Pieter Steensma heeft herinneringen uit zijn jeugd, tijdens en na de WOII, aan het ‘digitale papier’ toe vertrouwd met de bedoeling deze te publiceren op de website Minnertsga vroeger. Pieter heeft zijn jeugd doorgebracht in Minnertsga en woont nu in Westerhaar-Vriezenveensewijk en is een zoon van Lolle Steensma en Geesje Bos. Voorafgaand aan Pieter zijn herinneringen had hij mij al meerdere berichten gestuurd met foto’s en zijn aantekeningen er bij. Ook die krijgen nog een plaats op deze website. Maar in de aanloop naar 4 en 5 mei lijkt het mij passend om eerst zijn jeugdherinneringen over de WOII hier te plaatsen. Hierna het tweede deel van Pieter zijn herinneringen.
Alles werd steeds krapper. Het ging stapje voor stapje. Eerst werd gas en elektrisch ‘s avonds om negen uur afgesloten. Later was dat er helemaal niet meer. Brandstof was niet meer te krijgen. In de winter werd de kachel gestookt met sjudden Dat was een overblijfsel van vlas. Precies weet ik het niet maar ik meen dat het overbleef na het vlas braken.
Er werd een fles in de kachel geplaatst en daar om heen werden de sjudden aangestampt, het kon ook met zaagsel. De fles werd er heel voorzichtig uitgehaald. In het gat kwamen stukjes papier en dunne takjes en dat werd in brand gestoken. Als je geluk had en de schoorsteen trok goed dan gingen de sjudden of het zaagsel gloeien en dan had je voor een poos een warme kachel. Ik herinner me ook dat we nog weer wat later een grote kookkachel in de kamer hadden staan. Die werd gestookt met proppen stro om het eten gaar te krijgen
Zo’n prop stro was gauw uitgebrand dus je lag op knieën voor de kachel stroproppen te draaien en die steeds weer in de kachel te gooien tot het eten gaar was. En ‘s avonds. Geen verlichting. Er werd van alles geprobeerd. Carbidlampen. Tot ook het carbid op was. Sommige mensen hadden een apparaat van een naaimachine en een dynamo in elkaar geknutseld. En dan maar om de beurt draaien aan de slinger van de naaimachine. Anderen hadden een fiets op de kop in de kamer met de dynamo op het achterwiel. Draden naar een lampje op tafel en om de beurt aan de trappers draaien. Nog later kwamen de olielampjes. Een glazen mosterdpot met raapolie, zelf een drijvertje gefabriceerd van kurk en een stukje blik. Daarin een kousje van een katoenen draadje en ziedaar een klein vlammetje.
Kaarsen waren er allang niet meer te krijgen. Overdag er op uit om te kijken of er ergens nog een eenzame boom om te zagen viel. Maar dan moest je wel uitkijken dat de politie, de Duitsers of de landwacht (Nederlanders die in dienst van de Duitsers waren gegaan) je niet snapten. Die landwachters waren ook nog de beroerdsten. Als je ergens een litertje melk bij een boer op de kop had getikt en je werd aangehouden door landwachters dan werd die melk ingepikt of je moest de fles of het emmertje in de sloot leeggieten.
Mijn moeder en de buurvrouw (niet die van de NSB-er) zijn een keer op de fiets naar Berlikum gegaan om te proberen wat groente bij een kweker te kopen. Een fiets met ‘kusjebanden’ dat waren stroken rubber gesneden uit een oude autoband, rond de velg van een fietswiel gelegd, aan elkaar gemaakt met een stuk dik ijzerdraad en . . . . . rijden maar. Je snapt dat het nogal hobbelde. Ze kwamen terug met tassen vol groente. Toen ze bijna thuis waren zagen ze landwachters in de verte aan komen fietsen (die hadden wel luchtbanden). Ze gooiden gauw de tassen met groente die ze hadden gekocht over een heg en fietsten heel onschuldig verder. Gelukkig hadden de landwachters niets gemerkt en kon de groente later worden opgehaald.
