Vorig jaar ontvingen we in het dorpsarchief enkele documenten en wat foto’s uit de nalatenschap van IJsbrand Groeneveld (1919-1990). Hij was in zijn werkzame leven kleermaker bij de fa. Schotanus. Bij de documenten zat ook een foto van zijn woning, Tsjillen 14. In de top van de gevel staat met muurankers het jaartal 1797. De woning is dus meer dan twee eeuwen oud. Tijd om de geschiedenis van het pand en de eerste bewoners uit het verborgen verleden op te diepen.

Bouw in Bataafs-Franse tijd
De bouw van dit pand was in de Bataafse-Franse tijd, de periode tussen 1795 en 1813 waarin de Nederlanden onder Franse invloed stonden. Tot 1806 is er sprake van een overwegend Nederlands bestuur, daarna nemen de Fransen de touwtjes zelf in handen, eerst onder koning Lodewijk Napoleon en vanaf 1810 door de inlijving bij het Franse keizerrijk. In deze context is aan het einde van de 18e eeuw deze woning gebouwd op het huidige adres Tsjillen 14.

Kadaster
Een van de gevolgen van de inlijving bij het Franse keizerrijk was dat de grondbelasting werd ingevoerd. Om die belasting te kunnen heffen wordt er gestart met het opmeten, schatten en tenaamstelling van de grondeigendommen. Daarmee begint de opbouw van het Kadaster dat sinds 1832 officieel bestaat. In de lijst van het Kadaster van dat jaar, vinden we de tenaamstelling van woning met erf en moestuin.

De eigenaar/gebruiker in 1832 is Eelko Jakobus Alta (1801-1867). Hij is secretaris van de grietenij (later gemeente) Barradeel en ondersteund hij de grietman van Barradeel, Carel Emilius Els Collot d’Escury, die zijn residentie heeft op Klein Hermana-state. Minnertsga was in die tijd de hoofdplaats van de grietenij en daarom was de secretarie ook gevestigd in het dorp en wel aan de ‘Tjiellen’.

Eelko Jacobus Alta heeft in januari 1827 het pand gekocht met erf en ‘hoving’ voor de koopsom van ƒ 2600. Bij de koop inbegrepen waren wat ‘losse goederen’ die bij het pand hoorden. Dat was een toonbank, een letterkastje, twee schrijflessenaars en een groen geverfde kast met deuren. Deze spullen staan op het moment van de koop in het kantoor en allemaal spullen die annex zijn met een secretarie. De toonbank zal in deze context wel een soort van ontvangstbalie zijn geweest om burgers te ontvangen die aangifte kwamen doen van geboorte of overlijden of andere burgerlijke zaken. Alles lijkt er dus op dat er al eerder een secretaris is het pand was gevestigd. En dat blijkt ook wel als we wat verder in het verleden duiken.

 

Eeuwe Smit en Juliana van Slooten
Voordat Eelko Jacobus Alta eigenaar was van het pand, was het eigendom van de Harlingers Eeuwe Hendriks Smith en Juliana van Slooten. Zij hebben op 17 september 1819 de woning gekocht van Sijtske Baukes die weduwe was van Tjalling Wijbes (Terpstra). Naar alle waarschijnlijkheid was dit echtpaar de eerste bewoners en hebben zij de woning laten bouwen, maar een concreet bewijs daarvan ontbreekt tot nu toe. Eind december 1798, een jaar na de bouw, beviel Sijtske Baukes op 39-jarige leeftijd van dochter Antje. Haar man Tjalling Wijbes is in januari 1809 overleden. Sijtske Baukes verkoopt de woning onderhands die op dat moment al wordt bewoond door Eeuwe Hendriks Smith en Juliana van Slooten.

De woning heeft volgens de oude huisnummering, huisnummer 61. Sijtske zelf woont ten tijde van de verkoop op huisnummer 64. De koopsom van het onroerend goed is ‘duizend vierhonderd Nederlandsche guldens te betalen in alhier gangbare grof zilvergeld, zonder eenig papier in omloop, of uit kragte van met, of op hoog gezag, in omloop te geraken [ . . . ]’

Het tweede (kleine) pand rechts was huisnummer 64 waar Sijske Baukes woonde.

