Een profeet is in eigen land weinig geliefd. Een gezegde dat ook op zou kunnen gaan voor Bauke Tjibbeles Miedema. Nee niet dat de mensen een hekel aan hem hadden, maar als ik door Minnertsga zou lopen en aan voorbijgangers zou vragen wie Bauke Miedema was, ben ik er van overtuigd dat maar weinig mensen een goed antwoord kunnen geven. Wellicht dat iemand nog weet dat hij gardenier/boer was en op de Miedleane woonde maar veel meer dan dat zal het niet opleveren. Nou ja, misschien een enkele oudere
inwoner die zich nog iets meer herinnert over sterrenkijkers, maar dan houdt het wel op. Hij was echter een veelzijdig persoon die veel meer was dan alleen maar boer c.q. gardenier. Op jonge leeftijd raakte ik gefascineerd over de verhalen die ik over hem hoorde. Om die reden heb ik enkele jaren terug het plan opgevat om een verhaal voor Minnertsga Vroeger over hem te schrijven. Dat is er echter, om diverse redenen, steeds bij gebleven totdat ik begin van dit jaar opnieuw in contact kwam met de volkssterrenwacht in Burgum. Daar heeft men het plan om een tentoonstelling over Bauke Miedema te houden waarvan de datum nog niet bekend, is omdat er eerst nog een verbouwing plaats gaat vinden. Ik besluit niet langer te wachten en neem contact op met Wietske de Haas-Miedema die onmiddellijk bereid is om mij verder te helpen en van wie ik de nodige informatie en foto’s krijg om dit verhaal te kunnen schrijven.
Bauke Miedema is op 16 april 1909 in Minnertsga geboren en was de zoon van Tjibbele Miedema en Hylkje Reidsma. Hij wordt bijna 10 jaar na zijn zuster Sijke geboren en dus was vader Tjibbele opgetogen. Het gezin had maar één dochter en nu was er niet alleen een zoon geboren maar tevens een opvolger voor het bedrijf. Na de basisschool gaat hij naar de land- en tuinbouwschool. Zelf heeft hij in een interview gezegd dat hij liever naar een technische school was gegaan maar dat was in die tijd natuurlijk niet aan de orde. Het was niet meer dan logisch dat hij op het bedrijf van zijn ouders terecht zou komen en zijn hulp is ook al vroeg nodig.
Zo ging dat in die tijd en het grootste gedeelte van de mensen was ook in de landbouw werkzaam. Daar ligt ook de reden dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om verder te studeren. Hij was een man van weinig woorden en een harde werker. Vaak lukt het hem beter zijn gevoelens op papier te zetten dan die uit te spreken. Dat komt ook tot uiting in de vele gedichten die hij geschreven heeft. Zijn levens verhaal heeft hij op band laten zetten toe hij tachtig was.
Eigen Baas
Na zijn schooltijd komt hij eerst bij zijn vader in dienst en werkt later als zelfstandige op het bedrijf. Een gemengd bedrijf met naast de landbouwproducten een aantal koeien. Hij had zeker geen hekel aan het werk op het land, want de afwisseling was groot en hij was eigen baas wat uiteraard ook veel waard was. Het ene moment werk je op het land en op het andere ben je in de schuur werkzaam. Meer dan voldoende afwisseling en verre van eentonig. Daarnaast bleef de techniek hem trekken en repareerde hij zijn landbouwwerktuigen zelf. Een kleinigheid want nadat hij eerst een kleine draaibank in elkaar had gezet maakte hij hiermee zelf een grote draaibank. Wanneer vervolgens de kleine draaibank defect raakt bouwt hij die om tot een boormachine. Ook in Minnertsga zelf wist men van zijn technische vaardigheden waar de smid ook dankbaar gebruik van maakte en regelmatig het draaiwerk door Bauke Miedema liet maken. Hij had de betere apparatuur en was heel bedreven in het precisiewerk. Hij had een ook een groot technisch inzicht. Wanneer landbouwwerktuigen producent Lely met een hooischudder op de markt komt maakt Bauke Miedema er zelf een met als basis de cardanas van een auto. Hij schildert daarna “SUPERLELY” op zijn technisch staaltje van vernuft. Bij Lely was men echter minder enthousiast over deze kwinkslag en hij werd dan ook gesommeerd om de naam te verwijderen. Zo maakte hij maakt hij ook een bietensnijder voor het snijden van de voederbieten. en heeft als eerste een Jacobsladder die hij ook helemaal zelf gemaakt heeft. Ook voor minder ingewikkelde zaken had hij wel een oplossing. De winters in die tijd waren aanmerkelijk kouder dan tegenwoordig en zorgden vaak voor de nodige overlast. Wanneer de wegen spiegelglad waren geworden door sneeuwval of ijzel en voor de nodige valpartijen zorgden, was dat voor Bauke Miedema geen probleem. Hij had kettingen gemaakt die om de wielen van zijn fiets pasten. Eerst liet hij de banden leeg lopen, om ze nadat hij de kettingen om het wiel had gedaan, weer op te pompen, Hierna had hij geen enkele hinder van de gladheid meer.
