It knypt flink oan de lêste dagen. Der leit noch kwalik in stik iis yn de feart as de media bûten Fryslân jaget de boel op om foaral mar oan in Alve Stêdentocht te tinken. Mar safier is it noch net. Mar dochs . . . . . . de temperturen komme aardich yn de rjochting fan de winter fan 1929. Lês ûndersteand fan 19 februari 1929 út de Ljouwert krante.

DE WINTER-ELLENDE. Het is wel al te bar geworden. Eerst waren de liefhebbers van schaatsenrijden dol verheugd over de toenemende vorst: er zou eens eindelijk weer een behoorlijke winter komen! Maar een kou als deze hebben ook zij niet gewenscht en voor velen, die in de periode van vorst geen werk kunnen krijgen en wier kachel toch moet branden, begint deze winter op een ramp te lijken. Woensdag had men eenige hoop, dat de felste kou geleden was, doch na een sterken sneeuwval is het opnieuw begonnen en vroor het ’s nachts weer 18-20 graden, overdag schommelde de temperatuur zoo om en bij de 10 graden. Wel is er sedert einde vorige week eenige verandering gekomen in de weersgesteldheid, wel stijgt de thermometer af en toe tot het dooipunt, doch gevreesd wordt dat uit het Oosten nog meer vorst zal komen en in elk geval zijn de gevolgen van dezen langen, strengen winter nog lang niet geleden. Ook in ons land zijn enkele menschen van koude omgekomen.
In verschillende plaatsen komt thans ook de drinkwatervoorziening voor mensch en dier zeer in gevaar, daar de waterputten bevroren zijn en in de slooten het ijs tot den bodem zit. Dit vermeerdert nog het gevaar bij brand, en er is de laatste weken reeds heel wat door het vuur verwoest. Bovendien -en dit komt als een noodkreet tot de meer bevoorrechten- heerscht in tal van plaatsen een nijpend gebrek. De werkloosheid neemt hand over hand toe en in de bittere koude wordt armoede geleden, hoewel verschillende gemeentebesturen alles doen wat in hun macht is om althans den ergsten nood te keeren. Hier en daar zijn steuncomité’s opgericht. Het wordt zo langzamerhand een zeer moeilijke toestand. In sommige kanalen in de provincie moet het ijs reeds een dikte van meer dan een halven meter hebben bereikt. Er blijken talrijke kuilen met aardappelen bevroren te zijn; de melk kan op het platteland bijna niet vervoerd worden, daar zij bevriest in de bussen. Ook in de vogelwereld heerscht groote armoede. Laat men ook hen gedenken. Strooi voedsel en zet af en toe een bak warm water buiten, opdat de dieren kunnen
drinken.
Op 17 februari 1929 reden Jan Heeringa en Lammert Brouwers uit Minnertsga met de auto over het ijs van de Waddenzee naar Ameland.