In 1959 vierde ‘beppe Ooievaar’ haar negentigste verjaardag in Minnertsga. De toenmalige weduwe Lolkje Douma-Faber en oud-baakster stond in de omgeving bekend als ‘beppe Ooievaar’.

Bij nacht en ontij stond zij klaar en heeft in haar carrière tussen de tweehonderd en driehonderd ‘lytse poppen’ gebakerd. Beppe Ooievaar’ is bepaald niet uit weelde baker geworden en evenmin was het haar roeping. Het was bittere noodzaak om de schamele verdiensten van haar man wat aan te vullen. ‘Als er één armoede heeft gekend, ben ik het wel’, vertelde zij toen aan een journalist van de Leeuwarder Courant. ‘Ik heb zelf zes kinderen het is meer dan één keer voorgekomen dat zij met de honger in de hals naar bed gingen. En de paar centen die de kinderen met nieuwjaarswensen ophaalden, heb ik vaak moeten gebruiken om klompjes te kopen’. Maar al die zorgen, hebben ‘beppe Ooievaar’ nimmer klein gekregen. Zij heeft ze moedig en ook met een grote blijmoedigheid gedragen. Zij had haar onverwoestbaar opgewekte humeur mee of zoals zij zelf zei: ‘Ik haw nea in grynder west en dat wurd ik ek nea’.

Lolkje Douma-Faber

Lolkje Faber was een vrouw die wist van aanpakken. Na haar trouwen –zij was toen 21 jaar – heeft zij eerst vijftien jaar lang met de ‘bôlekoer’ gelopen om wat bij te verdienen. Pas op haar 35ste jaar is zij begonnen met het bakeren. Dat was in Firdgum, waar zij twee jaar heeft gewoond. Haar buurvrouw moest in de kraam en dokter Piebenga vond het prima dat Lolkje haar zou bakeren. Haar eerste kind was Wiebe Groeneveld geboren op 24 maart 1905 en die later in 1929 trouwde met Baukje Waardenburg. Na Wiebe zijn er nog vele ‘lytse poppen’ door haar gebakerd, maar hoeveel dat precies zijn geweest heeft Lolkje niet opgeschreven. Dat kon zij ook niet, want schrijven heeft zij in die paar jaar dat zij naar school is geweest, nauwelijks geleerd. ‘Mar rekkenje kin ik as de bêste. Ut de holle.’, zo vertelde zij.

‘Beppe Ooievaar’ had overigens ook geen papierengeheugen nodig, want haar eigen geheugen was ook op haar bijna 90ste verjaardag nog steeds ijzersterk. Van ieder ‘lyts popke’ die zij de eerste luier had omgedaan, wist zij nog haarfijn naam en geboorte datum te noemen. De laatste van de reeks bakerkinderen was haar kleinzoon Izaak Tichelaar en zij was toen al enkele jaren de tachtig gepasseerd. Lolkje is opgehouden met bakeren omdat haar ene been niet zo goed meer meewerkte en dat vond zij toen erg jammer: ‘Hwant nou is der mei it bakerjen jild te fertsjinjen. Ik ha nea mear hân as in daelder deis, mar faak krige ik mar in kwartsje. En soms haw ik it ek wol fergees dien, as in earme stumper it net betelje koe’. Maar zij was verontwaardigd over diegenen die wel konden betalen maar dat niet deden. ‘Hja soene it jild wol efkes bringe. Ja bringe! Noait bringe!’.

‘Beppe Ooievaar’ woonde de laatste jaren van haar leven in een huisje van de diaconie op de Rispinge in Minnertsga, rustig genietend van haar ouderdomspensioen. ‘Dizze wike kin ik wer in moai protsje jild ophelje’, vertelde zij glunderend de journalist van de krant. Deze journalist schreef verder nog dat hij of zij eerst voor de dichtedeur kwam om het interview af te nemen, want Lolkje was op verjaardagsvisite bij de vrouw van Romke Wijngaarden.

Bron: Leeuwarder Courant