Al op jeugdige leeftijd legt hij niet alleen een grote interesse aan de dag voor de hemel en alles wat daar te zien was maar ook voor de natuur. Op de vraag aan zijn moeder waarom de maan steeds groter wordt nadat die is opgekomen moet zij het antwoord schuldig blijven. Jaren later knutselde hij van een loep en de brillenglazen van zijn moeder zijn eerste ‘telescoop’. Na lang proberen lukt het hem om een kort moment het oppervlak van die maan, met zijn kraters, te zien. Vervolgens stormt hij naar binnen om zijn moeder enthousiast te vertellen dat hij de bergen op de maan heeft gezien. Zijn grootste belangstelling heeft de optica. Dat is een onderdeel van de natuur dat zich bezig houdt met het verschijnselen van het licht. Van zijn zuster mocht hij gebruik maken van haar lidmaatschap van de bibliotheek van Franeker toen zij in de gaten kreeg dat zij een leergierige broer had. Hier maakte hij dankbaar gebruik van. Uit de meegenomen boeken leerde hij hoe het sterrenstelsel in elkaar zat, wat het nut van natuurproeven kon zijn en hoe het leven op aarde is ontstaan. Dit ontstaan was gebaseerd op de evolutietheorie en niet volgens het scheppingsverhaal. Zelf wilde hij niets van de evolutietheorie weten, die hij vanuit zijn religieuze levensovertuiging ook in diverse publicaties heeft bestreden.
Zijn interesse ging niet alleen uit naar de natuur en het leven op aarde maar ook naar wat er boven te zien was. In de boeken viel veel te lezen over telescopen en de breking van het licht in verschillende soorten glas en over de natuur zelf maar hij hield vragen te over. Zo groeide hij naar zijn eerste experiment toe. Van zijn moeder kreeg hij een brillenglas en van school een loep. Daar had hij, tenminste voorlopig, genoeg aan. Toen werd het nog even plussen waar het brandpunt van het brillenglas lag. Dit is de afstand waarop het licht op één punt samenvalt. Uiteindelijk lukte dit voor slechts een kort moment. Het beeld was allesbehalve van goede kwaliteit, de glazen waren bepaald niet trilvrij neergezet en zeer vluchtig, maar daarom niet minder fascinerend. Eén ogenblik aanschouwde hij het met kraters bezaaide oppervlak van de maan, de enige satelliet van de aarde. Eén moment van ademloze verwondering, kort daarop was het weer verdwenen.
Zelf slijpen
Door dit resultaat had hij het beslissende zetje gekregen om al zijn vrije tijd te besteden aan het maken van een betere telescoop en ging hij zijn eigen lens slijpen. Ingegeven door het feit dat zijn brillenglas op de grond was gevallen en onherstelbaar was beschadigd,
waardoor hij zijn enige stuk optisch glas kwijt was. De eerste lens die hij sleep had een doorsnee van 6 centimeter. De basis hiervoor was een vierkant stuk glas van twee en een halve centimeter dik. Zelfs het glas van een patrijspoort is geschikt voor het maken van een lens. Op zijn glas plaatste hij vervolgens een stuk multiplex waarin een cirkelvormige uitsparing was gemaakt. Op de grootte van deze cirkel maakt hij een zaag door een stuk blik te buigen en inkepingen in de rand kartelen. Als slijpstof gebruikt hij carborundum ook wel bekend als siliciumcarbide, een zeer hard materiaal dat veel gebruikt wordt voor slijpen en polijsten. Hierna begint hij de cirkelvormige zaag voortdurend heen en weer te bewegen zodat er een keurige insnijding in het glas ontstaat. Hierna keert hij het glas om de procedure te herhalen. Van de zo verkregen lens heeft hij een holle spiegel geslepen. Telescopen en objectieven kunnen in twee hoofdgroepen worden onderverdeeld te weten de spiegeltelescopen of reflectors en de lenstelescopen ook wel refractors genoemd. Bij de spiegeltelescoop wordt de lens voorzien van een metaallegering, die de invallende lichtstralen terugkaatst en bundelt in het oculair van de telescoop. Deze zijn het makkelijkst te maken en zijn bovendien korter dan een lenstelescoop.
