Familieleden en vrienden, waaronder ook mijn vader, stonden zaterdag 24 juni 1950 op het kerkhof bij het open graf, bestemd voor het stoffelijk overschot van Roelof Frederiks Lelia. Waarschijnlijk hebben de meesten van de aanwezigen bij de open groeve niet geweten dat hier de laatste naamdrager van een oud Fries boerengeslacht aan Moeder Aarde zou worden toevertrouwd.

Boerderij Groot Folta

Boerderij Groot Folta

Oorspronkelijk kwam de familie Lelia van Ternaard. Wijbe Rinderts en zijn vrouw Aaltje Douwes woonden daar rond 1760 op een van de twee Lelia-states die Ternaard rijk was en waarvan ook de familienaam Lelia is afgeleid. Wijbe en Aaltje kregen zes kinderen, waaronder Rindert die geboren werd in 1765. Hij trouwde op 12 augustus 1792 in Ternaard met Antje Roelofs Olivier, een dochter van de landbouwer Roelof Laurens Olivier en Antje Jans van der Meij uit Holwerd. Rindert en Antje bleven tot 1800 op Lelia-state wonen waar vier van hun kinderen werden geboren. Daarna is het gezin verhuisd naar een boerderij onder Marrum aan de Heerenweg. Die boerderij kreeg ook de naam Lelia-state. Hier werden nog drie kinderen geboren.

Eén van de kinderen heette Roelof Rinderts en werd geboren op 29 augustus 1802. Hij trouwde op 22 september 1831 met Anna Roelofs Gillis die op 21 november 1809 in Blija was geboren. Anna was een dochter van de heel- en vroedmeester Frederik Gilles en zijn tweede echtgenote van Remekjen Klases Duijff. Bij het huwelijk vestigde het echtpaar zich in Marrum, maar verhuisde vóór 1838 naar Minnertsga. Zij gingen wonen op de boerderij Groot Folta aan de Hearewei 25. In Marrum hadden Roelof en Anna al een kind gekregen, dochter Riemkje geboren in 1832. In Minnertsga werden nog zes kinderen geboren: Antje, Aaltje, Frederik Roelofs, Lambertus, Roelof en nog een Antje omdat de eerste slechts vier jaar is geworden.

Op 19 april 1851 hield Roelof Rinderts boelgoed op zijn boerderij. De hele boereninventaris werd openbaar verkocht. De opbrengst was fl. 2.408,00 (gulden). Wat de reden is geweest van het beëindigen van het boerenbestaan, is niet duidelijk. De boerderij was eigendom van het St. Anthony-gasthuis in Leeuwarden die de boerderij verpachten voor een bepaalde periode. Het kan zijn dat Roelof Rinderts niet in aanmerking kwam voor een nieuwe pachtperiode en daarom is verzocht om de boerderij te verlaten.

Mogelijk dat hij dat zag aankomen, want op 2 oktober 1850 heeft hij – Roelof Rinderts is dan 48 jaar – de herberg gekocht die aan de toenmalige Langestreek stond. De verkopers waren Jan Dirks van der Weide en zijn vrouw Marijke Klazes Dijkstra. De koopsom was fl. 3.500,00 (gulden). De koopakte werd bij notaris Pieter Lolles Steensma gepasseerd en Roelof Rinderts en Anna Roelofs waren vanaf dat moment de uitbaters van de herberg.

Het pand van Schotanus toen de bovenverdieping nog niet was verbouwd.

Het pand van Schotanus toen de bovenverdieping nog niet was verbouwd.

De Langestreek was vroeger wat nu Meinardswei is. Deze herberg was de voorloper van de herenconfectiezaak van de fa. Schotanus en café-snackbar ’t Centrum. De herberg werd bij de koop omschreven als ‘ene sterke huizinge en herberg, met stalling, woningen en een houten hok, staande en gelegen op het best van het dorp, ’t Wapen van Friesland genoemd’.