Eeuwe en Juliana hebben al een kind als zij naar Minnertsga komen te wonen. Uit de archieven blijkt dat Eeuwe ‘Griffier bij het Polici gerecht van de grietenij Barradeel’ is en later als secretaris van Barradeel te boek staat. Hij is in Harlingen geboren en zijn vader is dan griffier bij het Vredegerecht van het kanton Harlingen. Eeuwe was het derde kind uit een gezin van zeven kinderen. In april 1817 treedt hij op 20-jarige leeftijd in het huwelijk met de dan 18-jarige Juliana Jacobs van Slooten. Het is een ‘moetje’ want hun eerste kind wordt in juli geboren in Harlingen. De andere drie kinderen zijn in Minnertsga geboren, maar met de geboorte van Yda Katharina Hillegonda op 11 augustus 1825, is de moeder waarschijnlijk zo verzwakt dat zij op 1 september komt te overlijden. Zij is dan nog maar 26 jaar.

In de overlijdensadvertentie staat ‘zinking-ziekte’. Zinking is het verouderde woord voor een ziekelijke aandoening, bijvoorbeeld kouvatten, doordat kwade vochten naar een lichaamsdeel trekken, naar men zei: dat veroorzaakt zinking; zinking(s)-koorts, door zinking(s) veroorzaakte koorts, vergelijk zenuw- zinkingskoorts = typhus, gaande met afscheiding van veel slijm.

Juliana van Slooten wordt in de kerk begraven. Niet in een grafkelder maar in een grafkuil.

Na een aantal weken is het wederom diepe droefenis aan de Tsjillen als ook de vader van het gezin komt te overlijden. De ouders van Eeuwe en dus de grootouders van de weesgeworden jonge kinderen, maken het overlijden van hun zoon bekend in de Leeuwarder courant:

‘Heden morgen vier uren, trof ons de gevoeligde slag onzes levens, daar het de wijze Voorzienigheid behaagde , onzen zeer geliefden zoon EEUWE SMITH, in leven Secretaris van de Grietenije Barradeel, woonachtig te Minnertsga, in den bloeijenden leeftijd van 28 jaren en 9 maanden, door den onverbiddellijken dood van ons weg te nemen, nalatende 4 nog zeer jonge kinderen, die het gemis van hunnen braven Vader niet kunnen beseffen, noch zeer gevoelig over den dood van zijne waardige echtgenoote JULIANA van SLOOTEN, slechts circa 11 weken geleden, het hartgrievend aandenken van vorige verliezen van dierbare panden, doet ons , met des overledenes aanbehuwd Vader en Familie, en alle gevoelige harten, die met hem in betrekking stonden, bittere tranen weenen; ieder die hem in zijn werkzaam en nuttig leven gekend hebben, kunnen alleen het onherstelbare van ons verlies in onze naderende ouderdom beseffen; rede en godsdienst zijn de eenige troostgronden, welke ons en onze nog overgeblevene kinderen, in deze zware beproeving, behulpzaam kunnen zijn, en wensen met stille en pligtmatige onderwerping, in des Heeren wijze en vrijmagtigen wil te berusten, in de hope om hem na dit treurig scheiden, eenmaal in de gewesten van ondererflijke heerlijkheid weder te zien.

Minnertsga, H. SMITH. den 22 November 1825. H. E. SMITH, geboren Fritema.

Strekkende deze tot kennisgeving aan Vrienden en Bekenden, zoo hier als in de Steden.’

Wat er zich afgespeeld heeft in het jonge gezin met betrekking tot de gezondheid is niet bekend, maar het blijkt dat ‘Magere Hein’ na de dood van Juliana van Slooten nog in de Tsjillen omspookt. Ruim een maand na haar overlijden heeft Eeuwe een testament laten opstellen door zijn dorpsgenoot, notaris Pieter Steensma. Dat wordt bij Eeuwe thuis gedaan, want hij is dan ‘zijnde ziek van lighaam doch zijne verstandelijke vermogens volkomen magtig en zoo het maken van deze dispositie bevoegd’. De getuigen bij deze notariële zitting zijn de landbouwer Steven Fokkes Veenstra, de timmerman Evert Obbes Wijnalda, timmerknecht Hartog Douwes Schat en de politieagent Hendrik van der Linde.