Lenzen breken het licht echter wel. Licht dat door een lens valt, valt daardoor uiteen in de verschillende kleuren, waaruit het licht is opgebouwd. Ledere kleur heeft zijn eigen breekpunt en daardoor ook een eigen brandpuntsafstand. Hoe mooi bolvormig (sferisch) de lens ook geslepen is, dergelijke verkleuringen zijn onvermijdelijk. Als gevolg daarvan is rond de lichtende voorwerpen die men bekijkt, een rode of blauwe rand te zien (chromatische aberratie) Dit was bijvoorbeeld het geval met het brillenglas dat Bauke Miedema het eerst gebruikte. Er is altijd een tweede lens nodig van een ander soort glas, om de afwijkingen te corrigeren. Zo’n tweede lens zorgt ervoor dat het licht een gemeenschappelijk brandpunt krijgt dus op één punt samenvalt. Die wordt achter de eerste lens vast gekit en samen vormen ze dan een dubbele lens, ook wel een achromatisch objectief genoemd. Door deze twee lenzen zo te slijpen dat ze exact in elkaar vallen en op elkaar reageren zoals het hoort, dat is de kunst van de lenzenslijper. Een kunst die Bauke Miedema perfect beheerste. Was het in het begin vooral nog experimenteren maar het is vooral na de oorlog dat zijn hobby een veel grotere omvang aanneemt.
De oorlog
Bauke Tjibbeles Miedema is op 14-5-1936 getrouwd met Iebeltje Boersma (1913 – 1985). Zij was afkomstig uit Nijega (Sm.). In 1937 wordt hun zoon Tjibbele geboren en in 1941 dochter Wietske. Tijdens de mobilisatie in augustus 1939 wordt hij, evenals 50.000 andere
Nederlanders, onder de wapenen geroepenen begint een periode van hoop en vrees. Het boerenbedrijf wordt dan door zijn vrouw, vader en schoonvader gerund. Eerst wordt hij naar Assen getransporteerd en vervolgens komt hij in Klazienaveen-noord terecht. Daar zat hij met, noch 3 anderen, in een hutje met een kachel en hadden zij het zo slecht nog niet. In maart 1940 wordt hij naar Delfzijl overgeplaatst, waar hij in de haven wacht moest lopen. Dat werd een zware tijd vanwege de ijzige kou. De dreiging van de oorlog werd steeds duidelijker voelbaar. Begin april werd hij naar de Betuwe verplaatst. Bij het uitbreken van de oorlog op 5 mei 5 mei zien zij parachutisten neerdalen en nemen lichtflitsen in het zuiden en noorden aan de hemel waar. Het onderdeel waar hij deel van uitmaakte was een soort “reserve” voor de Grebbeberg stelling. De kapitein was erg zenuwachtig en later bleek dat hij een NSB’er was. Wellicht is het daaraan te danken dat zij niet naar de Grebbeberg werden gestuurd.
De tocht die zij door de Betuwe maakten was verre van ongevaarlijk. In zijn op, band vastgelegd verhaal, herinnerde hij zich hoe op een
ochtend een dichte mist over het land trok. Daardoor werd het onmogelijk voor de Duitse vliegtuigen om hen te kunnen zien. Veel soldaten zagen dit als verhoring van hun gebeden want menigeen vouwde de handen samen in die dagen vol van gevaar. Voor de soldaten kwam het bericht dat Nederland had gecapituleerd en dat de oorlog voorbij was, min of meer, als een opluchting maar tegelijkertijd heerste de onzekerheid over de toekomst. Het vaderland bezet en wat zou de toekomst brengen? Na een inkwartiering van noch tien dagen mocht Bauke Miedema naar huis. Volgens zijn eigen zeggen fietst hij dan van Franeker naar Minnertsga in twintig minuten, iets wat hij, tot dan, nog nooit eerder had gepresteerd. Over zijn thuiskomst vertelt hij; “Se ûntfongen my thús as wie ik út de dea weromkommen”. Bauke Miedema schreef al voor de oorlog vaak gedichten en zette als lid van de gereformeerde jongelingen vereniging eens het hele jaarverslag op rijm. Over zijn terugkomst in Minnertsga schrijft hij in mei 1940 het volgende gedicht:
Werom
Hoe djoer leaf ha ik dy, o Minnertsgea
Wêr’k myn jonge jierren boarte
Hoe wol ik no myn syl útstoarte
En tankje him, dy’t rêde út de deaIk sjoch der ginder stean dyn âlde toer
Hy winket my hast temjitte
No kom ik werom ú fier fierte
En jou my oan dyn leafde oerDe fjilden sprek’ in taal fan kom werom
Hja wachtsje op myn hannen
Ik bin werom út oarlochsbannen
En ‘k bin hast foar dyn oansjoch stomNo fiel ik fêst de bân dy’t my omklammen
As wie ‘k foar jierren hjir net west
En wie myn oantins oan dy dwêst
Myn leafde lôget op, it flammetEn fûlerwurdt myn klopjend hertsferlangen
Dat oanwint mei ’t ik neier kom
No brek ik út yn lofsangen
O God, haw tank, ik bin werom!
