Om de feiten en/of gebeurtenissen beter te kunnen begrijpen is het makkelijker als die kunnen worden geplaatst in een entourage die met het oog nog waarneembaar zijn. Helaas, van deze boerderij is niets meer boven de grond waarneembaar en daardoor is het wat lastiger om een beeld te krijgen van de boerenplaats. Door de tand destijds is het laatste restant, het woonhuis, eind jaren 1970 uiteindelijk geheel afgebroken. De exacte plaats is echter nog wel te herkennen. Op de Kromme Leane, halverwege aan de noordkant van de weg, stond vroeger deze boerderij. Aan het eind van deze doodlopende weg is de Grienedyk.
In het jaar 1640 staat de boerderij geregistreerd in het stemkohier als stemgerechtigde plaats nummer 38 en staat dan op naam van de erven van de heer Starkenburgh. Het recht om te stemmen was afhankelijk van het bezit dat men had in onroerende goederen. Zo had ook de heer Starkenburgh als eigenaar van deze boerderij met de bijbehorende landerijen het recht om te stemmen voor de Staatkundige ambten en binnen het dorp voor de kerkelijke ambten. Het bepalen van welke dominee werd beroepen en het benoemen van de kerkvoogden bijvoorbeeld; was dus een zaak voor een selecte groep zeer vermogende mensen. Vaak waren dit mensen die niets met het dorp hadden te maken en die door vererving bezittingen kregen in dorpen zoals Minnertsga. Een eerlijke manier van kiezen, via dit stemrecht, was het zeker niet.
De boerderij werd in 1640 gehuurd door Claes Hiddes. Later is de boerderij in andere handen overgegaan. In 1700 is een zekere Westerhuys eigenaar. Huurder is dan Hidde Claesens die wellicht een zoon van de vorige huurder. De boerderij met de bijbehorende landerijen is dan 83 pondemaat groot en was daarmee een middelgrote boerderij in de omgeving van Minnertsga. Het is mogelijk dat de boerderij voor 1800 eigendom is geweest van de grietman Jan van Echten. Hij was grietman van de oude grietenij (gemeente) Barradeel en woonde op Klein Hermana. Baron Jan van Echten had veel bezittingen in en om het dorp en in de rest van de grietenij.
Het bezit van meerdere stemplaatsen heeft hem in staat gesteld om grietman te worden en vooral te blijven. Op deze manier kon ook het ambt van grietman worden doorgegeven aan een familielid zonder dat de overige burgers van het dorp er ook maar enige invloed op kon uitoefenen. Via de dochter van Jan van Echten kwam de boerderij via vererving in handen van baron Carel Emilius Collot d’ Escury. Hij was met haar getrouwd en kreeg na het overlijden van zijn schoonvader het grietmanschap over de grietenij Barradeel toe bedeeld.
Op 21 februari 1806 staat in de Leeuwarder Courant een advertentie van Collot d’ Escury waarin hij een aanbesteding bekend maakt voor het afbreken van twee boerderijen. Dat deze boerderij een van de twee is geweest is vrij aannemelijk. Het is bekend dat na afbraak van boerderijen er dikwijls een type Stelpboerderij voor in de plaats kwam. Van de stenen die vrij zijn gekomen bij de afbraak, is uit overlevering bekend dat deze zijn gebruikt voor een boerderij op in de Mieden. Rond 1820 woonde Jelte Melles Kuipers met zijn gezin in deze nieuwe stelpboerderij aan de Kromme Leane nummer 130. Jelte Melles was in 1789 geboren in Tzummarum en getrouwd met Jantje Reins Westra van St. Jacobiparochie. Zes kinderen werden er op de wellicht naar hem genoemde Jelte-plaets geboren. Enkele kinderen uit dit huwelijk zijn heel jong overleden.
Uit verschillende archiefstukken doet blijken dat Jelte Melles een groot boerenbedrijf had. Hij had drie knechten in dienst. Eeltje Kooijstra, Tjalling Terpstra en Rein van der Wal werden bij de volkstelling van 1829-1830 geregistreerd als inwonend. Voor de huishouding en het vrouwenwerk op de boerderij was de dienstmeid Jetske Pieters Kramer bij de familie Kuipers werkzaam. Jelte Melles zijn vrouw overleed kort na de geboorte van het zesde kind waarna er brak voor hem een zware tijd aanbrak. Het boer-zijn moest worden gecombineerd met de opvoeding van de kinderen en dat viel tegen.
In die tijd van het vrij normaal dat een weduwnaar met kinderen een weduwe zocht voor de huishouding en in het belang voor de kinderen. De weduwe kon op deze manier de kost wat verdienen. Maar in veel gevallen klikte het tussen het de weduwnaar en de weduwe en gingen ze hertrouwen. Hoewel de weduwe zelf vaak met jonge kinderen was achter gebleven; had zij op deze manier weer een kostwinner. Uit verschillende huwelijk- en geboorteaktes is vast komen te staan dat dergelijke gevallen in Minnertsga regelmatig het gevolg zijn geweest van: moeten trouwen. Ruim binnen negen maanden na de huwelijksdatum werd dan het eerste kind uit het tweede huwelijk geboren. Zo’n gezin bestond dan uit drie soorten kinderen.