Lang houden Roelof en Anna het niet uit in de herberg. Zij verkopen hun zaak op 19 december 1854 aan de logementhouder Ernst van der Zee uit Frankeker. Met behulp van notaris Piet Zeper Dirkszn, de opvolger van notaris Steensma, werd de verkoop notarieel geregeld.  De overdracht vond plaats onder enkele voorwaarden waaronder ook dat Roelof niet het ‘herbergiersgereedschap’ zou mee verkopen. Kennelijk had hij nog plannen om eventueel elders een herberg te beginnen. De zaak werd verkocht voor fl. 3850,00 (gulden).

Schijnbaar zijn zij toen verhuisd naar de boerderij aan de Ferniawei waar het loonbedrijf van Bekius is gevestigd, want volgens de overlijdensakte van Roelof Rinderts zijn vrouw, is zij daar in mei 1858 overleden. Dat was toen huisnummer 2. Roelof Rinderts zelf is in augustus 1868 overleden in de woning ernaast, huisnummer 3.

Hun zoon Frederik werd later gardenier en werd daarmee een van de vele gardeniers in Minnertsga. Frederik trouwde op 33-jarige leeftijd met de 27-jarige Janke Jacobs Groeneveld. Zij was een dochter van Jacob Jillis Groeneveld en Akke Heins Reisma. Uit het huwelijk van Frederik Roelofs Lelia en Jank Jacobs Groenveld werden twee kinderen geboren. Hun eerste kind werd op 20 april 1874 geboren en kreeg de naam van zijn grootvader van vaderskant, Roelof. Het tweede kind was een dochter die zij Akke noemden. Zij werd geboren in 1876 en overleed in 1894 op 18-jarige leeftijd. Het gezin woonde in een huisje aan de Tilledyk, recht tegenover de Tsjillen. Na het overlijden van de ouders, bleef Roelof hier wonen. Roelof is nooit getrouwd geweest en was net zoals zijn vader, gardenier. Voor de huishouding had hij Baukje Meijer in dienst die na een korte periode van ziekte op 41-jarige leeftijd bij hem thuis kwam te overlijden.

Woning aan de Tilledyk, hoek Tsjillen. Vlnr: Frederik Roelofs Lelia, Roelof Frederiks Lelia en Janke Jacobs Groeneveld

Woning aan de Tilledyk, hoek Tsjillen. Vlnr: Frederik Roelofs Lelia, Roelof Frederiks Lelia en Janke Jacobs Groeneveld

Daarna kwam Aafke de Ruiter van Hogebeintum als huishouster in dienst bij Roelof. Zij trouwde later met mijn pake Gerrit Bouma. Gerrit en Aafke kwamen te wonen op Dirkjebuorren waar Roelof ook vaak kwam. Mijn beppe bleef de huishouding doen bij Roelof. Toen Roelof ziek werd, verbleef hij bij mijn pake en beppe in huis. Toen mijn vader na drie jaar in januari 195o weer terugkwam vanuit Nederlands-Indië, zal het wel even passen en meten zijn geweest op Dirkjebuorren om ook mijn vader weer onderdak te geven.

Roelof overleed op 20 juni dat jaar op 76-jarige leeftijd. Inmiddels was Roelof de laatst overgebleven naamdrager van de Lelia’s en met hem stierf ook de familienaam Lelia uit. Roelof is begraven aan de noordzijde van de kerk in het graf van zijn ouders en zijn jong overleden zus. Hij had bij leven geregeld dat er in één keer voor eeuwig werd betaald voor de grafrechten en het onderhoud voor zijn laatste rustplaats. Maar na zo’n 45 jaar was de grafzerk in zeer slechte staat van onderhoud. In 1994 waren er plannen om de graven te ruimen. Mijn vader, die Roelof erg goed heeft gekend, kreeg bericht van de voorgenomen ruiming. Omdat er geen familie van Roelof Lelia meer was om daarover te beslissen en omdat mijn vader zich verbonden voelde met Roelof Lelia zijn nagedachtenis, werd er besloten om de graven deels te ruimen en de grafzerk te laten restaureren. In overleg werd afgesproken dat die grafzerk zou blijven staan zolang mijn vader leefde. Mijn vader is in de zomer van 1996 overleden en de grafzerk  . . . . . . die staat er nog steeds als laatste herinnering aan het uitgestorven geslacht Lelia.

 

De onderlinge familiebanden staan op www.gen.minnertsgavroeger.nl

 

 

 

505