Het familiearchief van de Miedema’s bevat een aantal prachtige oude foto’s, advertenties uit de krant, rouwbrieven, ondertrouwkaartjes en andere documenten die ik zorgvuldig bewaar. Ook zitten er twee hele oude schoolschriften in van Bauke Jansz Miedema. Het zijn prachtige met een kroontjes pen geschreven opstellen van een puber. Maar zijn die opstellen door hem zelf bedacht of heeft hij ze overgeschreven en wie was die Bauke?

 

Bauke is geboren op 26 november 1885. Hij was het eerste kind van Jan Hessels Miedema Schoolschrift-Bauke-Jansz-Miedemaen Gelbrig Tuinhof. Bauke kreeg er later nog drie broertjes en twee zusjes bij. Hessel, Trijntje, Grietje, Andries en Johannes. Op 18 januari 1900 is het gezin Miedema in diepe rouw. Dat blijkt uit een geschrift, wat overigens een kopie is, dat bij de schoolschriften zit.

Het is een briefje met een formaat van ongeveer een half A4-tje dat, aan de vouwlijnen te zien, klein opgevouwen is geweest. Vermoedelijk is het met de hand beschreven papiertje het officiële rouwbericht van de familie.

De inhoud is als volgt:

Hier rust het stoffelijk overschot van Bouke Jansz Miedema.

Geboren te Minnertsga op 26 nov: 1885

Gestorven alhier 18 jan: 1900

Deze jeugdige bloem werd uit onzen huiselijken hof, helaas! te vroeg geplukt. Doch wij willen Gode zwijgen. [ zin onleesbaar] Werdt g’ons door God geleend. De tijd is om – de liefde weent. Toch is de Hoop verblijd; De liefde zucht: Het moet geschieden. De Hope juicht: Tot wederzien!

Moeder Gelbrig Tuinhof

Moeder Gelbrig Tuinhof

Op de achterkant staat: ‘Hoort, te midden van ’t treuren, Klinkt een welbekende stem: Ouders, wilt niet troostloos treuren. O, ik heb ’t zoo goed bij Hem! Hebt ge om mijn herstel gebeden. God gaf mij een beter lot, Kort geleefd is kort geleden. Vroeg gestorven, vroeg bij God!’.

Hoe je deze tekst ook wilt interpreteren; bedroefdheid en hoop zijn in een paar zinnen verweven. Uit de zin: ‘Hebt ge om mijn herstel gebeden’, is op te merken dat Bauke kennelijk ziek is geweest en dat hij daarvan niet is herstelt. Wat zal er een verdriet zijn geweest in het gezin en de familie toen de 14-jarige ‘jeugdige bloem’ kwam te overlijden.

 

 

 

 

Vader Jan Hessels Miedema

Vader Jan Hessels Miedema

De twee schoolschriften van Bauke zijn door de nabestaanden zorgvuldig bewaard gebleven en waarschijnlijk gekoesterd als een aandenken. Immers het zijn opstellen die Bauke met zijn eigen hand heeft geschreven. Een prachtig handschrift waarop hij van de meester, op een enkele keer na, de beoordeling goed of zeer goed kreeg. Of Bauke de teksten ook zelf heeft bedacht, is nog maar de vraag. Het is haast niet voor te stellen dat zo’n jonge jongen zulke mooie geformuleerde zinnen maakt en dat hij al over die woordenschat beschikte die in zijn opstellen is te lezen. Waarschijnlijk kregen de leerlingen op school teksten voorgelegd die zij in schoonschrift over moesten schrijven. Bij een paar opstellen is de waardering van meester: matig. Daarmee doelt hij op het schoonschrift want je kunt zien dat Bauke die opstellen inderdaad wat haastig heeft geschreven.

Op de voorkant van een van de schriften staat de datum 5 sept. 1899 op het etiket. Dat schrift heeft hij dus, op school of thuis, in de laatste maanden van zijn veel te korte leven vol geschreven. Heel opvallend is zijn opstel halverwege het schift met de titel: Komen en gaan.

Winkeltje a/d Meinardswei. Vlnr: Trijntje, Grietje, moerder Gelbrig en Berber

Winkeltje a/d Meinardswei. Vlnr: Trijntje, Grietje, moerder Gelbrig en Berber

‘Komen en gaan, verschijnen en verdwijnen, opgaan en zinken, bloeien en verkwijnen is het onverbiddelijke lot van alles. De mensch wordt geboren, hij leeft een lange of korte weg, hij sterft en daalt in ’ t graf. De bloem ontluikt; ze bloeit heerlijk; ze verbleekt, kwijnt weg en de wind verstrooit hare blaadjes. In ’t voorjaar verblijden wij ons met een hart vol weemoed; ons koud klimaat verlaten. De tijd van komen is zoet. De arme visschersvrouw voelt het hart van vreugde klappen, als haar brave man, na de baren te hebben bekamt, behouden weerkeert in de schalmele hut. Voor de verlaten weduwe is de tijd van komen eveneens zoet, als haar enige zoon, na jaren in den vreemde te hebben rond gezworven, onverwachts het ouderlijke huis komt binnenstormen. De komst van een kleinen wereldburger is voor de gelukkige ouders een zalige tijd. Het kind, jongeling geworden, ziet vol verlangen den tijd tegemoet, wanneer hij man zal worden.

De tijd van gaan is wreed. De smart der ouders is wanhopend, als een veelbelovende zoo hun in de lente zijns levens wordt ontrukt. Als een liefdevol, oppassend huisvader aan zijn gezin wordt ontnomen, zijn alle huisgenoten wanhopend van smart. De tijd van gaan verrast ons maar al te vaak. Dit moeten we vooral bedenken op de blijde omstandigheden van ons leven. We zullen er ons sterker door gevoelen, als de ure van gaan is gekomen’.

Op welke lagere school Bauke heeft gezeten, is niet bekend. Bauke woonde met zijn ouders aan de Voorstreek, de latere Meinardswei. Het huis stond op de plaats van waar nu huisnummer 74 staat. Bauke zijn vader was arbeider en zijn moeder dreef een kruidenierswinkeltje met wat huishoudelijke artikelen. Na de dood van Bauke werd ruim twee jaar later nog een kindje – Berber – geboren in het gezin van Jan Hessels Miedema en Gelbrig Tuinhof.

De herinnering aan Bauke Jansz Miedema is bewaard gebleven in de vorm van deze twee schoolschriften. Bauke was een broertje van Grietje Miedema (1891-1953) die later trouwde met Sipke (Sip) Zoodsma (1887-1974), de beppe en pake van mijn vrouw.