Op 4 september jongstleden is Rienik Rieniks Post op 93-jarige leeftijd overleden. Rienik heeft voor mij een aantal oude foto’s uit het dorpsarchief van namen voorzien. Ik stuurde hem dan kopieën van foto’s op A3 formaat zodat hij goed de gezichten kon onderscheiden. Per kerende post kreeg ik dan de kopieën terug voorzien van namen in een keurig handschrift. Als hij namen niet wist, dan ging hij er met de foto op uit naar andere oudere dorpsbewoners om toch te proberen de namen te achterhalen. Ik heb een mooie herinnering aan Rienik toen ik enkele jaren geleden bij hem op de koffie was om zijn verhalen aan te horen over vroeger. In aansluiting op het verhaal over de generaties Schotanus in de vorige dorpskrant, leek het mij passend om deze keer het verhaal over de generaties Post te schrijven als eerbetoon aan Rienik.

Rolprent
Jaren geleden was ik een keer op bezoek bij Trijntje Zwart-Post, een zus van Rienik. Bij een eerder bezoek kwam al eens een rolprent ter sprake die door de toenmalige hoofdmeester van de Christelijke Nationale Lagere School was gemaakt voor de pake van Rienik, die ook Rienik heette. Pake Rienik (1882-1952) was van 1917 tot 1945 lid van het schoolbestuur en kennelijk is in die hoedanigheid de rolprent gemaakt met tekeningen over de levensloop van pake Rienink die vroeger in de volksmond ‘Grutte Rienik’ werd genoemd. Tijdens mijn bezoek belde Trijntje met haar broer die even later met de rolprent onder zijn arm kwam aanlopen. De rolprent heeft de omvang van een behangrol en omdat er alleen maar tekeningen op staan is er toch wel enige uitleg bij nodig om de levensloop te begrijpen. Dat vond pake Rienik kennelijk ook want hij heeft er zelf toelichtende teksten bij geschreven. Die teksten heb ik gebruikt om het verhaal over de generaties Post samen te stellen.

Rienik Klazes Post en Trijntje Bouma
Met het genealogisch onderzoek naar de familie Post kom ik uit in 1703 in Oosterbierum. Een aantal generaties later is het de Tzummarumer Klaas Klases Post en de Minnertsgaaster Trijntje Jacobs Brok die in juni 1811 in het huwelijk treden. Het echtpaar vestigt zich in Minnertsga en zij krijgen vier kinderen: Tjitske (1815), Jacob (1818), Klaas (1823) en Tietje (1829). Hun zoon Klaas gaat het huwelijk aan met Aafke Rieniks Westra uit St. Jacobiparochie en dank zij haar komt de naam Rienik voor in het dorp. Dit echtpaar krijgt zeven kinderen en het tweede kind krijgt de voornaam Rienik. Deze Rienik is de overgrootvader van de onlangs overleden Rienik en is geboren in maart 1851. In november 1872 steekt hij met zijn huwelijksboot De Rie over om in het nabij gelegen Ried Trijntje (Nienke) Murks Bouma ten huwelijk te vragen.

Het huwelijk werd in vroegere gemeente Barradeel voltrokken en nog geen maand later wordt hun eerste kind geboren. Kennelijk is Rienik al veel eerder De Rie een keer overgestoken waardoor er op het nippertje moest worden getrouwd. Na hun eerste kind, Aafke (1872), worden Lieuwkje (1874 – jong overleden), Murk (1876 – jong overleden), Murk (1878) en  Lieuwkje (1880) geboren. In 1882 raakt Trijntje weer in verwachting en zij zou uitgerekend zijn in november van dat jaar. Maar begin november slaat het noodlot toe. De vader van de toekomstige wereldburger komt op 7 november rond het middaguur te overlijden. De buren Feike Vogel en Bernardus Winsemius doen aangifte van het overlijden en uit de overlijdensakte blijkt dat Rienik kastelein was. Maar volgens de tekst bij de rolprent zou hij ook een ‘voermanderij’ (loonbedrijf) hebben en enkele pondematen land gebruiken.

