomons, Mozes Salomons en Joshua. In tegenstelling wat de krant meldde, zijn de 7-jarige Johannes en de 14-jarige Mozes niet in den nacht van zondag op maandag overleden, maar nog diezelfde zondagavond. Johannes overleed ‘des avonds ten ruim acht ure’ en Mozes overleed ‘des avonds negen ure’, zo vermelden de overlijdensakten. De beide kinderen zijn op vrijdag de 28e in één graf begraven op het kerkhof van Minnertsga op rij 71 nummer 7.
Wie was die onderwijzer?
In die tijd wat Casper Klazes Wetterauw dé (hoofd)onderwijzer van Minnertsga. Hij is in 1803 aangesteld en in 1808 zaten er ongeveer 60 leerlingen op zijn school. Die school stond op de plaatst waar nu de ‘Ald skoalle’ staat. Op het kadastrale kaartje is te zien dat het schoolhuis ten zuiden van de school stond, want het nummer 464 was de school en nummer 465a was het schoolhuis. De school werd vroeger door de kerk gefinancierd en het schoolgebouw en schoolhuis waren dan ook eigendom van de Kerkvoogdij van Minnertsga. Het schoolonderwijs was toen nog niet gescheiden in openbaar onderwijs en bijzonder (christelijk) onderwijs. Nee, er was toen alleen onderwijs op christelijke basis. Vandaar dat meester Wetterauw, naast het geven van onderwijs, ook de rol van voorzanger had in de kerk. Hij was een persoon van aanzien in het dorp. Hij heeft veel Minnertsgaasters geholpen bij moeilijke (administratieve)zaken zoals assisteren bij de gang naar de notaris voor een testament, aan- of verkoop van onroerend goed en dergelijke.
Waar stond het peperboomje?
Meester Wetterauw woonde in het schoolhuis dat toen aan de rand van het dorp stond, want de huizen op de kadastrale kaart aan de noord- en zuidzijde van de kerk waren de laatsten van de dorpskern. Het vak op de kaart met nummer 466, was de moestuin die hoorde bij het schoolhuis. Hier verbouwde meester Wetterauw zijn groenten en er zullen ook ongetwijfeld fruitbomen hebben gestaan en ook het peperboomje.
Het familiedrama in het gezin van ds. Flesch heeft meester Wetterrauw zeker diep geraakt en moet hij zich ook schuldig hebben gevoeld getuige zijn weergave van de gebeurtenis die hij in de krant heeft laten publiceren. Daardoor krijgen we nog een beter beeld van wat zich op die zondag in Minnertsga heeft afgespeeld.
‘Minnertsga, den 2 augustus. Op Zondag namiddag, van den 23 Julij jl. komt eene zuster van mijner vrouw, vergezeld van 3 kinderen van den heer Flesch, bij ons, met het verzoek om wat péterséli uit den hof te mogen halen. Dit wordt toegestaan, en mijne vrouw gaat zelve mede. In den hof gekomen is het al spoedig: Tante mogen wij wel wat aalbessen? Waarop geantwoord wordt: “ja wel; doch hier staan twee boompjes, daar moogt gij niet aankomen; daar wassen peperbeijen aan, die deugen niet om op te eten, en zijn zeer heet en bitter op de tong en alzoo schadelijk”. Hier op wandelt men voort; er wordt péterséli gesneden, bessen geplukt en gegeten. Maar helaas! Bij het uitgaan van den hof moeten de kinderen eenigzins vooruit gegaan zijn, zoo dat het oog der geleidsters hen niet gadesloeg, en toen plukt het oudste der kinderen, naar ik vernomen heb, van de bessen van het peperboomje, (Daphne mezuréum en niet Lauréola) en geeft hiervan tevens ook aan zijne broertjes.
Nauwelijks is de trek naar het verbodene bevredigd, of het beschuldigend geweten ontwaakt. Men belooft elkander niet te zullen verklappen; houdt woord; en de oorzaak van het ongeval wordt eerst, toen het te laat was, door het middelste, nog in leven zijnde zoontje van den heer Flesch aan het licht gebragt. Opmerkelijk is het mij tevens voorgekomen, dat ik zelve, ruim 3 weken voor dit zoo treurig ongeval, dit zoontje van de heer Flesch, op deze boompjes, op dezelfde wijze, als later mijne vrouw opmerkzaam maakte. Ik moet nu hier nog bijvoegen, dat ik nooit voorheen heb geweten, dat de vrucht van dit boompje zoo schadelijk is, daar het zelve zoo menigvuldig voorkomt, en meer dan vijftig jaren, een bij mij bemind heestertje is geweest, zonder dat mij ooit voorheen eenig ongeval, door hetzelve veroorzaakt, is ter oore gekomen. C.K. Wetterauw’.
Dit zo lezende, lijkt het wel een gelijkenis met de boom in de hof van Eden. Het stond Adam en Eva vrij om te doen wat ze ook maar wilden, behalve van de boom van de kennis van goed en kwaad eten. God had ook dringend gewaarschuwd, net zo als meester Wetterauw. Maar alle waarschuwing ten spijt, de ‘boom’ heeft abrupt een einde aan het leven gemaakt van twee kinderen die ook bij meester Wetterauw op school zullen hebben gezeten.
Geef een reactie