In navolging op het vorige artikel over Teake Andries de Jong veertig jaar in dienst van wet en medemens, trof ik nog een artikel over hem aan. Dit artikel is gepubliceerd op 18 januari 1972 in de Leeuwarder courant toen hij zijn 80-jarige verjaardag vierde. Zo is het levensverhaal van deze ‘âld-plysjeman’ nog completer.
Teake Andries de Jong – hij woont in Minnertsga en morgen wordt hij tachtig – heeft in zijn leven heel veel gevochten. Meestal werd dat gevecht gevoerd ten gunste van een
ander. “Foar in oar woe ik wol fjochtsje”, zegt hij, “foar mysels net.” Die gevechten voerde hij in zijn functie van secretaris-boekhouder van het burgerlijk armbestuur, tevens armmeester van de gemeente Barradeel. Hij vond dat de mensen recht hadden op iets meer dan alleen eten en drinken en dat was in de tijd van de oude Armenwet geen algemeen standpunt. Meestal lukte het de heer De Jong wel iets meer beschikbaar te stellen, want hij stond zijn mannetje in het armbestuur. Het lijkt een niet erg aanlokkelijk beroep, dat van armmeester.
Het viel mee, zegt de heer De Jong. Vooral de mogelijkheid om wat extra’s te doen voor mensen die in kommervolle omstandigheden leefden maakte het werken prettig. Dat neemt niet weg dat hij soms trieste tafereeltjes meemaakte. Als voorbeeld noemt hij het geval van een moeder, die snel de bordjes met brood van haar kinderen wegmoffelde toen armmeester De Jong binnenkwam. Zij meende namelijk dat zij haar kinderen geen suiker op het brood mocht geven.
Vloermat
Het lijken vaak kleinigheden die de heer De Jong zich herinnert uit zijn armmeester-periode. Daar is bijvoorbeeld de oude vrouw, die zich veel opofferingen had getroost om haar eenkamerwoning zo netjes mogelijk te houden. Slechts één ding ontbrak er nog aan: een nieuwe mat. Geld daarvoor had zij niet. De Armenwet stond het eigenlijk ook niet toe, maar armmeester De Jong heeft haar een mat weten te bezorgen.
De armenwet heeft al geruime tijd geleden plaat moeten maken voor d
e Algemene Bijstandswet, die beter aansluit bij de opvattingen van de heer De Jong. Toch is hij er niet onverdeeld gelukkig mee. Hij meent dat het mensen die niet zo erg van werken houden tegenwoordig wat te gemakkelijk wordt gemaakt om aan de kost te komen.
Er zijn meer verschijnselen anno 1972, waartegen Teake de Jong zo zijn bezwaren heeft. Als oud-politieman (eerst in Den Haag, later in Barradeel) zou hij soms wel eens een wat steviger optreden willen zien bij ordeverstoringen. Hij heeft eens opgemerkt hoe opgeschoten jongens een politieagent vroegen zich te verwijderen, opdat zij konden doorgaan met vuurtjestoken. Als zoiets hem was gevraagd, hadden de jongens zonder enige twijfel een pak slaag gekregen.
“Ik makke noait folle forbalen, mar ik ha in soad klappen útdield”, zegt hij over zijn veldwachterstijd. Teake de Jong stamt uit een timmermansgeslacht in Workum. Min of meer automatisch kwam hij ook in dat vak terecht. Gelukkig voelde hij zich daar echter bepaald niet in. Toen het er in 1916 op leek dat hij ondanks zijn vrijloting in dienst moest, solliciteerde hij bij de Haagse politie. In Den Haag werd zijn eerst dochter geboren. “It wie doedestiids freeslik min yn ‘e stêden”, herinnert hij zich nog heel goed. Daarom solliciteerde hij in 1918 naar Barradeel.
Oorlog
Het lukte. Tot 1939 stond de heer De Jong in zijn tegenwoordige woonplaats Minnertsga. In dat jaar werd hij bevorderd tot chef-veldwachter en dat betekende een verhuizing naar Sexbierum. In dat dorp maakte de familie De Jong de tweede wereldoorlog mee. Dat was niet de prettigste tijd uit het leven van de heer De Jong en zijn vrouw. Er gebeurde nogal eens wat in Barradeel en soms kreeg de chef-veldwachter van Barradeel het zelfs op zijn brood als in het aangrenzende stuk van Menaldumadeel iets was gebeurd, dat de Duitsers niet aanstond.
Mevrouw De Jong – tien jaar gelden overleden – heeft in de oorlog menigmaal een zucht van verlichting geslagen als haar man veilig en wel terugkeerde van een ‘boetetocht’ naar de SD in Leeuwarden. De spanningen lieten ondertussen wel hun sporen na wat betreft de gezondheid van de veldwachter. Die spanningen werden des te groten doordat de familie De Jong onderdak had verleend aan twee verzetsmeisjes van de andere kant van de Afsluitdijk. Eén van hen had een Duitser gedood en in huize De Jong kwam ambtshalve nogal eens een Duitser.
Het normale gewicht van Teake de Jong was in zijn actieve jaren ruim tweehonderd pond; momenteel weegt hij ook nog altijd ruim honderdtachtig pond. In 1944 woog hij niet meer dan honderdveertig pond. “Ik slingere der oer”, zegt hij. Het liep uit op een medisch onderzoek in Utrecht en een ‘goede’ dokter vroeg hem of hij er bezwaar tegen had om te worden afgekeurd. Dat was niet het geval en toen eindigde de politieloopbaan van de heer De Jong.
Bejaardenwerk
In 1957 kwam zijn pensionering als armmeester. Nadien heeft de heer De Jong bepaald geen zittend leven geleid. Een groot deel van zijn vrije tijd steekt hij in het bejaardenwerk in Minnertsga. Hij stond aan de wieg van de bejaardensoos aan de Hege Buorren, waar hij morgen iedereen ontvangt die hem wil gelukwensen met zijn tachtigste verjaardag. Stelregel van de heer De Jong: wat de bejaarden zelf kunnen doen moeten zij ook zelf doen.
Een bezigheid die ook nogal wat tijd vraagt is het voorzitterschap van de vereniging van oud-Workummers. Deze vereniging heeft leden verspreid over het hele land en zelfs in het buitenland. Eén keer per jaar ontmoeten de leden, v oor zover zij daartoe kans zien, elkaar in Workum. De mensen die moeilijk reizen en daardoor niet naar Workum kunnen komen, worden niet vergeten. Hun voorzitter vestigt zich ieder jaar een week in het hotel in Amsterdam en van daaruit bezoekt hij zoveel mogelijk de leden die de reünie moesten missen.
Jaep
Een zeer prominent lid van de vereniging van oud-Workummers is prof. Dr. Jacob Jansen, verbonden aan de veeartsenijschool in Utrecht. “Dêr siz ik Jaep tsjin”, zegt Teake de Jong. Tussen hem vindt een tamelijk intensieve correspondentie plaats en daarvan heeft Teake de jong gebruik gemaakt om Jaep te feliciteren met zijn eredoctoraat van de universiteit van Thessalonika in Griekenland. In dezelfde brief sprak hij de hoop uit dat de Griekse regering nu maar snel wat democratischer zal worden. Dr. Jansen was niet ingenomen met die pinnige opmerking van de heer DE Jong. “In universiteit stiet bûten de polityk”, zo schreef hij terug.
Bron:
- Leeuwarder courant 18 januari 1972
- Bildts Dokumintasysintrum
Geef een reactie