Tandverzorging was even normaal en noodzakelijk als leren en schrijven eind jaren ’50 van de vorige eeuw. Toen werd het fenomeen schooltandarts ingevoerd die samen met zijn assistente in een grote bus – de zogenaamde Dental-car – naar het schoolplein kwam om de gebitten van de kinderen te controleren.
Tot die jaren was het slecht gesteld met het onderhoud van het gebit. Tandenpoetsen deden de meesten niet en als je kiespijn had dan liet je de kies gewoon trekken bij de dokter in het dorp. Weg met dat ding! En als je de dokter vroeger niet kon betalen dan werd er eigenhandig getrokken.
Na de WOII kwam de wereld er in eens heel anders uit te zien. Men bestede steeds meer aandacht aan de persoonlijke hygiëne. Ook de tandpasta kwam steeds meer in de belangstelling; in kranten en tijdschriften verschenen reclame advertenties met kreten dat je iedere dag of nog beter na iedere maaltijd moest tandenpoetsen voor het behoud van je gebit want dan hoefde je geen kunstgebit. Want in die tijd was het heel normaal dat je als jonge ouder je gebit liet trekken omdat het in slechte staat verkeerde. Je ging je verdere leven dan door met een kunstgebit.
Om een slecht gebit te voorkomen kwam de schooltandarts in beeld. De controle van de gebitten begon al bij de hummeltjes uit de eerste klas. Een of twee keer per jaar verscheen die ‘akelige’ rijdende behandelkamer bij het schoolplein. Werd de bus eerst bij de ene school gesignaleerd; dan kregen de kinderen van de andere school het al benauwd. Want voor de meeste kinderen was het geen plezier om naar die man toe te gaan.
Per keer werden drie kinderen uit de klas naar de ‘bekkenbeul’ gestuurd. Daar zat je dan . . . . je klasgenoot in de behandelstoel en de andere twee zaten op zeer korte afstand te wachten op hun beurt. Alle geluiden kreeg je duidelijk mee en als er geboord moest worden dan zat je te rillen. Hoe wel de man en vooral zijn assistente geruststellende woorden sprak, werd je er niet geruster onder.
De tijd van het eerste schooljaar valt samen met de komst van de eerste blijvende kies, terwijl de wisseling dan ook zo ongeveer begint. Tandartsen spreken van wisseling en completering. Dus was het die leeftijdsgroep waar begonnen werd met de schooltandverzorging.
In de gemeente Barradeel werd met ingang van september 1960 begonnen met de schooltandverzorging. Maar de animo van de zijde van de tandartsen om bij de schooltandverzorgingsdienst in vaste dienst te treden, was gering. Waarschijnlijk was het een minder goed betaalde baan dan een eigen praktijk.
Door de komst van de schooltandarts werden we allemaal wel bewust gemaakt om goed je tanden te poetsen. Dat voorkwam misschien dat die kerel in je tanden begon te boren en kiezen uit je kaken trok zonder de gaten netjes achter te laten. Zelf heb slechte herinneringen aan mijn bezoek aan de schooltandarts. Na ruim vijftig jaar zit ik nog met een groot gat in de onderkaak dankzij zo’n kindvriendelijk figuur.
Ik weet nog wel dat er een assistente op de deur klopte als het zo ver was dat we naar de tandarts moesten in de tandartsbus die voor de school stond. Er zat meestal een vaste tandarts in en dat was Coolman en die kwam uit Drachten. De assistente had een paardenstaart en die klopte op de deur en in alfabetische volgorde werden de namen voorgelezen moesten ze in de bus. Sommigen vonden het een uitje maar ik vond het verschrikkelijk.