Hoe komt een bakker uit een Fries dorp plotseling in de grote politiek terecht en waarom wordt hij daarna van de ene dag op de andere weer bakker? Ale Ales Bakker (1745 – 1807), bakker uit Minnertsga, klimt in de beginjaren van de Bataafse Republiek op tot belangrijke functies in de plaatselijke, provinciale en landelijke politiek. Even plotseling als hij van bakker politicus wordt, wordt hij van politicus weer bakker.

In de Bataafse Republiek kunnen, voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis,  ‘homines novi’ (nieuwe mannen) politiek carrière maken. Hoe dit hun leven volkomen verandert, beheerst en (vaak) frustreert, wordt geïllustreerd aan het levensverhaal van Ale Bakker.

Links rood omlijnd het pand waar Ale Ales Bakker zijn bakkerij had. Tot eind 2019 was het nog steeds een bakkerij. (foto omstreeks 1900)

Ale wordt in de nacht van 18 op 19 maart 1745 geboren in Minnertsga in de grietenij Barradeel als jongste zoon van Ale Jelles Bakker en Saakje Wouters. Hij wordt op 27 april 1745 gedoopt in de  Nederduits Gereformeerde kerk. Vader Ale is bakker aan de Tsjillen in Minnertsga. De bakkerij is geen eigen bezit maar van de plaatselijke diaconie. Het gezin wordt omschreven als ‘weinig gegoed’. Zoon Ale volgt zijn vader op als bakker. Als hij twintig jaar is, trouwt hij op 9 februari 1766 in Minnertsga met de boerendochter Trijntje Jans, afkomstig uit Wijnaldum. Hun huwelijk blijft kinderloos.

Als de Fransen, samen met gevluchte patriotten, in 1795 Nederland binnenvallen en  stadhouder Willem V verjagen, begint Ales politieke loopbaan. Van februari 1795 tot juni 1798 is hij actief in de plaatselijke, provinciale en landelijke politiek.

Ale overlijdt op 23 september 1807 in Minnertsga op 62-jarige leeftijd. Zijn weduwe Trijntje betreurt zijn heengaan op 3 oktober van dat jaar in een overlijdensbericht in de Leeuwarder Courant: ‘Alle die zijn caracter kenden zullen met mij mijn verlies betreuren’. Toch zal niet iedereen het overlijden van Ale Ales Bakker betreurd hebben. Hij heeft namelijk tijdens zijn politieke carrière vele vijanden gemaakt.

De bakker aan het werk. Detail van tekening gemaakt door Anton Pieck.

ALE, DE BAKKER
In de tweede helft van de achttiende eeuw woedt een felle strijd tussen de patriotten en de prinsgezinden. De Republiek verkeert in een politieke, financieel-economische, militaire en morele crisis en de patriotten houden stadhouder Willem V hiervoor verantwoordelijk. Zij streven naar democratisering van de samenleving en richten gewapende vrijkorpsen op. In 1787 ontwikkelt zich een revolutionaire situatie. De stadhouder trekt zich terug in Nijmegen maar wordt weer op zijn zetel in Den Haag geholpen door zijn zwager Frederik Willem II, koning van Pruisen. Deze stuurt een groot leger naar de Republiek. De patriottische vrijkorpsen vormen hiervoor geen enkele partij. Veel patriotten vluchten, het merendeel naar Frankrijk.

Er zijn geen aanwijzingen dat Ale bij de gebeurtenissen van 1787 betrokken is geweest. Hij is ook niet als balling naar Frankrijk gevlucht. Maar in 1795 blijkt Ale zich tot de patriottische zaak bekend te hebben. Of misschien is hij er wel toe bekeerd. Minnertsga had namelijk een uitgesproken patriottische predikant, Douwe (of Dominicus) van der Schaaf. Een dominee die wordt omschreven als ‘ijverig patriot’ en van wie ze in Minnertsga zeggen: ‘Ús dûmny is patriot yn ieren en sinen’ (Onze dominee is patriot in hart en nieren). Deze wordt in 1790 beschuldigd van subversieve activiteiten tijdens de revolutiepoging van 1787 en voor drie jaar uit Friesland verbannen. Ale, afhankelijk van de diaconie, zal ongetwijfeld regelmatig onder zijn gehoor gezeten hebben.