Na het overlijden van Jelte Melles zijn vrouw kwam Brouwer van ‘Westerbuorren’ bij hem inwonen. Zij was eerder getrouwd geweest met Johannes Pieter Vogel van wie de eerste vrouw ook was overleden. Mettje Lammerts nam de kinderen uit haar eerste huwelijk mee naar de Kromme Laene. Ook in het nieuwe gezin van Jelte en Mettje was toen sprake van drie soorten kinderen. In 1848 overleed Mettje Lammerts op 42- jarige leeftijd. Jelte had de boerderij niet in eigendom maar huurde deze van mr. Rene Louis de Fielittaz Goethart die in ‘s Gravenhage woonde en later in Apeldoorn. Waarschijnlijk is deze, meester in de rechten, een nazaat van baron Collot d’ Escury omdat hij meer bezittingen had in de omgeving van het dorp die eens tot de eigendommen van de baron hebben behoort. Op 23 juni 1853 sloot Jelte Melles een nieuw huurcontract met deze verhuurder voor jaarlijks fl. 807,75. Twee jaar later overleed Jelte Melles op 65- jarige leeftijd en daarmee ruim dertig jaar boer geweest op Jelte-plaets, een naam die nog decennia lang door de volksmond is gebruikt.
Omdat de kinderen uit het tweede huwelijk nog minderjarig waren moest er een inventarisatie worden gemaakt van de roerende goederen. Op zaterdagmorgen 14 april 1855 werd, op aanwijzing van dochter Trijntje, nauwkeurig een taxatielijst gemaakt van de roerende goederen. Volgens het onderstaande, beknopte overzicht van deze inventarisatie, geeft een aardige indruk van de status waarin boer Jelte Melles en zijn gezin verkeerde. Het vee bestond uit 10 koeien, 4 hokkelingen en 9 paarden. Voor het vervoer naar het dorp kon gebruik worden gemaakt een zogenaamde: kapwagen en een chais. Verder waren er nog 3 hooiwagens en 5 aardkarren. De zwartbonte koeien werden getaxeerd op respectievelijk fl. 170 en fl. 120. De bruine blesmerrie werd geschat op fl. 100, het zwarte ruinpaard op fl. 140 en een schimmel merriepaard op fl. 130. De enter ruinpaarden werden geschat op fl. 60. In het land en op het erf liepen nog 5 schapen en 16 kippen. Op de lijst komt veel boerengereedschap voor, waaronder: bindstokken, grepen, schoffels, zeven, paardentuig, mestplanken, slijpsteen, eggeslepen, kruiwagens, mesthekkel, eggeketingen, vorenploeg, schapenrib, voerderbakken, varkenstroggen, koolzaadvorken, koolzaadsleep, 3 ploegen enzovoort.
Aan huishoudelijk gereedschap in de vuurhut was aanwezig: 2 koperen handketels, een ijzeren vuurpot met tang en schop, een tobbe en 8 emmers. In de kelder stond een houten bank, 4 houten vaatjes, 3 melkvaten, een vleesvat, een ijzeren pot met hangijzer en 3 teemzen. Een botervat, een tafeltje en een evenaar met gewichten. In het voorhuis stond een karn met toebehoren, een linnenrek, een kabinet, 2 jukken, een hoofdstel, 4 korven, een vat en een tobbe. Aan meubelen stond in de middenkamer onder andere: een kabinet, een staartstukklok, een tafel en een lappenbank. 11 stoelen, 2 kleine stoeltjes en 12 stoven. Verder nog veel pannen, kopergoed, steengoed en trommeltjes. Aan de muur hingen 3 schilderijen en een spiegel. Ook stond er nog een kinderstoel en waren er nog 4 bedden met toebehoren.
In de voorkamer stonden nog een kabinet, secretaire, spiegel, schuiftafel, vuurscherm en maar liefst 8 schilderijen. Een spinnewiel, staartstukklok, tabakspot en komfoor, strijkijzer en nog veel meer. In het kabinet in de midden voorkamer lagen belangrijke familie erfstukken en het goud en zilverwerk van de familie Kuipers. Het gouden oorijzer met brede beugel, gemerkt met de letters MLB (Mettje Lammerts Brouwer) werd gewaardeerd op fl. 130. Verder lagen er nog 2 gouden hangslotjes, 2 gouden gespen en een paar mutsspelden waarin allemaal dezelfde letters MLB in gegraveerd stond. Een zilveren pepermuntdoosje en een zilveren lepel waarin de naam van Mettje haar moeder, Jacomientje Lefferts, in stond gegraveerd. Verder lag er nog een zilveren lepel met paardje en wat zogenaamd zijzilver, bestaande uit: een schaartje met zilveren ogen, naaldenkoker en kussenrand, alles hangende aan zilveren ogen en kettingen. Op het zilveren hangwerk van één van de twee bijbels in het kabinet stond gegraveerd KF 1787. De andere bijbel had ook een beslag met zilveren haken, echter zonder inscriptie. Verder lag er nog een streng met Caroline-kralen en een mes met zilveren heft.