Tijd voor enige rouwverwerking is er blijkbaar niet want volgens het grafregister is het stoffelijk overschot de dag na het overlijden al naar het kerkhof gedragen. Vier dagen later bevalt moeder Trijntje en ziet Rienik, genoemd naar zijn vader, zijn eerste levenslicht. Deze Rienik heeft bij de hiervoor genoemde rolprent het volgende aangetekend:
In mei 1883 werd moeder uit het bedrijf gezet en kreeg een klein kamertje met één slaapgelegenheid van de armvoogdij. De oudste drie kinderen sliepen in een kast. De ondersteuning bedroeg ¦ 1,25 per week voor vijf personen, alzo per persoon fl. 0,25. Moeder moest dus trachten er wat bij te verdienen en ging daarom vijf dagen in de week van ‘s morgens acht tot ‘s avonds vijf uur uit werken en verdiende fl. 0,35 per dag. Het behoeft geen nader betoog, dat schraal Hans keukenmeester was, ja, dat we honger moesten lijden. Acht jaar is moeder weduwe geweest onder de moeilijke omstandigheden. Toen is ze voor de tweede maal getrouwd met een weduwnaar, die vier kinderen had en wekelijks ¦ 6,00 verdiende als vast arbeider bij een boer. ‘s ‘Winters bedroeg zijn weekloon fl. 5,40”.

Samengesteld gezin
Moeder Trijntje (Nienke) trouwde toen met Sijtse Jans Zoodsma (1854-1940) die weduwnaar was geworden van Sijtske Andries Bouma en achterbleef met vier kinderen. Het huwelijk werd voltrokken in juni 1891 en zij krijgen samen nog twee kinderen.

Achterste rij vlnr: Murk Post (1878), Lieuwkje Post (1880), Jantje Zoodsma (1878), Jan Zoodsma (1880). Daarvoor Moeder Trijntje Bouma (1854-1945), op schoot Antje (1896), Rienik Post (1882), Sipke Zoodsma (1887), Andries Zoodsma (1883), vader Sijtze Zoodsma (1854-1940) en voor hem Rienk Zoodsma (1892).

Het gezin bestaat dan uit tien kinderen: vier kinderen uit het eerste huwelijk van Trijntje, vier kinderen uit het eerste huwelijk van Sijtse en de twee kinderen die zij samen hebben gekregen. Het kwam vroeger veel voor dat weduwen en weduwnaars met jonge kinderen elkaar opzochten in het dorp om samen weer een huishouding te vormen. De vrouw kon dan zorgen voor de kinderen en de man voor het inkomen, want in die tijd waren er niet die sociale voorzieningen die er nu wel zijn. In het familiearchief van mijn schoonouders (Zoodsma-Zwart) is een foto bewaard gebleven van het samengesteld gezin van Sijtse Zoodsma en Trijntje Bouma. De foto is gemaakt vlak na de geboorte van Antje (oktober 1896) die bij haar moeder op schoot zit. In haar geboorteakte staat dat vader Sijtse dan gardenier is. Een gardenier was een zelfstandige landarbeider die stukjes land huurde om er gewassen te verbouwen. Het is wel bijzonder dat Rienik in de toelichting bij de rolprent schrijft dat er een schamel inkomen was van fl. 5,40 per week en daarom armoede troef was. Maar blijkbaar was er toch nog geld over voor het laten maken van een gezinsfoto.

Over die armoede schreef Reinik bij de rolprent het volgende: “Er werden daarom pogingen in het werk gesteld om zich van een deel der kinderen te ontslaan. Vier gingen de deur uit, waaronder ook ik als jongste, klein kereltje van acht jaar. In kwam in dienst in het dorp bij een winkelier die er dagelijks op uit trok met paard en wagen om de klanten te bedienen. Mijn werk was zoals de rolprent aangeeft, om bij de stopplaatsen op het paard te passen. Vaak stond ik, door en door verkleumd, met koude voeten en zonder overjasje bij het voertuig op mijn patroon te wachten. Bijna twee jaren bleef ik bij mijn baas tot volle tevredenheid van beide partijen. Mijn loon was: kost en kleding”.

Toen ik enkele jaren geleden op een middag bij Rienik was op de Hege Buorren liet hij mij een paar stenen zien die afkomstig waren uit de boerderij Eksterlust aan de Kromme Leane. In de stenen staan de initialen van zijn pake Rienik en het jaartal 1894. Hij vertelde dat zijn pake deze tekens in de stenen had gekerfd als hij buiten moest wachten tijdens het venten.