Uit de inhoud van dit gedicht is de angst en de spanning duidelijk voelbaar. Naast dit gedicht heeft hij nog meerdere gedichten over de oorlog geschreven.
Inzicht
De eerste telescopen die hij maakte waren reflectors maar vrij snel stap hij over op het slijpen van lenzen, die hem veel beter voldoen.
Hiervoor is een behoorlijk wiskundig inzicht nodig om de oppervlaktekrommingen zodanig te berekenen, dat het licht op het brandpunt achter de lens een geheel vormt. Een wiskundige van de universiteit in Groningen stelt hem eens voor deze berekeningen voor hem uit te voeren. Miedema was opgetogen want met de professionele hulp werd het een stuk eenvoudiger en zou er niets meer mis kunnen gaan. Maar niets was minder waar, de lens die hij vervolgens conform deze berekeningen sleep vertoonde afwijkingen. Hij controleerde diverse keren of hij van de berekeningen was afgeweken maar dat was niet het geval. Aan het slijpen mankeerde niets. Een telefoontje naar de professor leverde ook niets op want deze verzekerde hem dat de berekeningen correct waren. Hij besloot toen om de berekeningen zelf opnieuw te maken en kwam tot een andere uitkomst, sleep het oppervlak bij en kreeg een lens waar niets
meer aan mankeerde. Bij de sterrenwacht is door Opticon uit Hoogkerk, een fabrikant van optische apparatuur de lens van twintig centimeter van Miedema onderzocht en getest en die er, tot hun grote verwondering, geen enkele fout in vinden konden.
Op zichzelf niet zo vreemd maar hij sleep zijn lenzen op het gevoel. Hij was iemand die met een natte vinger precies kon voelen waar nog een oneffenheid zat die weggeslepen moest worden. Nadat Van Gewest Tot Gewest in januari 1965 een programma over hem uitzendt krijgt hij nog meer bekendheid. Zijn producten vinden een weg naar particulieren en sterrenwachten verspreid over het hele land. In het buitenland geniet hij eveneens de nodige bekendheid.
Een van de eerste sterrenwachten van Nederland, die in Denekamp, schafte destijds een Miedema telescoop aan. In het begin maakte hij lenzen van 6 centimeter maar hij in de winter van 1955/56 maakt hij lenzen van 10 centimeter en een brandpuntsafstand van 1,80 meter (Normaal is dan 1,50 meter) Het kostbare glas dat hij voor zijn lenzen gebruikt bestelt hij in Duitsland. In 1964 maakt hij een telescoop met een lens van 16 cm. en een brandpuntafstand van 2,25 meter. Een lens van een dergelijke omvang vergroot 150 tot 200 keer en met een groothoekoculair vergrootte hij de zicht breedte. Zo kon hij de volledige maan zien. In 1968 maakt hij dan een lens van 20 centimeter waaraan hij ruim twee honderd uren werkte en slechts twee correcties nodig had.De vergelijkbare winkelwaarde van een dergelijke lens is minstens twintigduizend gulden in die tijd. De ringen van Saturnus zijn er duidelijk mee te zien, iets wat in Amerika met een veertig
centimeter telescoop niet was gelukt.
