Aan het eind van de 18de eeuw kwam de teelt van cichorei in ons land op gang. De eerste cichoreifabriek verrees in 1773 in Groningen. Hoewel de teelt van de cichorei in meerdere provincies plaats vond, werd gedurende de 19de eeuw de meeste cichorei in Friesland verbouwd. De plant groeide op alle grondsoorten, mits deze voldoende waren ontwaterd.
De cichoreiplant is een plant met twee gezichten al naar gelang de teeltwijze. Bij de ene teeltwijze werd de wortel gebruikt om er een surrogaatkoffie (peekoffie) van te maken. Bij de andere teeltwijze wordt de wortel geoogst en vervolgens in het donker gebroeid tot er de bekende witlof kroppen op groeien.
De eerste die hier in Friesland de cichoreiwortel kweekte en later ook experimenteerde om de wortels te roosteren, was dominee Nienwold die sinds 1770 predikant in Warga was. Hij droogde de cichoreiwortel waarna hij ze met een geleende koffiebrander voor gebruik geschikt maakte. Vervolgens was het Gerben Sybrand uit Huizum die in 1779 de eerste cichoreifabriek oprichtte.
De wortels werden in deze fabriek in ovens gedroogd en met handmolens fijn gemalen. Nadat in 1781 de oorlog met Engeland uitbrak werd de koffie-invoer bemoeilijkt waardoor de koffieprijs enorm steeg. Dit werd nog erger toen Nederland in 1795 onder de Franse heerschappij kwam. Er werd daarom gezocht naar surrogaten, die men o.a. vond in gebrande rogge en eikels. Al spoedig kwam toen de cichorei veelvuldig in gebruik waarmee men in eerste instantie de koffie mee aanlengde.
Op de kadastrale kaarten, uit 1832, van de dorpskern van Minnertsga vinden we een cichorei-drogerij en een cichorei-fabriek allebei in eigendom van Cornelis Jelles Tjessinga. Cornelis Jelles Tjessinga staat te boek als ‘cichorijfabrikateur’ en werd geboren in 1786 te Minnertsga als zoon van Jelle Kornelis en Baukje Jakles. Hij was getrouwd met Seerske Dirks Koopmans uit Marrum en kregen samen vijf kinderen: vier dochters en één zoon.
De cichorei-drogerij stond midden in het dorp achter de woning waar vroeger Abe en Margje Vogel hun groentewinkel hadden. Achter deze woning had Abe Vogel een grote siertuin op de plaats waar eertijds het gebouw van de drogerij moet hebben gestaan. Aan de westkant van de genoemde woning stond precies een zelfde woning die ook eigendom was van de familie Tjessinga. Deze woning is rond 1900 afgebroken en heeft plaats gemaakt voor de burgemeesterswoning van Luitzen Wallis de Vries die getrouwd was met Neeltje Tjessinga, een ‘pakesizzer’ van Cornelis Jelles Tjessinga.
De locatie van de drogerij was nog niet eens zo’n slechte. De cichoreiwortels werden voornamelijk aangevoerd per snikschip of praam die voor de woning van Cornelis Jelles konden aanleggen. Door de aanwezigheid van de brede steeg was de afstand tot de drogerij maar kort. Het pand van de cichorei-fabriek, waarvan in de kadastrale kaarten sprake is, bevond zich vroeger achter de woning van Bouwe de With (Meinardswei 30) . Het was een schuur die later gebruikt is voor de opslag van brandstof en weer later nog gebruikt is voor de broei van, hoe is het mogelijk, witlof.
Enige twijfel moet in acht worden genomen bij de aanduidingen op de kadastrale kaarten met betrekking tot de plaats van de fabriek en die van de drogerij, beiden eigendom van dezelfde persoon. Dat het pand, de schuur achter de woning van Bouwe de With, de voormalige cichorei-drogerij is geweest ligt meer voor de hand dan waar het kadaster de drogerij heeft gesitueerd. Voor zover ik mij herinner werd de brede ruimte tussen de woning van Bouwe de With en de woning van de kapper Goffe Jensma, de Iest genoemd.
Het drogen van de gesneden cichoreiwortel gebeurde op zogenaamde eesten. Een eest is een inrichting waar mout en andere producten kunnen worden gedroogd op verhitte vloeren. Een eest is in het Fries een ‘Iest’, vandaar de twijfel ten aanzien van de meldingen van het kadaster. De tijd zal het leren; bij verder onderzoek in de oude archieven zal ongetwijfeld nog eens boven water komen hoe het uiteindelijk is geweest.