Ingekerfde initialen RRP en het jaartal 1894

Eigen handel
De winkelier, waar Rienik in dienst was, is naar alle waarschijnlijkheid Bernardus Winsemius (1873-1922) geweest. Die had samen met zijn vrouw een kruidenierswinkel, het grote pand op de hoek Meinardswei – Hege Buorren. Rienik kreeg de smaak van de handel en venten te pakken. Hij heeft daarover het volgende geschreven: “Ik had het er best en was voor honger gevrijwaard. Mijn patroon ging echter failliet, trok naar Amerika en ik moest weer naar het ouderlijke huis terug. Ik had er geen zin in maar het geval was niet anders. De vijfde november zei ik tegen mijn stiefvader: “Ik wil koopman worden”. Hij stemde eindelijk toe. Met twee kannen petroleum, inhoud van vijf liter elk aan een juk en een zakje cichorei, bevattende 10 rolletjes à 2 ct. op de rug, toog de trotse koopman langs de velden en wegen om wat te verdienen en voelde zich als een koning te rijk. De handel ging best. Ik kon dagelijks meer verkopen dan mijn kleine lichaam kon dragen. Toen het voorjaar kwam en de dagen lengden, waardoor de omzet in petroleum kleiner werd, zei ik tegen mijn ouders: “Ik moest eigenlijk twee flinke korven hebben om er een kleine hoeveelheid thee, koffie en enkele andere artikelen in te bergen; mijn zaak moest worden uit gebreid”.

Het winkelpand in 1924

De handel en het venten ging voorspoedig maar pake Rienik had grote moeilijkheden met rekenen, want hij was niet naar school gegaan. Een leerplicht was er niet en voor zijn achtste jaar kon zijn moeder, die immers steeds uit werken was, niet nagaan of haar zoon wel naar school was geweest. Dat gemis heeft de kleine beginnend ondernemer veel moeite en strijd gekost. De ondernemersgeest was geen probleem, maar hij had gebrek aan bedrijfskapitaal en het ontbreken van theoretische kennis was steeds zijn handicap, zo ervaarde pake Rienik dat. Gelukkig was een middenstandsdiploma toen nog geen vereiste. Zo kon hij vrij handel drijven in het dorp en omstreken. Toen pake Rienik 19 jaar was, moest hij loten voor de militaire dienst. Hij trok een hoog nummer en dat betekende dat hij niet in dienst hoefde. In die tijd had hij een spaarpotje van halve stuivers bij elkaar gespaard. Toen er voldoende geld in zat haalde hij het kistje voor de dag en vroeg aan zijn stiefvader of hij een nieuw kar mocht kopen. Zijn stiefvader stemde er mee in en zo kwam er een sterke maar zware kar met honden, die inmiddels ook waren aangeschaft. Maar het bleek dat de zware hondenkar geen succes was want ze konden maar amper de kar door de modderwegen trekken. Dus dat moest anders!

Paard en wagen en eigen pand
Een van de leveranciers van pake Rienik leende hem spontaan honderd gulden om een paardje te kunnen kopen. De zaken gingen blijkbaar goed want anders had deze leverancier er geen vertrouwen in gehad dat hij er zelf ook beter van werd. Op 20-jarige leeftijd stapte hij op 6 december 1902 in de huwelijksboot met de 20-jarige Trijntje Marra. Ruim een maand later kopen Rienik en Trijntje een pand aan de Hege Buorren voor fl. 904,00. Rienik Post (1928-2021) vertelde dat de aankoop bestond uit een drietal diaconiewoningen die toen verbouwd tot een ruimte. Een oude prentbriefkaart geeft ons een beeld van de ligging van die woningen die Rienik en Trijntje aankochten. Volgens de notariële akte was de verkopende partij de gemeenteveldwachter Kornelis de Vries die aan het pand was blijven hangen bij een openbare verkoping.

In het gele kader de drie diaconie-woningen

Rienik en Trijntje kregen drie kinderen: Rienik (1905-1975) dochters Anne (1907) en Trijntje (1914). Het was voor de Rienik, die gewend was om de handel uit te venten, een hele opgave om ‘huiszittend’ te zijn, zoals hij dat schrijft. Hij vervolgd zijn toelichting bij de rolprent verder met: “Toen we samen van wal staken was on bedrijfskapitaal nihil. Het heeft ons echter aan Gods zegen niet ontbroken. Later is er een paard bijgekomen en in April 1914 werd de eerste auto aangeschaft, een vehikel, dat we kochten in Rotterdam: een oude Franse luxe‑wagen met ketting overbrenging. Door de oorlog van 1914‑1918 hebben we er weinig plezier van gehad. Later is de oude auto vervangen door een nieuwe Ford en, zoals de plaat ook nog aangeeft, werd ik de eerste autobus‑ondernemer in Minnertsga. Wegens te grote drukte heb ik later van deze onderneming afgezien. Een kunstmesthandel heb ik tot een grote omzet mogen opwerken. Ook dit wordt op de prent afgebeeld. Het geen de ontwerper heeft geschilderd is zuivere historie. Tot het jaar 1940 hadden we 3 auto’s. Helaas zijn we door de Duitse en Nederlandse autoriteiten deze voertuigen kwijt geraakt. Zie hier in korte trekken de inhoud van de rolprent”.  