Sterrenwacht
In Burgum, toen nog Bergum, wordt in 1978 de stichting Volkssterrenwacht Fryslân opgericht. Initiator en belangrijke drijfveer was de fotograaf Pieter Dijkstra. Het zal tot 1986 duren voordat de officiële opening van de sterrenwacht aan de Menno van Coehoornweg plaats vindt. Reden hiervoor was uiteraard het krijgen van de benodigde subsidies. Al spoedig blijkt echter dat de sterrenwacht te klein is en de tweede bouwfase, samen met streekmuseum, wordt in 1991 voltooid. Pieter Dijkstra had in 1966 al een flint- en kroonglas in Duitsland laten gieten. Bauke Miedema, die na zijn pensionering naar Burgum was verhuisd, raakte uiteraard ook nauw betrokken bij de sterrenwacht. Hij slijpt deze glazen tot lenzen. Het slijpen en polijsten van de lenzen was een karwei dat meer dan 200 uren vergde. Een vergelijkbaar kant en klaar product zou in die tijd zo’n dertigduizend gulden hebben gekost.
In 1984 wordt de telescoop op een betonnen pilaar in de koepel geplaatst. In de koepel staat dan o.a. een van Miedema’s dubbelkijkers, een soort waarmee hij de amateur wetenschappelijke wereld versteld liet staan. Miedema slaagde er in twee afzonderlijke lenzenkijkers tot één kijker met dubbeloculair (binoculair) samen te voegen. „Want ik kwam er al snel achter dat je met twee ogen meer kon zien dan met een”. Pieter Dijkstra heeft samen met Henk Nieuwenhuis van het Franeker Eise Eisinga Planetarium in de beschikbare internationale literatuur geprobeerd te ontdekken of er iets te vinden was over vergelijkbare prestaties door een amateur-slijper en telescoop bouwer. Zij komen tot de conclusie dat dit niet het geval is, althans zij hebben het niet kunnen vinden.
De wintig centimeter-kijker van de sterrenwacht is in de ogen van Dijkstra een soort monument, waarvoor Bauke Miedema de eer toekent die hij met zijn uitzonderlijke, vasthoudende werkzaamheden heeft verdiend.
Bauke Miedema heeft meer dan 20 telescopen gemaakt maar daarnaast maakte hij ook nog microscopen. Deze microscopen zijn in het bezit van het Eise Eisinga Planetrarium in Franeker.
Eenzaam
Na het overlijden van zijn vrouw werd Bauke Miedema eenzaam en ging hij meer gedichten schrijven, ook buiten de hoogtijdagen en belangrijke familiegebeurtenissen om. Hij begon gedichten te schrijven voor het kerkblad van de vrij evangelische kerk in Burgum en voor de Bergumer Courant. Van diverse kanten is hem toen aangeraden om de gedichten te verzamelen en uit te geven. Een idee dat hem zelf ook wel aanstond. Het is er echter nog niet van gekomen. Wel zijn de gedichten gebundeld en worden ze in de familiekring bewaard.
SEDYK
Us foarfaars hawwe tige wrotten
Ja fochten, ttsjin de wilde sé
As woeste weagen bylkjend raasden,
Om wer in hap út Fryslâns sté.Hja wennen yn’t earstoan op terpen
En fûnen dêr in feilich nêst.
Mar ’t wetter kaam doe al mar heger,
En dat koe ek net mear op’t lêst.Hja makken doe mar hege diken,
Om ’t lân, mei lodd’ en pipegaal.
Yn’t swit en bealgjend út ‘e liken.
Kaam der in dyk en in kanaal.De midsé waard einlings bedimme,
Ut greppels wer nei boppen skept.
En alle dagen wer it selde
Ha bodders dêrmei tiden skrept.Nei lange jierren wûn men fjilden,
Fan bêste klaaigrûn oan’e sé.
No moat der wer in dyk omhinne,
Mar dêrfoar is Den Haach net ré.Want o, dy greate fûgelswarmen,
Dy krije dan gjin iten mear!
Mar dat men’t wurk fan al dy bodders
Ferjit, dat docht har’t herte sear.Hja moasten wrame alle dagen,
Ientoanich wurk, foar hongerlean.
En no it fruchten begjint te dragen
Wurdt der in dyk om, wer ferbean!Nè, Fryslân wurdt op’e nij fergetten,
Dat leit sa fier ôf fan Den Haach.
Mar dit belied leit Fryske boeren,
Wol tige swier no op’e maach.Earst moat in fûle stoarmfloed komme,
Dat wer it Fryske lân oerspielt
Sa lang ha noch de fûgels wille,
Sa lang wurdt mei ús Fryslan pield!
FRYSKE NAMMEN
Op alle boarden fryske nammen?