In februari 1795 veroveren Franse revolutionairen samen met het Bataafse Legioen van uitgeweken patriotten de Republiek en verjagen de stadhouder. Ook in Barradeel vindt de omwenteling plaats. Op 16 februari wordt het gemeentebestuur in de hoofdplaats Oosterbierum afgezet en vervangen. Het Committé Revolutionair van Barradeel stelt vervolgens een commissie aan om een zuivering te houden onder de ambtenaren van het oude regime. Ale is een van de leden. De commissieleden besluiten in hun revolutionaire ijver de zuiveringsactiviteiten niet tot hun grietenij te beperken. Samen trekken ze naar Harlingen en ontslaan hier de oranjegezinde leden van het gemeentebestuur. Het provinciale Committé Revolutionair keurt de gang van zaken goed. De dag erna, de 17e, wordt in Minnertsga aan de Tsjillen, vlakbij Ales bakkerij, een vrijheidsboom geplant. Ale houdt hier ‘een aanspraak aan de gewapende burgers en verdere omstanders’. Daarna wordt rond de boom gezongen en gedanst en de dag wordt ‘in vrolijkheid en gulle eensgezindheid’ besloten met bier en jenever in herberg De Roscam.

ALE, DE JACOBIJN 
Het optreden van Ale Bakker in Minnertsga en Harlingen is opgevallen en hij wordt door zijn mede-patriotten naar Leeuwarden afgevaardigd. Als vertegenwoordiger van  Barradeel is hij van 23 juni 1795 tot oktober 1797 lid en ook enige malen voorzitter van het Friese bestuur, de Vergadering van Representanten van het Volk van Friesland, dat gekozen wordt door bijna alle mannen van 20 jaar en ouder. Van de 60 leden van deze vergadering zijn er maar liefst 18 dominee, voornamelijk voor het platteland. De radicalen smalen dat die ‘domme boeren’ eigenlijk geen stemrecht verdienen. Bakker stelt daarom op 18 juli 1795 voor om het salaris van dominees niet langer uit de staatskas te betalen maar ze ‘op hunne eigene kosten hunnen dienst te laten vervullen’.

Als voormalig zuiveraar van het bestuur van Barradeel en Harlingen wordt Ale lid van het Comité van Waakzaamheid, een groep fanatieke revolutionairen die de zuiverheid van de revolutionaire beginselen moet handhaven, en van een commissie die van alle Friese ambtenaren moet nagaan ‘of dat de Amptenaaren door een sterke gehegtheid aan de oude Constitutie en weerzin in alles wat tot de nieuwe orde van zaken betrekkelijk is, bezield worden’.  Hij is betrokken bij het ontslag van rechters die worden beschuldigd van onvoldoende vaderlandsliefde en plichtsbetrachting. In november 1795 valt hij de Bildtse strandmeester (dijkwacht) Daniel La Fleur aan. Hij schrijft dat hij ‘genoegzame bewijsen dat hij hem dien post onwaardig gemaakt heeft en verzoekt om gemelde D. La Fleur te doen ophouden dien post waar te nemen’. (Hij stelt – tevergeefs – voor La Fleur te vervangen door mijn voorvader, de verarmde timmerman en patriot Sjoerd Pieters Schaaf uit Vrouwenparochie.)

Eerste Nationale Vergadering van de eerste moderne Nederlandse Volksvertegenwoordiging.

Ale is een radicale patriot, een ‘Jacobijn’, die zich gedreven inzet voor meer gelijkheid tussen alle mensen. Als een tekort aan rogge dreigt, stelt hij voor deze van buiten Friesland te importeren. Het provinciaal bestuur regelt vervolgens dat arme mensen roggebrood kunnen kopen voor een stuiver. Als echter geconstateerd wordt dat ook mensen die eigendommen bezitten en ‘wier vrouwen met goud versierd zijn’ hiervan profiteren, bepaalt Ale dat alleen diegenen die minder dan vier gulden per week verdienen recht hebben op deze regeling. Maar wie voor zijn plezier een hond heeft, wordt er ook van uitgesloten.