De kruidenierswinkel is later overgenomen door de vader van de onlangs overleden Rienik die ook Rienik heette. Deze Rienik trouwde in juni 1927 met de Minnertsgaaster Jeltje Joostema. Het echtpaar kreeg zes kinderen: Rienik (1928), Neeltje (1929), Trijntje (1932), Anna (1935), Hein (1939) en Anne (1947). In die tijd werd er ook gevent met een auto met laadbak waarop een deksel zat, een soort moderne bakfiets.

Vlnr: Rienik jr., Johannes Joostema (vertegenwoordiger UNOX), Rienik sr., Anna Nagel-Post en Hieke Binnema tijdens de heropening in 1951

1892 – 1967
Volgens een oude reclame-advertentie uit 1967, bestaat het kruideniersbedrijf van de familie Post 75 jaar. Het jaartal 1892 wordt als uitgangspunt gebruikt. Dan is de grondlegger van het bedrijf nog maar 10 jaar als hij met het venten van kruidenierswaren begint. Eind oktober 1951 wordt de kruidenierswinkel verbouwd tot een mooie zaak en er is een groter assortiment aan levensmiddelen verkrijgbaar. In die jaren wordt er naast de verkoop van levensmiddelen ook drogisterij artikelen verkocht en kunnen de Minnertsgaasters er ook terecht voor woningstoffenring. Diverse soorten vitrage, gordijnen, tafelkleden, deurmatten en vloerkleden en vaste vloerbedekking zijn uitgestald in de showroom naast de winkel. In die tijd kwam steeds meer vaste vloerbedekking in de mode in plaats van losse vloerkleden en zeil. Merken als Jabo vloerbedekking en Balatred vloerzeil waren alom bekend. En voor de ramen was de balastore zonwering een uitkomst.

Later neemt de derde generatie in de familie Post de levensmiddelen- en manufacturenzaak over. Rienik jr. en zijn broer Hein drijven samen de winkel die veranderde in een zelfbedieningswinkel van de winkelformule 4=6 als opvolger van de Sperwer-winkel. De betekenis van 4=6 was dat de klant bij iedere bestede gulden, voor 4 cent een zegel kon kopen en deze in een spaarboekje kon plakken. Bij 100 zegels was het boekje vol en kreeg de klant bij inlevering fl. 6,00 contant terug terwijl de klant voor de zegels fl. 4,00 had betaald. Hierdoor had de klant een winst van 50%. Broer Hein hield zich voornamelijk bezig met bestellingen. Bij de klanten werden de boodschappen in het winkelboekje opgeschreven en enige tijd later werd de boodschappen bezorgd. In het winkelboekje waren dan de prijzen achter de boodschappen gezet en het totaal dat de klant moest betalen.

Einde bestaan fa. R.R. Post
In de krant van 28 maart 1997 staat: ‘Kruidenier Rienik Post bouwt na ruim vijftig jaar af’. Volgens Rienik is vijftig jaar lang genoeg geweest. “Er is veel veranderd in de afgelopen honderd jaar”, vindt Rienik Post. “Alleen de omgang met mensen is het zelfde gebleven. Klanten die hier kome, maken graag een praatje. Dat hoort er bij. Dat was vroeger al zo. In een grote supermarkt worden de boodschappen in sneltreinvaart op de lopende band gedumpt. Tijd om even te praten, is er dan ook niet”. Toen Rienik en zijn vrouw Klaske stopten met de verkoop van levensmiddelen was dat omdat zij wilden afbouwen. Om niet in een gat te vallen besloten hij en zijn vrouw de drogisterij, rookartikelen, lectuur en de verkoop van vloerbedekking aan te houden. Dat heeft nog een aantal jaren geduurd. In december 2004 stopten Rienik (76) en zijn vrouw Klaske (74) definitief met het winkelbedrijf. Daarmee kwam er een einde aan het ruim 112 jaar bestaande kruideniersbedrijf Post.

Oktober 2021,

Gerryt Bouma

 

Bronnen: Leeuwarder courant, Friesch Dagblad, notariële akten, collectie Gerryt Bouma, familiedocumenten