Omstreeks 1900 kwam in ons land het type eest met drie vloeren in opkomst. Deze eesten bestonden uit geperforeerde staalplaat. De geperforeerde platen op de bovenste verdieping hadden ronde openingen van ca. 25 mm, de middelste ca. 18 mm, de onderste plaat had openingen van ca. 4 mm. De zeer kleine stukjes die hier door vielen waren bestemd voor paardenvoer.
De totale duur van het drogen over drie eesten nam zo’n 36 uur in beslag en was een zeer nauwkeurig werk. Na het drogen werden de dan zogenaamde cichoreibonen gebrand of geroosterd. De bonen werden verhit in een gesloten trommel bij een bepaalde temperatuur. Door scheikundige veranderingen wordt de inuline omgezet in caramel, terwijl de bitterstof van de wortels dan grotendeels verdwijnt. Uiteindelijk krijgt het product een zwartbruine kleur. De rest producten die bij deze bewerking vrijkomen geven geconcentreerd een geelachtige onaangename riekende vloeistof. De arbeiders die hierbij werkzaam waren kregen veelal gekleurde handen. In ‘Nijs út eigen doarp’ van februari 1976 schreef J. Heeringa over de cichorei: ‘Oudere inwoners, die nog van de fabriek afweten, herinneren zich de onaangename lucht die bij het branden van de cichorei werd verspreid.’ Verder schreef hij nog dat de cichoreidrogerij aan veel mensen arbeid verschafte, vooral aan jeugdige personen.
De gebrande stukjes cichoreiwortel werden ‘bonen’ genoemd, een benaming die doet denken aan originele koffiebonen. Deze zogenaamde cichoreibonen waren een handelsproduct en werden veelal in papieren zakjes verkocht. Het handelsmerk van de firma was: Tjessinga’s cichorei. Het beeldmerk op de verpakking is kennelijk een jonge dame geweest in Friese kledendracht, getuige een aantal reclame advertenties uit de Leeuwarder couranten. Tussen de jaren 1898 tot enkele jaren na 1900 is er door de firma Tjessinga stevig geadverteerd, hoewel, de opzet van de advertenties vrij eenvoudig was, sprongen deze er wel uit.
Jelle Cornelis, de enigste zoon van de ‘cichorijfabrikateur’ Cornelis Jelles Tjessinga heeft de cichoreidrogerij- en fabriek overgenomen van zijn vader. Hoe het verdere verloop is geweest met de bedrijfsopvolgingen is nog niet geheel duidelijk. Jelle Cornelis Tjessinga overleed in augustus 1880 op 60-jarige leeftijd. Hij had drie kinderen: Cornelis, Neeltje en Bauke.Cornelis werd slechts 21 jaar oud. Neeltje is later getrouwd met burgemeester Luitzen Wallis de Vries en Bauke Jelles heeft waarschijnlijk het bedrijf heeft voortgezet na het overlijden van zijn vader.
In 1916 kwam er een einde aan de fabricage van surrogaat koffie in Minnertsga, want op 11 januari dat jaar verscheen in de Leeuwarder courant de eerste aankondiging van de provisionele verkoping van fabrieksgebouw, bergplaatsen en woningen van de firma C. J. Tjessinga. Het betrof hier het pand dat eens heeft gestaan waar nu de parkeerplaats is bij de Coöp-supermarkt van Wiersma. Met de bergplaats zal waarschijnlijk de oude brandstofschuur, later de broeischuur voor witlof, mee worden bedoeld. De drie woningen waren de woningen die op bijgaande foto staan afgebeeld.
Voor de finale verkoop, die op 2 februari in de herberg van K. De Vries werd gehouden, werd totaal fl. 5.148,00 geboden. Heeringa schreef in het genoemde nummer van ‘Nijs út eigen doarp’ dat de familie Tjessinga al sinds 1811 verantwoordelijk was voor de cichoreifabricage. Als die bewering juist is kan worden gesteld dat Minnertsga meer dan honderd jaar last heeft gehad van de stank van onzuivere koffie.
Geweldig interessant.
Pakken met (Franse) cichorei zijn nog steeds te koop bij de Spar in Belgie (Barveaux).