Wanneer in de nacht van 15 mei 1940 Nederland capituleert, stelt de Duitse bezetter een eigen bestuur in met Arthur Seyss-Inquart als rijkscommissaris. Hij werd op 29 mei 1940 geïnstalleerd. Zeker in de beginperiode was dit een burgerlijk bestuur en geen militair bestuur. Hitler had hiervoor om ideologische redenen gekozen. Hij vond dat Nederland een broedervolk was en dus voor het Nationaal Socialisme moest worden gewonnen. Ook economische motieven speelden een rol en veel directies van grote bedrijven waren in die periode de Duitsers ter wille. Voor veel bedrijven was dit uitermate rendabel  en ook het midden- en kleinbedrijf profiteerde van de opleving. Dit veranderde al spoedig in 1941 toen duidelijk werd dat de oorlog wel eens langer kon duren dan verwacht. De situatie werd al spoedig grimmiger, vooral na de februari staking. Uiteraard ging de bezetting ook niet aan Minnertsga en daarmee aan de Miedleane voorbij. 

 

August Seidel was verantwoordelijk voor de gang van zaken en had de leiding. Veelal werd hij vergezeld door  een jonge soldaat afkomstig uit Würzburg en een tweetal Nederlandse SS-militairen die uit Limburg kwamen. De totale eenheid bestond uit ongeveer dertien soldaten. Eind 1942 beginnen de Duitsers op steeds grotere schaal goederen te vorderen. Complete gebouwen, auto’s, rijwielen, radiotoestellen, koper en zelfs paarden werden ingenomen door de Duitsers.

Miedleane 23 met Tjeerd Boomsma

Miedleane 23 met Tjeerd Boomsma

Dokter Gramsbergen had zijn auto verborgen onder het hooi  in het lytshûs van de boerderij op Miedleane nummer 8 omdat de Duitsers deze anders  in zouden vorderen. Deze boerderij was  in het bezit van Gijsbert Tjeerds Boomsma die in 1942 kwam te overlijden. De schuur is dan al afgebroken en van de woning is een dubbele woning gemaakt met de huisnummers 8 en 10a. Wanneer de Duitsers de auto vinden, een DKW, blijkt dat de wielen er zijn afgehaald en de motor is eveneens gedemonteerd. De wielen waren bij dokter Gramsbergen in de zandbak verborgen en de motor lag  onder een grote stapel turf op de zolder van Gerrit  Boomsma op Miedleane 25. Deze boerderij stond aan het eind van de Miedleane aan de rand van het  Ald Meer (Oude Meer) en staat daar nog steeds. De Duitsers waren uiteraard uiterst verbolgen over het feit dat de auto onbruikbaar was.

Wanneer de Duitsers een aantal malen bij Gerrit Boomsma binnenvallen besteden zij geen aandacht aan de stapel turf maar bij een latere razzia besluiten zij dat ze de stapel turf alsnog willen onderzoeken. Gerrit Boomsma, die zich realiseerde in welk gevaar hij verkeerde, verbleekte niet maar ging op zijn knieën voor de stapel turf liggen en riep tegen zijn arbeider Tjeerd Vrieswijk: “Kom litte we se efkes helpe”. De Duitsers waren volkomen uit het veld geslagen door deze medewerking en vonden het toen niet meer nodig om nog verder te zoeken.

Ook hadden  August Seidel en zijn soldaten regelmatig de gewoonte om op Miedleane 25 te verschijnen en dan de fietstassen met appels te vullen uit het hof achter de boerderij. Toen zij op een dag weer op hun fietsen in aantocht waren was voor Gerrit de maat vol. Hij gaf zijn vrouw Aafke Meersma opdracht om thee te zetten. Dit moet haar wonderlijk in de oren hebben geklonken want haar man was zeker geen vriend van de Duiters. Op haar vraag wat de bedoeling was gaf hij als antwoord: “thee zetten”. Ook de Duitser zullen wel verwonderd zijn geweest bij zo’n onthaal. Eenmaal in gesprek kwam de aap al gauw uit de mouw. Gerrit vertelde hen dat hij binnenkort ook eens bij Hitler wilde informeren hoe zijn appels smaakten. Hierna zijn de Duitsers nooit weer in de appelhof geweest want  discipline stond hoog aangeschreven bij Duitse soldaten en het stelen van goederen werd niet getolereerd en zwaar bestraft.

Miedleane 25. Hier woonden Gerrit en Aafke Boomsma.