Aan de ene kant was men doodsbenauwd voor de landwachters, aan de andere kant werd er de draak mee gestoken. Die kerels hadden wel een geweer bij zich maar het was een dubbelloops jachtgeweer (met hagel). In Minnertsga woonde ook een landwacht. Die had meestal dienst op vliegveld Leeuwarden bij de bewaking. Als hij op de fiets naar zijn werk ging had hij zijn uniform in bruin pakpapier op de bagagedrager. Hij durfde niet in uniform door het dorp te fietsen. In een van de dorpen onderweg verkleedde hij zich dan bij een partijgenoot. Op de terugweg gebeurde het zelfde zodat hij weer in burger thuiskwam.
Dan had je nog de razzia’s. Soms overdag, soms ‘s nachts. We zaten eens in school rustig te werken toen er ineens schoten klonken in het dorp. We schrokken ons rot. Meester Meijer zei: “Jongens werk maar rustig door, ik ga even kijken”. We zaten allemaal in spanning dus rustig bleven we wel. Het bleek dat op de hoek bij Slager Bonnema een aantal mannen had gestaan toen er Duitse soldaten aankwamen. Die bleken van de fanatieke soort te zijn. De groep mannen op de hoek bestond uit meer dan vijf personen en met meer dan vijf personen mocht je niet bij elkaar staan. Dan was het een samenscholing. Er werd niet eerst gewaarschuwd, niet naar de wapenstok gegrepen. Nee . . . . er werd meteen geschoten. De mannen stoven uit elkaar. Later bleek dat er één was geraakt midden in de borst. Gelukkig had het borstbeen de kogel tegengehouden. Hij kon ook nog wegvluchten, klom over de schutting rond de tuin van Dirk Schotanus en in de tuin van Schotanus viel hij neer. Toen was de dokter gauw geroepen en ging hij naar het ziekenhuis.
Mijn vader heeft zich ook een keer snel moeten verstoppen. Hij vluchtte gauw een stuk aardappelland op en ging in een voor tussen de aardappelruggen liggen. Na een lange poos ga je dan natuurlijk denken: zouden ze nog in de buurt zijn? Hij plukte een bos aardappelloof, hield dat boven zijn hoofd en toen een stukje omhoog om rond te kijken. Ja hoor, op het eind van het aardappelveld zag hij beweging. Weer wegduiken dus. Na een lange poos het zelfde verhaal. De derde keer keek hij wat beter. Op de andere kant van het veld zag hij ook iemand wegduiken. Het bleek Jaap van der Weide te zijn, de latere directeur van de boerenleenbank, ook op de vlucht voor de Duitsers. Ja, op zo’n moment kun je er wel om lachen.
De volgende keer een stukje over de bevrijding.
Pieter Steensma (januari 2014)
Naschrift 14 april 2014 : Van Dooitze Zwart
De man, die werd geraakt tijdens de schietpartij was Karel Sijbesma (1922 – 2012). Toen de Duitsers Karel achterna zaten rende hij door de Hegebuorren over het erf van Rienik Post. Hier schoten de Duitsers nog op hem door een rieten schutting heen. Hij belandde op het achtererf van Abe Vogel. Ook hier schoten de Duitsers op hem en zaten de kogels in het hout van het huis (gebouwtje), dat daar achteraf stond. Ze hadden Karel al verscheidene keren geraakt maar hij kon nog wel de Steeg halen, waar hij in een gebouwtje van Piet Haarsma kwam. Hier werd hij verpleegd door Eke Schotanus, zuster van Klaas Schotanus, totdat hij met de Pôletax vervoerd werd naar het ziekenhuis. De Pôletax was een auto die getrokken door twee paarden omdat er geen brandstof voor handen was. In die tijd de enige “taxi” van Minnertsga. Deze behoorde toe aan Jan Zoodsma, vader van Jappie, van de Pôle. Rienik Post en zijn kameraden hebben later de kogels uit de kozijnen gepeuterd van het gebouwtje achter op de tuin van Abe Vogel.
Heel mooi Meneer Steensma!