Begin 1796 woedt in Friesland een hevige strijd tussen federalisten en unitariërs. De eersten willen de ‘aloude Friesche Vrijheid’ zoveel mogelijk handhaven en de laatsten willen de provincie laten opgaan in de nieuwe Bataafse Republiek. Het platteland met zijn ‘domme boeren en dominees’ is in meerderheid federalistisch. Leeuwarden is de machtsbasis van de unitariërs en binnen deze stad weer de Fraterniteit, de patriottische sociëteit aan de Nieuwestad 150. Unitariërs en federalisten worden beurtelings door hun tegenstanders in de Blokhuispoort gevangen gezet. Ale, als radicale unitariër, bemoeit zich volop met deze strijd. De (antirevolutionaire) schrijver Cornelis van der Aa omschrijft hem later als ‘de beruchte Ale Ales Bakker, welken wij in het Leeuwarder Blokhuis als eenen woedenden Jacobijn woeden zagen’. Uiteindelijk zegevieren op 22 februari de unitariërs. De weinige overgebleven Representanten gelasten de naar Groningen gevluchte federalisten ‘die met verzaking van eed en pligt de souvereiniteit des volks opentlijk hebben aangerand’ te arresteren. Was getekend: A.A. Bakker, voorzitter. Friesland doet mee aan de Nationale Vergadering en stuurt afgevaardigden, onder wie de unitariër C.L. van Beyma.

Ale legt op 23 juni 1796 de eed af op de nieuwe ‘Verklaaring’ en gaat namens de grietenij Het Bildt deel uitmaken van het Provinciaal Bestuur van Friesland. Zijn naam staat onder vele decreten: zo bepaalt hij dat weeskinderen voortaan niet meer aan hun kleding herkenbaar mogen zijn, dat de deftige banken voor de elite in de kerken worden afgeschaft en dat patriotten die schade hebben geleden door hun ballingschap na de mislukte revolutiepoging van 1787 schadeloos  worden gesteld.

Op 21 november 1796 verschijnt er van Ale Bakker een pamflet van acht pagina’s getiteld ‘Iets uit Liefde tot het Vaderland aan het Nederlandsche volk’. Hierin pleit hij voor meer eenheid en meer democratie. Maar dat geldt niet voor iedereen. Want voor de toekomstige grondwet  mogen, volgens Ale, alleen patriotten stemmen, ‘lieden die hun pligt betrachten en die voorbeelden van deugd zijn’.

ALE, DE INQUISITEUR
Dan roept de landelijke politiek Ale. De Eerste Nationale Vergadering had een staatsregeling (grondwet) moeten ontwerpen maar kreeg dit door ruzies tussen federalisten en unitariërs niet voor elkaar. Daarom wordt deze vergadering op 1 september 1797 vervangen door de Tweede Nationale Vergadering. Ale Bakker wordt hiervan op 9 oktober 1797 lid, als afgevaardigde van het district Drachten. De ruzies blijven echter voortduren. Federalisten richten hun pijlen ook op Bakker. Op 6 januari 1798 beticht het gematigd patriottische blad Heraclyt en Democryt hem ervan dat hij ooit een bruiloftsgedicht zou hebben geschreven ‘in het welk hij het huis van Oranje hemelhoog verheft’.

De ontwikkelingen gaan de unitariërs veel te langzaam. Daarom plegen ze op 22 januari 1798 een staatsgreep. Een aantal leden, onder wie Van Beyma (die als niet unitarisch genoeg wordt gezien), wordt gevangengezet. Hoewel Ale schrijft de ‘onaangenaame omstandigheit’ van zijn Friese vriend te betreuren, steunt hij de staatsgreep van harte. Van 22 januari tot 4 mei 1798 is hij lid van de Constituerende Vergadering.

De Vrijheidsboom (in het midden) die rond 1900 gebruikt werd al steun voor houten (steiger) palen van timmerman Van der Velde.

