Koren- en pelmolen De Welkomst

2018-01-19T05:56:22+00:002 december, 2017|1 Reactie

Vrijdag 20 april 1888 barstte boven delen van Fryslân een hevig onweer los. Op verschillende plaatsen in de provincie sloeg de bliksem in. In Minnertsga sloeg de bliksem in op de koren- en pelmolen De Welkomst. De gehele molen en de opslag met het aanwezige graan en losse goederen brandde tot de grond toe af. Willem de Koning (1889-1950) was toen eigenaar van de molen. Dat zal ongetwijfeld een grote strop voor hem geweest zijn. Wat moet een molenaar zonder molen? In het voorjaar van 1890 is een molen van Leeuwarden overgeplaatst naar Minnertsga om daar de plaats in te nemen van zijn voorganger. Zicht op de molen omstreeks 1913 Cornelis (Kees) Piebes van Rosendal (L) en Sieds Hogerhuis - foto 1933 Jan de Beer: “In de herfst van hetzelfde jaar was de molen al maalvaardig. De zolders bestonden eerst uit wat losse planken, maar de stenen snelden weer rond. Molenaar Willem Koning had het bedrijfje uitgerust met twee koppels pelstenen, twee koppels maalstenen (zestienders en dertientienders), een schoningsinrichting en een gortbuil.” In 1910 ging de molen over in handen van Mechiel Derks Knol. Hij was al een bejaarde man. De zaken gingen niet zo best en na 1920 kwam de molen stil te staan met één roede. Het einde was nabij. Toch zou de molen nog laten zien wat hij waard was. De slechte dertiger jaren braken aan. De graanprijzen werden abnormaal laag en menig gemengd bedrijf voerde toen met zelf verbouwd graan. De molen werd destijds gehuurd door Sieds Hogerhuis, een voormalig molenaarsknecht. Vele jaren had hij de molen De Welkomst op ’t Hoekje bij St. Jacobiparochie bemalen, waarna hij bij Hallum de sterke, zwaargebouwde koren- en pelmolen van Sytsma bediende. De molen van Minnertsga stond met één roede. Een tweede roede was eigenlijk noodzakelijk. Daarom kocht de weinig kapitaalkrachtige Sieds Hogerhuis een roede van de in 1927 afgebroken Hallumer molen. De molen leek weer compleet, maar toch kreeg de windmolen niet het onderhoud dat hem toekwam. De zelfzwichtroede was niet op de normale manier achter bij de staart te bedienen, maar met behulp van een touwtje en een klosje op het eind van de roede kon Hogerhuis de kleppen open en dicht trekken. Ook de windpeluw werd er niet beter op. Het gevolg was dat de as verzakte en het bovenwiel en de bovenbonkelaar, die beide uit conisch werk bestonden, te diep in elkaar grepen. “De kammen kraaien het soms uit”, vertelde Hogerhuis. “Ik heb de zaag toen maar genomen en van elke kam een stukje afgezaagd.” “Het was een paardenmiddel, maar natuurlijk niet de oplossing. Maar wat wilde je als je krap bij kas zat”, aldus Hogerhuis. De molen draaide in ieder geval weer. Als er enige tijd stil weer was geweest en er kwam een behoorlijk windje aan, dan kon het gebeuren dat Hogerhuis zijn familieleden optrommelde. Dan werkten ze soms met een man of vier tot diep in de nacht door om de achterstand weer in te halen. Toen in Lees meer