Nadat ook de boekhouding werd gecontroleerd bleek dat er nog een aantal schulden betaald moesten worden. Douwe Steinfort had voor fl. 135 aardappelen en fl. 99,05 aan geleverde winkelwaren die nog niet waren betaald. Jan Andries Miedema had graan geleverd, een onbetaalde post van fl. 111,60. Reimer Koopal had voor fl. 204,57 aan graan geleverd. Pieter de Koning, de molenaar aan de Molendyk, moest nog maalloon ontvangen. Aan Rinze Doedes Rollingswier, die voogd was over de minderjarige kinderen, moest nog fl. 20 worden betaald voor voorschotten bestemd voor de huishouding van de kinderen Kuipers. Verder moest nog afgerekend worden met de verhuurder van de boerderij met de bijbehorende twee percelen land.
Uit de lijst is ook op te maken dat Jelte Melles de laatste tijd van zijn leven wellicht ziek is geweest, want dokter Petrus Lucas Hannema had nog medicijnen geleverd die nog niet waren betaald. De doodskist voor Jelte Melles is gemaakt door de timmerman Cornelis Reisma die zijn timmerwinkel in het midden van het dorp had. Voor het maken van de kist moest fl. 49,30 worden betaald. Uiteindelijk is men tot zaterdagavond zes uur bezig geweest om alles te taxeren en op papier te zetten. Aan de ‘voordelige kant’ van de balans werd fl. 5.760,19 genoteerd en aan de ‘schadelijke kant’ fl. 1.333,29, zodat er een positiefsaldo was van fl. 4.426,90. Na de goedkeuring van alle aanwezigen die zaterdag op ‘Jelte-plaets’ bij de inventarisatie betrokken waren,werd de akte ondertekend.
Na Jelte Melles zijn overlijden is door de eigenaar, de heer Fiellittaz Goethart, op zaterdag 7 juli is de boerderij provisioneel en op zaterdag 21 juli 1885 finaal verkocht. De boerderij is dan in totaal ruim 29 bunder groot en werd al volgt in het verkoopbiljet omschreven: ‘Eene uitmuntende en zeer vruchtbare zathe en landen met stulphuizinge en schuur, lytshuis, stookhut, hieminge, hornlegger en bouw- en weilanden staande en gelegen achter de voormalige buitenplaats Klein Hermana-state, nabij de Groenendijk, onder het behoor van Minnertsga’.
De boerderij had een ruime voorkamer met twee bedsteden, een kast en een haardstede. In de middenkamer waren ook twee bedsteden met een kast en een haardstede. Naast het ruime voorhuis was een grote melkkelder, en over het gehele woongedeelte was een grote zolder. De schuur was verdeeld in drie vakken, een ruim dorshuis, een koehuis en een merriehok. In het koehuis was plaats voor 7 paarden en 20 koeien. In de schuur waren ook nog twee bedsteden die door de arbeiders konden worden gebruikt. Deze vrij moderne boerderij was in die tijd was ook nog voorzien van een secreet (it hûske) en een put met pomp.
Jelte-plaets, spottenderwijs later Eksterlust genoemd, bracht bij de verkoop fl. 35.851,- op. Later, toen de schuur in verval raakte, is de schuur afgebroken en is het woongedeelte nog jaren lang bewoont geweest door de familie Kuipers. De laatste bewoners waren Jacob Hoekstra en zijn vrouw Antje Kuipers die in het ene woongedeelte van het oude voorhuis woonden en hun dochter Akke met haar man Sjouke Vogel woonden in het naast gelegen woongedeelte. Nadat het pand niet meer bewoont werd door bouwvalligheid is het een lange tijd nog gebruikt als schapenhok. Uiteindelijk is het overblijfsel van wat eens Jelte-plaets en Eksterlust was, kort na 1978 afgebroken.
De naam Jelte-plaets is kennelijk door de familie gekoesterd. Een hypothese over de naam Eksterlust zou kunnen zijn dat stelpboerderij aan de doodlopende Kromme Leane stond en daardoor maar via één ingang was te bereiken, gelijk meestal ook het nest van de ekster is te bereiken. Bovendien staat de ekster bekend om het wegnemen van glinsterende objecten, zoals bijvoorbeeld sieraden, die in het nest worden verborgen. De eerste hypothese is het aannemelijkst, van de tweede kan wat gevonden worden bij het nalezen van de inventarisatielijst.
Geef een reactie