De tekst in het testament spreekt boekdelen van de trieste omstandigheden in het gezin, maar ook de vaderliefde voor zijn erg jonge kinderen. Hij dicteert aan notaris Steensma:

‘ik beveel mijne Lieve kinderen aan de zorg en opvoeding mijne dierbare ouderen, als
in het volkomen vertrouwen verkeerende dat zij die lieve kleinen wel ter harte zullen
nemen en hun die dan wezen zijn met die ouderlijke liefde en teedere zorg zullen
opkweken gelijk zij om en mij bijzonder in deze zoo loffelijk van hunnen pligt hebben
gekweten en deze mijne begeerte alzoo ten uitvoer brengen.’

De dagtekening van het testament is 7 november 1825 en op 22 november is hij dus al overleden. Wederom wordt de kerkvloer gedeeltelijk gelicht om ook het stoffelijk overschot van de 28-jarige gemeentesecretaris naast zijn vrouw te begraven. In een tijdsbestek van slechts elf weken zijn alle vier kinderen wees geworden. De twee oudste kinderen van acht en vijf jaar zullen hebben beseft wat hun is overkomen, maar gelukkig leven opa en oma in Harlingen nog. Zij zullen vrijwel zeker Eeuwe zijn laatste wens hebben opgevolgd en de kinderen in huis hebben genomen.

Begraven in de kerk
Over het algemeen was begraven in de kerk meer voor de welgestelden en rijken weggelegd. Volgens een tekening van architect Baart die hij heeft gemaakt na de kerkbrand in 1947, lagen er een twintigtal grafzerken verspreid in de kerk. Onder een paar zerken was een grafkelder. Het graf van Eeuwe en Juliana was afgedekt met een zerk. Die zerk ligt nu voor in de kerk maar dat is niet de plaats van het graf waarin zij begraven liggen. Op de grafzerk staat:

 

Juliana van Slooten huisvrouw van Eeuwe Smith, secretaris van Barradeel overleed te Minnertsga den 1 September 1825, in den bloeijenden leeftijd van 26 Jaren en 7 Maanden en 17 Dagen,  en ligt alhier begraven.

Eeuwe Smith Secretaris van Barradeel, overleed te Minnertsga den 22 November 1825, in den jeugdigen leeftijd van 28 Jaren en 9 Maanden, en ligt alhier begraven.

In leven en in door vereend, Bedekt een zerk ons kil gebeent, Tot een bij ’t jongst bazuingeluid, Gods almacht ons dit graf ontsluit.

 

Het stoffelijk overschot van Eeuwe is de laatste die in de kerk is begraven. Na de inval van de Fransen werd in Nederland het begraven in de kerk officieel verboden. Maar het oude gebruik bleek zo sterk geworteld in de Nederlandse uitvaartcultuur, dat het besluit na het vertrek van de Fransen in 1813 direct weer ongedaan werd gemaakt. Na de begrafenis van Eeuwe in 1825 zijn er geen begravingen meer geweest onder de kerkvloer.

Vereffening van de boedel
Opa Hendrik Jansz Smith is later voogd over de kinderen zo zal blijken en toeziend voogd is oom Sipke van moederskant.

Over de vereffening van de ouderlijke boedel van de minderjarige kinderen wordt een familieberaad gehouden die door de voogd, opa Hendrik Jansz is gearrangeerd. Het blijkt dat de boedel met enige schulden is bezwaard die grotendeels zijn ontstaan uit de aankoop en de noodzakelijke verbouw van het pand aan de Tsjillen. Na een weloverwogen beraad wordt besloten de woning openbaar te verkopen.

 

Eind oktober 1826 is de openbare verkoping. De hoogste bieder is de Minnertsgaaster Eibert Sikkes Sikkema, maar die heeft de bieding gedaan in opdracht van de kantoorbediende Jan Smith in Harlingen die een broer is van Eeuwe. Hij krijgt het pand in handen voor ƒ 2600.

In januari 1827 verkoopt hij het pand met vijftig gulden winst aan de al eerder genoemde Eelko Jacobs Alta die inmiddels secretaris van Barradeel is geworden. Bijzonder is wel dat de beide secretarissen van de grietenij kennelijk zelf voor woon- en werkruimte moesten zorgen. Wellicht dat zij voor het gebruik van de secretarie een vergoeding ontvingen van het grietenijbestuur, maar die informatie zal nog wel in het gemeentelijk archief verscholen liggen. Het pand is later kerkgebouw geweest van de Christelijke Afgescheiden gemeente.

 

Gerryt Bouma, januari 2023