O, leave Griet, dat kin dochs net.
En ’t moat ek wer in protte kostje,
Dêrfan ha wy gjin ferlet!Stel jo foar, in man fan bûten,
Rydt samar ús doarp foarbij.
Hy kin faaks gjin plak mear fine,
Want alle buorden binne nij.Wolle jo in man soms skilje,
Dy stiet no op in hiel oar plak.
En mar sykje him te finen,
Man, wat wurdt ’t in ûngemak.En de hannel en bedriuwen,
Reitsje ek har klanten kwyt.
Ja op ’t slimste kin ’t beteare,
Geane dêrtroch noch faillyt!Friezen, wat binne jim grutte lefferts,
Dat yn Tsjibbe Gearts syn stêd,
Bin jim dizze man fergetten,
Bin jim dan jim taal hast sêd?Wer binne no de frije Friezen,
Wars fan frjemdsin d’ieuwen lâns,
Hollân hat ús foar de kroade,
Jim ferspylje elste kâns!War dy, foar ús eigen nammen,
Wol, dat is ús grutste rjocht.
Eartiids ha se ’t ús ûntstellen,
En wèr gean jim troch de bocht?Lit ús erfgoud net mear skeine,
Stean dochs foar ús taal yn noed,
Oerein jim, foar it eigen wêzen,
En Fryske nammen op it boerd!
Twee willekeurige gedichten uit een lange rij van gedichten die Bauke Miedema gemaakt heeft en die zijn maatschappelijke betrokkenheid weergeven.
In 1993 komt hij in zijn woning in Burgum ten val en blijkt hij trombose te hebben. Omdat zijn vitaliteit hierna ook te wensen over liet wordt hij hulpbehoevend. Voor zijn dochter was het heen en weer reizen tussen Franeker en Burgum bezwaarlijk en zo verhuist hij naar een inleunwoning in het verzorgingstehuis Klaarkamp in Franeker. Dit besluit zal hem zeker niet makkelijk zijn gevallen maar zelf zag hij ook wel in dat er geen andere mogelijkheid was. Hier verblijft hij dan nog zo’n drie jaar en op 6 juli 1995 komt hij te overlijden. Hij wordt naast zijn vrouw Iebeltje op het kerkhof in Minnertsga begraven.
Epiloog
Bauke Tsjibbeles Miedema was een man van weinig woorden, die zijn levensverhaal op band heeft gezet toen hij tachtig was. Het maken van gedichten was zijn manier om zich te uiten. Hij was een hardwerkende man die voor zijn gezin stond en nooit op vakantie is geweest. Hij had zijn principes en het was niet altijd even makkelijk om met hem om te gaan. Wat wit was bleef wit en werd nooit zwart.
Hij was een veelzijdig man met een hartstochtelijke interesse voor het heelal, die door zelfstudie een deskundige op dat gebied werd. Een autodidact met een zeldzaam gevoel voor het slijpen van lenzen. Iemand die letterlijk met de vinger kon voelen waar nog een stukje bijgeslepen moest worden. Een man ook die op zijn knieën met behulp van het zonlicht het brandpunt bepaalde. Een specialist en tegelijk agrariër. Een van de laatsten, zo niet de laatste van Friesland, die agrarisch werk combineerden met een onbedwingbare belangstelling voor het buitenaardse, in de volksmond bekend als “boerenprofessors”. Kenners gingen noch verder en noemden hem een van de beste amateurslijpers ter wereld.
Ik heb mij regelmatig afgevraagd wat er van Bauke Miedema was geworden als hij niet op het platteland was geboren en had kunnen studeren. Op de weg naar huis heb ik die dag twee keer gehoord dat hij nooit boer had moeten worden. Maar zelf heeft hij hier meerdere keren over gezegd dat het van het land moest komen en dat hij er niet aan moest denken om dag in dag uit in een fabriek het zelfde werk te moeten doen. Het op deze schaal maken van instrumenten was niet lonend. Wellicht zit de charme ook wel juist in het feit dat hij agrariër was. Een man die zich kon verheugen over regenachtige dagen omdat hij dan met zijn hobby’s bezig kon zijn.
Jelle Feenstra – Januari 2018
NB. Ik wil in het bijzonder de familie De Haas bedanken voor het beschikbaar stellen van de foto’s en gedichten alsmede het Eise Eisinga Planetarium in Franeker en de Volksterren wacht in Burgum.
Bronnen: Fam. de Haas, Nieuwsblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
Geef een reactie