Ale, bekend als zuiveraar van het ambtenarenapparaat, wordt voorzitter van een commissie die ambtenaren op hun betrouwbaarheid moet onderzoeken. Deze commissie adviseert op 20 februari dat alle ambtenaren een nieuwe eed moeten afleggen tegen stadhouderschap, federalisme, aristocratie en regeringloosheid. Wie dit niet doet, wordt als ‘nutteloze en onwaardige’ ambtenaar ontslagen. Deze maatregel wordt daarna door de stedelijke en gewestelijke bestuurders uitgevoerd. Vele ambtenaren, van sluiswachters en schoolmeesters tot burgemeesters, worden ontslagen en tot de bedelstaf veroordeeld. Gematigde patriotten spreken er schande van. Zo noemt Cornelius Rogge de maatregelen in zijn boek ‘Geschiedenis der staatsregeling voor het Bataafsche volk’ een ‘volstrekte Staatkundige Inquisitie’.

Nadat de nieuwe staatsregeling is aangenomen, wordt de Constituerende Vergadering op 4 mei 1798 vervangen door het Vertegenwoordigend Lichaam, waarvan Ale ook lid is. Dit gaat te gronde aan interne ruzies. Op 12 juni wordt door gematigde leden een nieuwe staatsgreep gepleegd. De politieke carrière van Ale Bakker is van de ene dag op de andere voorbij. Hoewel de Republiek een eenheidsstaat is geworden, is de rol van de radicale unitariërs uitgespeeld.

ALE, OPNIEUW BAKKER
Voor Ale is er nog maar een plaats waar hij naar toe kan: de bakkerij aan de Tsjillen in Minnertsga. Van enige politieke activiteit is in de jaren na 1798 niets bekend. Hij overlijdt op 23 september 1807 op 62-jarige leeftijd. Zijn weduwe Trijntje blijkt een goede ‘bakkersche’.  Zij is zelfs in staat de bakkerij te kopen.

Op 5 maart 1825 laat Trijntje, ‘zijnde ziek van ligchaam dog hare verstandelijke vermogens volkomen magtig’ haar testament opmaken. Haar bezittingen, waaronder een gouden oorijzer, ‘kettings met het gouden kroontje’ en een zilveren beugel, worden, omdat er geen eigen kinderen zijn, vermaakt aan vooral (achter)neven en (achter)nichten. Een maand later, op 3 april, overlijdt ze. Notaris Steensma verkoopt op 25 april bij opbod  ‘een welbeklante huizinge en bakkerij met stede, grond en toebehoren, laatst door de weduwe Ale Ales Bakker met den dood ontruimd’. Deze bakkerij is ‘gedurende een reeks van jaren met het beste succes gedreven’.  De waarde van Trijntjes bezittingen wordt op een kleine 6000 gulden getaxeerd. De weduwe van de man die fulmineerde tegen ‘vrouwen die met goud versierd zijn’ is in goeden doen overleden.

In de Bataafse Republiek kunnen, voor het eerst in onze geschiedenis, ‘homines novi’ (nieuwe mannen) politiek carrière maken. Ale Bakker is zo’n voorbeeld van een gewone burger die plotseling belangrijke functies vervult in de nieuwe republiek. Daarin heeft hij gemerkt dat de bestuurlijke praktijk met al zijn problemen vaak weerbarstiger is dan de revolutionaire idealen, hoe gedreven die ook uitgedragen worden.

 

MEER LEZEN?

Brood, P. e.a., Homines novi, De eerste volksvertegenwoordigers van 1795, Amsterdam 1993
Rosendaal, Joost, Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787 – 1795, Nijmegen 2003
Schama, Simon, Patriotten en bevrijders, Revolutie in de Noordelijke Nederlanden, Amsterdam 1989,

 

BIOGRAFIE:
Sjoerd Schaaf (Dokkum, 1949) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht en werkte als geschiedenisleraar en schoolleider in Apeldoorn. In zijn historische onderzoeken  wil hij laten zien hoe gewone mensen beïnvloed zijn door de tijd waarin ze geleefd hebben en hoe ze (soms, een heel klein beetje) invloed daarop hebben kunnen uitoefenen. Daarnaast is hij humanistisch spreker bij uitvaarten.