Miedleane 25. Hier woonden Gerrit en Aafke Boomsma.

Lang niet alle Duitse soldaten waren even fanatiek en sommigen lieten zich regelmatig van hun menselijke kant zien omdat zij ook maar gewone soldaten waren die ver van huis en haard hun dienstplicht moesten vervullen.

Toen de Duitsers op de hoogte waren van de aanwezigheid van een radio op Miedleane 8 werd er een inval gedaan. De radio was verstopt in de hooiberg in het Lyts Hûs dat  naast het voorhuis stond.  Uiteraard maakte Dirk Boomsma zich grote zorgen vooral toen men onder het hooi een jute zak vond waar de radio in zat. Maar de betreffende soldaten toonden geen enkele reactie en gooiden de zak nonchalant opzij hoewel zij zich heel goed moeten hebben gerealiseerd dat de radio hierin verborgen moet hebben gezeten.

Vermeldenswaard is ook de keer dat Gijsbert Boomsma en Jan Heeringa op het land werkzaam waren en er een Duits jachtvliegtuig overvloog. In zijn jeugdige overmoed  richtte Gijsbert zijn schoffel op het vliegtuig. De piloot kwam hierop met een grote boog terug en scheerde zo laag over hen heen dat zij zich op de grond hebben laten vallen. Gelukkig voor hen opende de piloot echter niet het vuur en kwamen zij met de schrik vrij.

In 1942 komt Jan Kaper als onderduiker op Miedleane bij Jan Heeringa en Attje Boomsma. Zij waren na het overlijden van Gijsbert Tjeerds Boomsma in 1942 op nr. 10A gaan wonen. Na hun huwelijk woonden zij bij Attjes ouders, Dirk en Tjerkje Boomsma, in en wanneer de woning op 10A vrijkomt gaan zij hier in wonen. Gijsbert Boomsma was de

Jan Kaper

Jan Kaper

grootvader van Attje. Jan Kaper was marechaussee maar weigerde mee te werken aan de arrestaties van de Joden. Hierdoor moest hij onderduiken en de kans is groot dat hij Jan Heeringa kende. Jan Heeringa was weliswaar in Tzummarum geboren maar in zijn jeugd naar St. Jacobiparochie verhuisd waar ook Jan Kaper vandaan kwam. Lang heeft Jan Kaper daar niet ondergedoken gezeten.

Om op zolder van het linker gedeelte van de woning (10a) te komen moest je gebruik van de trap van het rechter gedeelte (nr. 8) van de woning. De bewoonster van het rechter gedeelte heeft destijds bemerkt dat er een onderduiker aanwezig was en heeft dat toen aangegeven bij de politie. Het is aan Jelle Kuiken, destijds politieagent, te danken dat hij niet is opgepakt.

Op de daarop volgende zondagochtend, toen mijn grootmoeder Tjerkje Boomsma naar de kerk ging, kwam de vrouw van Jelle Kuiken naast haar zitten. Dat was merkwaardig omdat zij gewoonlijk op een andere plaats in de kerk zat. Zij fluisterde mijn grootmoeder echter toe dat haar man de volgende ochtend op de Miedleane moest zijn. Na afloop van de kerkdienst ging mijn grootmoeder terug naar huis en vertelde het verhaal aan mijn grootvader die uiteraard onmiddellijk begreep waar het om ging. Jan Kaper is toen naar de Miedleane 23 verhuisd en uiteraard werd er niemand op nummer 10A aangetroffen.

Miedleane 10A en 8 (rechts)

Miedleane 10A en 8 (rechts)

Maar Jan Kaper was geen model onderduiker en nam het soms met de veiligheid niet zo nauw. Het gebeurde wel dat hij op zondag bij het hek van de kerk stond waardoor hij niet alleen zichzelf maar ook anderen in gevaar bracht. Grootvader heeft om die reden contact opgenomen met Dirk Schotanus die uitaard ten stelligste ontkende ook maar iets met het verzet te maken te hebben. Niet veel later verhuisde Jan Kaper naar Akkerwoude. Op 15 april 1945, vlak voor het einde van de oorlog, is hij op 23 jarige leeftijd gesneuveld in een gevecht met de Duitsers.

 

 

 

 

JanKaper

In St. Jacobiparochie is een monument ter nagedachtenis voor hem opgericht. In het Fries Verzetsmuseum, onderdeel van het Fries Museum, staat zijn naam met foto vermeld bij de gesneuvelden.

Wordt vervolgd.

Jelle Feenstra – Jistrum 2015